Kennisplatform
Hoe geef je een passend schooladvies?

Onderwijs na COVID-19

Carlien Ostermeier
strategisch ontwikkelaar en intrapreneur bij Omix Beter Onderwijs  

Ostermeier, C. (2020). Onderwijs na COVID-19.
Geraadpleegd op 13-12-2024,
van https://wij-leren.nl/onderwijs-na-covid-19.php
Geplaatst op 19 november 2020
Naar ontwikkelingsgericht onderwijs: een fundamentele verandering

Opeens is alles anders, het ‘normaal’ is niet meer. Niemand kan meer doen wat zij/hij elke dag deed. Wie nu nog zegt dat verandering niet mogelijk is wordt niet meer geloofd. Wat wordt de nieuwe ‘normaal’ in het onderwijs? De Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs (TOO) pleit in dit boek voor een fundamentele verandering van ons onderwijsstelsel, zeker nu COVID-19 zo heeft huisgehouden.

In dit boek wordt duidelijk uiteengezet waar het aan schort in het onderwijs, dat onderwijs niet in overeenstemming is met de huidige wet- en regelgeving en dat het onderwijs in veel gevallen niet tegemoet komt aan een optimale en gezonde ontwikkeling van kinderen. Het boek bespreekt hoe het wel kan, namelijk door middel van ontwikkelingsgericht onderwijs afgestemd op de individuele ontwikkeling van het kind. Elk kind heeft namelijk een andere onderwijsbehoefte wat in het huidige onderwijssysteem niet wordt erkend door systemen zoals het jaarstofklassensysteem waar kinderen volgens een norm moeten presteren. In het huidige systeem bestaat het verlangen om kinderen op gelijk niveau te brengen, iets wat door de andere onderwijsbehoefte een onmogelijke taak is.

Het TOO stelt zich ten doel de politiek, het onderwijs en de samenleving te motiveren en mobiliseren om het huidige onderwijs te vormen in een duurzaam ontwikkelingsgericht onderwijssysteem en dit wettelijk vast te leggen. Het is hierbij van belang dat we individuele verschillen erkennen en er op een juiste wijze mee omgaan.

Het boek is onderverdeeld in drie delen.

  1. Het eerste deel is bedoeld voor de fans, voor mensen die behoefte hebben aan ondersteuning en inspiratie bij hun zoektocht naar ander onderwijs en bij hun pogingen om ontwikkelingsgericht onderwijs te ontwerpen. Dit deel laat zien dat onderwijs in een crisis verkeert en dat het tijd is voor een stip op de horizon: een nieuwe onderwijswerkelijkheid.
  2. Deel twee laat zien hoe ons onderwijs eruit zag tijdens de crisis; hierin wordt getracht ‘twijfelaars’ en ‘andersdenkenden’ mee te nemen in de overwegingen en voorstellen van het TOO die leiden tot vijf ideeën voor nieuw onderwijs.
  3. In deel drie worden verschillende scenario’s geschetst voor een andere onderwijswerkelijkheid, vooral bedoeld voor belangstellenden: potentiële scholen waar de grote rijkdom van bepaalde onderwijsconcepten naar voren komen.

Deel 1: Zoeken naar een andere onderwijswerkelijkheid: Onze horizon

Dit deel begint met een onderbouwing goede onderbouwing van een aantal sterke argumenten op basis waarvan gesteld kan worden dat het onderwijs in een crisis verkeert en dat het van essentieel belang is dat we waaromvragen over het huidige systeem stellen. Hierbij kan gedacht worden aan vragen zoals:

  • Waarom hebben we jaarklassen?
  • Waarom krijgen studenten cijfers?
  • Waarom is er huiswerk?
  • Waarom moet iedereen voldoen aan dezelfde norm?

Daarnaast laten de auteurs zien dat vele elementen uit het huidige onderwijssysteem nog gebaseerd zijn op 18e-eeuwse ideeën. Zo is een examen een product van het toen heersende idee dat de samenleving er kwalitatief op vooruit gaat als alle deelnemers van de maatschappij gedisciplineerd worden en in hokjes worden gestopt. Men kan zich afvragen of deze en andere gedateerde ideeën continueren in de 21e eeuw gezien de samenleving voortdurend aan verandering onderhevig is. Het lijkt erop, volgens de auteurs, dat beleidsmakers en bestuurders processen koste wat kost willen blijven beheersen, ook al wordt aangetoond – door bijvoorbeeld landen die geen centraal eindexamen hebben – dat dit niet per se nodig is. Door deze beheersingsdrang ontstaat de behoefte om te meten en te tellen met perverse effecten tot gevolg. Meer en meer worden leerlingen langs de meetlat gelegd. De instrumentele rationaliteit is en blijft dominant in het huidige onderwijsbeleid.

