Hoe stel je voor elk kind verschillende doelen bij het gepersonaliseerd onderwijs?
Tijl Rood
Directeur bij Basisschool de Verwondering
Gepersonaliseerd leren weerspiegelt de situatie die kinderen of studenten later in hun leven zullen tegenkomen: het kunnen combineren van individuele behoeften en vaardigheden in het kader van een gecombineerde teaminspanning.
Het gepersonaliseerde onderwijs gaat niet uit van een vaste methode of opleidingsprogramma. Het kan afgestemd worden op de mogelijkheden, wensen en voorkeuren van een leerling.
In dit tweede artikel over het gepersonaliseerde onderwijs gaat het over de vraag hoe je doelen kunt stellen per individueel kind.
Invoering
Gepersonaliseerd onderwijs invoeren kun je tussen de zomer- en herfstvakantie voor elkaar krijgen. Sterker nog: een geleidelijke transitie is riskanter dan een integrale, snelle invoering.
Dat komt doordat je de groepen opheft; dit levert onmiddellijk chaos op als je het niet tegelijkertijd vervangt door een ander plan. Je kunt groepen niet half of langzaam opheffen. Op het moment dat je het doet, moet iedereen dus klaar staan met de juiste instrumenten om te personaliseren.
Doelen stellen
Hoe stel je de doelen, als je loslaat dat kinderen een vooropgezet plan groepsgewijs volgen? Cruciaal daarbij is niet software, maar een regelmatig gevoerd, redelijk langdurig gesprek aan de hand van een vrij strikte gespreksleidraad en een goede verslaglegging daarvan.
Bij de vijf of zes gesprekken van ongeveer drie kwartier die de coach met kind en ouder(s) voert, wordt op onze school een plan gemaakt voor de komende periode van zes weken. Op het gebied van creatieve talenten, digitale vaardigheden, sociaal en emotioneel functioneren, motoriek en werkhouding is het template voor dit plan heel open.
Er is een leeg tekstvak waarin doelen worden geformuleerd en een bijbehorende aanpak wordt afgesproken. Het kind of de ouder kunnen hier sturend in zijn. Bijvoorbeeld:
- een kind is verlegen en gaat meedoen aan drama;
- een kind is sportief en volgt de facultatieve gymles (bovenop de verplichte 90 minuten per week).
Deze doelen moeten zo smart als maar mogelijk geformuleerd worden. Leerkrachten hebben tijd voor deze gesprekken doordat er minder nakijkwerk op hen ligt te wachten: kinderen werken veel met software. Ook groepsplannen en handelingsplannen maken hoeft niet meer, want elk kind krijgt elke zes weken al een plan.
"Cruciaal voor het stellen van doelen is een regelmatig gesprek aan de hand van een gespreksleidraad."
Spelling, lezen en rekenen
Op het gebied van spelling, lezen en rekenen hebben we de leerlijnen in doelen vertaald die voor een deel niet geformuleerd hoeven worden, maar gekozen kunnen worden.
Wat betreft de doelen bij deze vakken wordt het op de volgende manier weergegeven:
- een oranje rand om het doel geeft aan dat het kind hier de komende periode aan gaat werken;
- een groene rand geeft aan dat het kind deze vaardigheid alleen hoeft te onderhouden;
- een rode rand geeft aan dat het kind dit doel nog even laat voor wat het is.
Gaandeweg het schooljaar wordt de tabel van voornamelijk roodomrand, voornamelijk groenomrand. Het kind zelf heeft een papieren versie van deze doelen en kan dus zelf 'afkleuren'.
Commerciële aanbieders als Kunskapsskolan en sCoolSuite bieden iets soortgelijks allemaal pasklaar aan in handige software. Onze overweging om het zelf te doen is deels budgettair van aard, en deels omdat het niet zo heel moeilijk is om zo'n template in elkaar te knutselen. Het gevoel van eigenaarschap bij de leerkrachten is immers ook een factor om rekening mee te houden.
"Een kind kan de doelen zelf 'afkleuren'.
Wat te doen als het ene vak sneller gaat dan de andere?
De situatie kan zich voordoen dat de spellinglijn harder gaat dan de rekenlijn, of andersom. Dit is geen enkel probleem, maar kan wel aanleiding geven om de nadruk te verleggen in hoeveelheid werk die het kind hieraan besteedt.
Ook kunnen andere keuzes gemaakt worden in de hoeveelheid instructies en de methodiek waarin het kind werkt. Bij rekenen bieden we vijf methoden / softwareomgevingen aan, bij taal en spelling drie. Het heeft immers niet zoveel zin om onderwijs te personaliseren en vervolgens iedereen in dezelfde omgeving te laten werken.
Welke inschattingen zijn belangrijk?