Het onbehagen met heersende opvattingen over het onderwijs is niet alleen van deze tijd.

Deze gedachte wordt in het boek geïllustreerd met talloze voorbeelden van invloedrijke denkers uit de 19e, 20e en 21e eeuw.

Zoeken naar een stip aan de horizon

In het voorgaande wordt duidelijk dat het onderwijs in een crisis verkeert, daarom is het volgens de auteurs de hoogste tijd voor een stip aan de horizon.

Naast dat het huidige onderwijsstelsel niet meer in deze tijd past en het mogelijke averechtse effecten tot gevolg heeft toont men in het boek ook aan dat het huidige systeem niet voldoet aan de Wet op het Primair en Voortgezet Onderwijs. In die wet staat beschreven dat onderwijs zodanig moet worden ingericht dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces moeten kunnen doorlopen, wat wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van kinderen (WPO art 8 lid 1VP art 2. Lid 2). Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in het gegeven dat leerlingen geen gelijke kansen krijgen en geen gelegenheid hebben om een ononderbroken ontwikkeling door te maken wanneer ze in leerpotentie afwijken van hun leeftijdsgenoten. Om deze reden zet de Taskforce zich al een geruime tijd in om het bekritiseerde leerstofjaarklassensysteem om te vormen tot een duurzaam ontwikkelingsgericht onderwijssysteem en dit wettelijk vast te leggen.

Mede op basis van de studies

  1. Gelijkheid troef in het Nederlandse basisonderwijs
  2. Gevormd of vervormd? Een pleidooi voor ander onderwijs
  3. Catharsia
  4. De toekomst van ons onderwijsstelsel

wordt er gezocht naar een nieuw onderwijspedagogisch concept, dat onder meer is ingegeven door een analyse in het kader van landelijke evaluatie van Passend Onderwijs in 2019. Rapportages over de afgelopen 5 jaar lieten zien dat het onderwijs nog teveel begane paden bewandelt en te weinig aandacht heeft voor een duurzaam ontwikkelingsgericht onderwijssysteem.

Kern van het probleem is het gebrek aan een nieuw onderwijs-pedagogisch concept

Zo'n concept moet gericht zijn op het beter omgaan met verschillen tussen leerlingen. Daarom ziet het TOO de noodzaak te zoeken naar een andere onderwijswerkelijkheid.

Het gaat niet meer om ‘iedereen het gelijke’ maar om ‘ieder het zijne’. Passend onderwijs gaat niet over de vraag of leerlingen met eenzelfde ondersteuningsbehoefte overal dezelfde ondersteuning krijgen maar of ze wel overal ondersteuning krijgen die past bij hun behoefte. Om deze reden stelt het TOO dat het leerstofjaarklassensysteem niet meer als een vaststaand en vanzelfsprekend fenomeen kan worden beschouwd en dat het onderwijs vernieuwd moet worden tot een ontwikkelingsgericht stelsel waarbij voor elk kind antwoord gegeven kan worden op de volgende vragen:

  • Wat heeft de leerling in deze situatie/ op dit moment/ in deze fase van zijn ontwikkeling nodig?
  • Hoe helpen wij deze ontwikkeling samen (leraren, ouders, hulpverleners, orthopedagogen, schoolartsen) mogelijk te maken met ontwikkelingsgericht passend onderwijs?

Wij slopen niet, wij oogsten!

Begin 2020 verscheen het discussiestuk De toekomst van ons onderwijs waarin een pleidooi wordt gehouden voor groot onderhoud aan het Nederlandse onderwijssysteem. In dit pleidooi worden vijf ankerpunten belicht die aantonen dat het van essentieel belang is dat ieder kind zijn eigen ontwikkelingsproces moet kunnen doorlopen. In het Kamerstuk Fundament op orde: Kwalitatief goed onderwijs met kansen voor iedereen wordt beschreven welke kenmerken dit onderwijs zou moeten hebben om het mogelijk te maken dat ieder kind zijn eigen ontwikkelingsproces kan doorlopen. Door deze stukken, waarvan een uitgebreide beschrijving te vinden is in het boek, voelt het TOO zich gesterkt om in het derde deel van het boek scenario’s te beschrijven die parallel lopen aan deze stukken. Echter naast de goed dragende constructies aangedragen in deze stukken, pleit de Taskforce er ook voor dat er een onderwijsstelsel wordt gecreëerd waarbij elke leerling volledig tot zijn recht komt en een op hem afgestemde ontwikkelingsgerichte leerplek krijgt.

Deel 2: Wat laat het onderwijs ons zien tijdens de crisis?

De auteurs stellen in dit deel dat de crisis ruimte heeft gegeven voor reflectie – het heeft aangezet om stil te staan bij allerlei vragen over het leren en onderwijzen. De crisissituatie heeft laten zien dat veranderingen snel doorgevoerd konden worden en dat er kansen zijn om het onderwijs op basis van nieuwe inzichten anders te organiseren. Door de immense betrokkenheid zijn er in positieve zin grenzen verlegd en zijn leraren voortvarend aan de slag gegaan, zijn er handreikingen en noodplannen ontworpen, teams hebben de handen ineens geslagen en er zijn devices ter beschikking gesteld opdat alle kinderen online lessen konden volgen. Echter, naast de immense betrokkenheid  hebben we ook enorme verschillen zien ontstaan welke onder te verdelen zijn in vijf groepen leerlingen:

  1. Kinderen die gemakkelijk leren
  2. Thuiszitters
  3. Moeilijk lerende kinderen
  4. Educatief armen
  5. Emotioneel bedreigden

De auteurs stellen dat elk kind een andere onderwijsbehoefte heeft, die met het huidige stelsel onvoldoende wordt erkend. Daarnaast wordt duidelijk dat er een groot verlangen is om kinderen op een gelijk niveau te brengen, wat een onmogelijke taak is. Het onderwijs zou volgens het TOO juist besproken moeten worden op basis van de essentiële verscheidenheid van leerlingen.

Hier ligt dan ook de gezamenlijke opdracht: Het erkennen en het op de juiste wijze omgaan met individuele verschillen.

Hiertoe worden vijf ideeën gepresenteerd om op weg te gaan naar onderwijssysteem dat door verbondenheid en verscheidenheid wordt gekarakteriseerd. In het kort: 