Om inschattingen te maken over de goede doelen in het plan, helpt ons de jaarlijks afgenomen NSCCT (Niet Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test). Deze test zegt iets (niet alles) over de volgende zaken:
- het cognitieve potentieel;
- de informatie uit Leeruniek (een schil om het leerlingvolgsysteem die bijvoorbeeld erg handig is om instructiegroepen op niveau samen te stellen);
- het portfolio van kinderen, waarin zij foto's en screendumps verzamelen van werk dat zij verrichten om doelen te halen.
Voor spelling werken veel kinderen bijvoorbeeld met 'Taal: doen!' Daarbij hoort een aftekenlijst, die aan het portfolio kan worden toegvoegd. Ook kunnen kinderen de werkjes zelf fotograferen. Dit is natuurlijk niet nodig als zij in Muiswerk of een andere software-omgeving werken. De data daaruit worden altijd in het persoonlijk plan gescreendumpt.
De cito-kalender
Je kunt als school kiezen om bij het stellen van doelen met een schuin oog naar de Cito-kalender te kijken of om dit niet te doen. Er is niks tegen om dat te doen, als je toch de voortgang monitort met Cito. Het is echter wel van belang goed te timen op individueel niveau: als een kind de opteltafels en tafels van vermenigvuldiging nog niet beheerst, heeft het weinig zin om te beginnen met onder elkaar vermenigvuldigen.
Dit blijkt uit de volgorde waarin de doelen in het template zijn weergegeven; hierin zit de voorwaardelijkheid 'ingebakken'. Ook is de autonomie van het kind kwetsbaar; als het op de 'harde' vakken dan al niet de inhoud zelf mag bepalen, dan is enige zeggenschap in de volgorde toch wel wenselijk.
"Elk kind heeft hoe dan ook een persoonlijk plan."
Kwaliteit van gesprekken
Onderwijs personaliseren staat of valt met de kwaliteit van de plannen en de gesprekken daarover. In de screendump hierboven zie je dat voor dit kind de keuze is gemaakt dat zij meedoet aan veel rekeninstructies; bovendien rekenen de komende zes weken voorrang geeft boven talentontwikkeling, taal en wereldoriëntatie.
Dit kan het resultaat zijn van:
- een wens van de ouders;
- observaties van leerkrachten (die worden wekelijks vanuit WhatsApp naar de persoonlijke plannen gekopieerd);
- de data uit Cito;
- de data uit de oefensoftware;
- een gevoelde urgentie bij de leerling zelf.
Het is hoe dan ook een persoonlijk plan. Haar leeftijdgenoot kan andere doelen hebben, meer of minder doelen hebben, meer of minder groene vakjes hebben, aan minder instructies deelnemen of niet in software werken maar uit een papieren methode...
Stevige grond onder de voeten
Mijn collega's en ik hebben de stellige overtuiging dat we hiermee stevige grond onder de voeten hebben, waarmee we niet alleen kinderen autonomie gunnen die het leren bevoordeelt, maar tegelijkertijd ook zorgen dat kinderen niet door de mazen heen zwemmen.
"Vaardigheden die in het vmbo naar voren komen zijn net zo belangrijk als spellen, rekenen en begrijpend lezen."
Niet alleen cognitieve doelen
Bovendien ligt focus in het plan niet voornamelijk op de cognitieve doelen. De vaardigheden die in het vmbo ruimschoots aan bod komen, zijn een net zo belangrijk onderdeel van het plan als de vaardigheden waar we met zijn allen zo vreselijk mee geobsedeerd lijken: spellen, rekenen en begrijpend lezen.
Dat leidt er hopelijk toe dat kinderen die via vmbo en ROC naar de arbeidsmarkt worden geleid, niet met een uitgesproken hekel aan school bij het vmbo aankloppen, omdat ze de hele basisschool niets anders hebben meegemaakt dan de volgende zaken:
- ze scoren lager dan hun vriendjes die naar havo en vwo uitstromen;
- het tempo van de bovengenoemde leerlingen moeten zien te volgen;
- weinig tot niets kunnen met de vaardigheden waar zij in uitblinken.
Tegelijkertijd kun je door het zo te regelen de cognitieve hoogvliegers laten vliegen, zonder onderpresteren of camouflagegedrag uit te lokken, of te moeten werken met lapmiddelen als een day-a-week school.
Een goed persoonlijk plan, elke zes weken overleg, een werkend portfolio: meer is er feitelijk niet nodig. Een kind kan de was doen, zou je zeggen.
Verder lezen
Dit was het tweede deel in de artikelenserie over gepersonaliseerd leren. Verder zijn de volgende artikelen verschenen:
- het eerste deel gaat over de voordelen;
- het derde deel gaat over de pedagogische tact;
- het vierde deel gaat over de rol van de ouders.