  1. De school als vrij-plaats: Wie ben ik? In het huidige systeem heerst een opvatting van leren waar een maatschappijbeeld aan ten grondslag ligt dat gekenmerkt wordt door economisering. Scholen worden hierbij afgerekend op cognitieve leeropbrengsten. Ook krijgt ons onderwijs in toenemende mate een meritocratisch karakter wat input heeft gegeven aan prestatiesturing en zware controle door inspectie. Dit gaat ten koste van de persoonlijke groei, de ontwikkeling van kwaliteiten en de beschikbaarheid voor anderen. Daarnaast demotiveert opbrengstgericht werken kinderen. Echter de school zou een plaats moeten zijn waar een klimaat heerst waarin mensen zich vrij voelen en uitgedaagd om te leren. De school moet een vrij-plaats worden weg van economisering, meritocratie en prestatiesturing en naar een plek die ruimte bied voor stimuleren en ontwikkeling. Het moet een plek worden waar kinderen kunnen nadenken over wie ben ik in plaats van wat ben ik. Centraal in de school als vrij-plaats staat het inzicht dat het kind de gelegenheid moet kunnen ervaren om tot zichzelf te komen, te mogen ontdekken en te bouwen aan het zelf. De vier scenario’s, die in deel 3 van het boek gepresenteerd worden, liggen in lijn van de school als vrij-plaats.
  2. De kracht van elkaars aanwezigheid: Verbondenheid. Het onderwijs is extreem dichtgeregeld en maakt het onderhouden van pedagogische relaties tussen leraar en leerlingen onmogelijk. Hiervan zijn de gevolgen zichtbaar in het gelijkheids- en gelijktijdigheidsbeginsel. Deze beginselen hebben generaties veel goeds gebracht maar er is ook ruimte voor verbetering. Het begrip ‘lesgeven’ heeft zijn problematische kanten, het veronderstelt een eenrichtingsverkeer van leraar naar de leerling. Maar iets geven impliceert een meervoudige actor, je kunt immers alleen iets geven als er een ontvanger is. De leraar en leerling stellen zich aan elkaar ter beschikking. Ze treden uit zichzelf om een werkelijke ontmoeting met de ander mogelijk  te maken en deze verbondenheid is een belangrijke essentie van ontwikkelingsgericht leren.
  3. Erkenning van verscheidenheid - De grote verschillen tussen leerlingen. In het huidige onderwijs worden verschillen tussen leerlingen erkend door allerlei interne vormen van differentiatie. De auteurs stellen een andere vorm voor: ontwikkelingsgericht onderwijs. Hierbij wordt niet gewerkt met jaarlagen, maar is er veel verscheidenheid in groepsvorming, zodat beter kan worden aangesloten bij verschillen in niveau en tempo. Ontwikkelingsgericht onderwijs wordt gestuurd door de verschillen tussen leerlingen in ontwikkelingspatronen, behoeften, motivatie en tempo. Dit krijgt vorm in onder andere flexibele groepen.
  4. De leraar als coach, ook bij afstands- en thuisonderwijs. Hierbij is het van belang dat de leraar als didactische coach optreedt. De didactische coach helpt de leerling om te leren leren, stelt vragen, geeft aanwijzingen en gedifferentieerde feedback. Daarnaast is het van belang dat de coach het leren betekenisvol maakt voor de leerling zodat de intrinsieke motivatie aangewakkerd wordt.
  5. Door verbondenheid en verscheidenheid naar kansrijk en eerlijk onderwijs. Uitgaande van he feit dat ieder zijn kwaliteiten heeft, zullen wij de weg naar het onderwijs hiervoor open moeten stellen. Niet door systemen van gelijkheid te ontwikkelen, maar juist door de verscheidenheid centraal te stellen en leerlingen vanuit daar verder te helpen en hen kansen te bieden. Hiervoor hebben we een leeromgeving nodig die dit faciliteert: het ontwikkelingsgericht onderwijs.

Kortom, de basisvraag is: Wat heeft deze leerling in deze situatie/ op dit moment/ in deze fase van zijn ontwikkeling nodig en hoe kunnen wij daaraan tegemoet komen met ontwikkelingsgericht onderwijs?

Deel 3: Vier scenario’s voor een andere onderwijswerkelijkheid

In dit deel van het boek worden vier scenario’s voor een andere onderwijswerkelijkheid geboden: een schoolscenario, een scholengroepenscenario, een basisstelscenario en een verrijkend stelselscenario. Deze scenario’s zijn gebaseerd op analyses van het onderwijs op scholen die op een ontwikkelingsgerichte wijze werken.

Een schoolscenario

  • De Bras in Den Haag. Deze school heeft geen leerstofjaarklassen, geen traditionele vakken en de school maakt nagenoeg geen gebruik van gestandaardiseerde leermaterialen en voorgeschreven leerlijnen. Er worden geen gestandaardiseerde toetsen gebruikt en er worden geen cijfers gegeven. De leerlingen zijn ingedeeld in heterogene familiegroepen onderbouw (ca 4-7 jaar) en bovenbouw (ca 7-12 jaar).
  • De Bosbessenschool in Drunen. Het onderwijsconcept van deze school komt voort uit het oorspronkelijke idee om een buitenschool te starten voor alle leerlingen en met name diegene die zijn vastgelopen in het traditionele systeem. Deze school wil een duurzame, inspirerende, natuurlijke en uitdagende ontwikkelomgeving creëren van leerlingen van 0-21 jaar. De leerling is eigenaar van de eigen ontwikkeling.
  • Kindcentrum Campus aan de Lanen in Rosmalen. Voor kinderen van 0-15 jaar. Campus verwijst naar de functie van het gebouw en zegt iets over de gevarieerde doelgroep en de variatie in activiteiten: er wordt verwonderd, gewerkt, ontwikkeld, geleerd, onderzocht en ontdekt.

Voor het ontwerpen van ontwikkelingsgericht onderwijs is het zinvol om een ontwerpschema te maken aan de hand waarvan de school het onderwijs anders gaat inrichten. In het ontwerpschema worden achtereenvolgens bepaald:

  1. de uitgangspunten
  2. het kindbeeld
  3. pedagogische kernwaarden (diep verankerde overtuigingen die verklaren waarom je dingen doet zoals je ze doet)
  4. missie ( waarbij het gaat om de zin van het onderwijs)
  5. visie (opvattingen over het ‘hoe’ van onderwijs)
  6. inrichting van het onderwijs

Er zal nu van elk onderdeel een voorbeeld worden gegeven aan de hand van de school Campus aan de Lanen. In het boek wordt een uitgebreider overzicht gegeven.

  1. Uitgangspunt: kinderen verschillen van elkaar en leren niet op hetzelfde tijdstip
  2. Kindbeeld: een kind wordt gezien als iemand die: zelfstandig leert en inzichten opbouwt
  3. Pedagogische kernwaarden: ‘ontmoeten en verbinden’, ‘verwonderen en onderzoeken’
  4. Missie: een doorgaande ontwikkeling van 0-15 jaar
  5. Visie: motivatie van de kinderen, de campus als oefenplaats, de rol van coaches en het belang van de omgeving
  6. (her)Inrichting van het onderwijs: Kinderen worden ingedeeld in units, die zijn samengesteld op basis van ontwikkelingsfasen. Binnen de units functioneren de basisgroepen en gedurende de dag werken de kinderen op verschillende manieren samen met andere kinderen van dezelfde en verschillende leeftijden. Er zijn open leerpleinen met verschillende functieruimtes, waar de kinderen werken aan hun eigen ontwikkelplan.

Waar scholen hun aanbod de afgelopen jaren onevenredig vaak samenstelden op basis van de leerstof, werken de drie genoemde scholen vooral vanuit de ontwikkelingsbehoefte van het kind. Deze scholen kiezen er ook voor om minder afhankelijk te zijn van de gebruikelijke commerciële methoden en wijzen gestandaardiseerde methodiek af. Tevens zien ze af van traditionele vak- en vormingsgebieden. Ook kiezen deze scholen voor een levend kwaliteitsbeleid en namen afstand van de maakbaarheidsgedachte waarin begrippen zoals afrekencultuur een belangrijke rol spelen.

Schoolgroepen scenario

Voor dit scenario is het strategische beleidsplan van De Stichting Primair Onderwijs Leudal en Thornerkwartier (SPOLT) het uitgangspunt. Aan de hand van de eerder genoemde elementen van het ontwerpschema wordt hier uiteengezet hoe het strategisch beleidsplan is ingevuld en waarom het leerstofjaarklassensysteem is beëindigd.

Ons basisscenario

Enkele uitgangspunten

  1. Leerlingen zijn niet gelijk, leven niet gelijk en leren niet gelijk. De norm leerling mag daarom niet bepalend zijn voor de voortgang van andere leerlingen
  2. Erkenning van verscheidenheid is de basis voor de ontwikkeling van elke leerling. Elke leerling is onvervangbaar. We geven iedere leerling gelijkwaardige aandacht
  3. We delen leerlingen niet in op basis van leeftijd.
  4. Elke leerling heeft recht op een ontwikkelingsgerichte leerplek in kansrijk en eerlijk onderwijs
  5. Leerlingen mogen op geen enkele manier worden uitgesloten.
  6. Leerlingen in separate groepen of klassen plaatsten leidt tot educatieve apartheid.  ‘Soortgenoten’ bij elkaar plaatsen doen wij niet.
  7. Zittenblijven en het zogenaamde ‘afstromen’ zijn voorbeelden van uitsluiting met negatieve sociaal- emotionele effecten
  8. Er wordt niet meer gestandaardiseerd op tijd (urentabel), ruimte(zelfde tijdstip, zelfde lokaal), inhoud (leerstof), doelen en middelen (methodiek en didactiek) en normering (iedereen op basis van dezelfde normen en op hetzelfde moment beoordelen).

Mede op basis van deze uitgangspunten wordt er gestreefd naar ontwikkelingsgericht onderwijs, dat wordt gestuurd door de ontwikkelingspatronen, behoeften, motivatie, en het tempo van leerlingen. Ontwikkelingsgericht onderwijs baseert zich op de ontwikkeling van leerlingen, met hun grote onderlinge verschillen op biologisch, neurologisch, sociaal en pedagogisch vlak. Iedereen heeft de potentie om zichzelf in dialoog met de ander te ontwikkelen. Het is de taak van de leraar om dit ontwikkelingsproces te begeleiden en te coachen.
Een hedendaags basisstelselscenario kan er als volgt uitzien:

Ontwikkelingsgericht onderwijs na Covid 19

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster.

  • Geen jaarlagen
  • Basisvoorziening voor kinderen van 0-18: het funderend onderwijs waarin onderwijs, kinderopvang en andere toekomstige voorzieningen worden ondergebracht
  • Voor en vroegschoolse educatie
  • Op 12 jarige leeftijd geen selectie. De daarvoor gebruikte toetsen vervallen. In plaats daarvan zijn de data van het portfolio of van het leerlingvolgsysteem richtinggevend voor het verloop van de schoolloopbaan. Pas op 14-jarige leeftijd kunnen leerlingen voorsorteren met diverse in- en uitvoegmogelijkheden
  • De basisgroepen zijn zo heterogeen mogelijk samengesteld en niet iedereen wordt gelijk behandeld. De begeleiding is in handen van een coach, die de leerling regelmatig constructieve feedback geeft. De heterogene groepen omvatten een of meer jaarlagen en ondersteunen de algemene persoonlijkheidsontwikkeling van de leerlingen
  • Naast de basisgroepen zijn er heterogene themagroepen en/of ateliers voor het thematisch onderwijs
  • Het cursorisch onderwijs voor de talen, lezen, rekenen/wiskunde en schrijven vindt plaats in ontwikkelingsgerichte leergroepen op niveau en tempo aan de hand van individuele leerroutes. De kerndoelen en daaruit afgeleide individuele leerlijnen vormen een belangrijke basis voor het onderwijs in deze leergroepen. Leerlingen hebben meer vrijheid en ruimte om zelf keuzes te maken.
  • Leerwinsten worden niet gecontroleerd in de vorm van proefwerken, maar door middel van vooral formatieve toetsen vanuit individuele leerlijnen. Leerlingen houden een portfolio bij en zittenblijven is afgeschaft. Er is een Centraal Examen maar leerlingen behalen certificaten op niveau die leiden tot een maatwerkdiploma met civiele effecten. De verwachting is dat hierdoor speciaal onderwijs zal krimpen.
  • De toelating tot het vervolgonderwijs is afhankelijk van de (combinatie van) certificaten. Dit systeem dient te worden ontwikkeld in overleg met het vervolgonderwijs. De certificaten moeten voldoen aan de eisen van kwaliteit (wijze waarop resultaten worden bereikt), doelmatigheid (moet worden geanalyseerd op verschillende mogelijkheden van uitvoerbaarheid) en toegankelijkheid (civiel effect)
  • Leerlingen worden intrinsiek gemotiveerd en dat kan leiden tot hoogwaardig leren. Binnen die scenario hebben leerlingen meer de regie wat zorgt voor meer intrinsieke motivatie
  • Goed ontwikkelingsgericht onderwijs is het voorportaal van passend onderwijs, uiteindelijk leidend tot inclusief onderwijs
  • De opbouw van dit basisstelsel is gekenmerkt door de beginselen van verscheidenheid en verticaliteit. Verscheidenheid is het alternatief voor het gelijkheidsbeginsel – curricula, lesmethoden en lesmaterialen worden flexibel opgebouwd, zodat verschillen in ontwikkelingspatronen ermee kunnen worden ondersteund. Juist door recht aan te doen aan de verscheidenheid, kunnen we de ongelijkheid beter aanpakken. Het wegwerken van de verscheidenheid omwille van het gelijkheidsbeginsel leidt alleen maar tot standaardisering met alle negatieve gevolgen van dien
  • Het beginsel verticaliteit is een alternatief voor het gelijktijdigheidsbeginsel. Leerlingen volgen een eigen leerlijn, in eigen ontwikkelingstempo, niet gehinderd door selectieprocedures en vroegtijdige discriminatie.

Het verrijkend stelselscenario

Een voorbeeld van een verrijkend scenario is het Agora onderwijs waarvan de kenmerken uiteen wordt gezet in het boek. Het Agora onderwijs bevat voldoende bouwstenen voor ontwikkelingsgericht onderwijs en in het boek wordt het Agoraconcept uitgebreid beschreven door Sjef Drummen. In het kort komt het Agora onderwijs neer op dat leerlingen persoonlijke leerroutes, zonder vakken, cijfers en lesmethoden wordt geboden. De leerlingen krijgen hier veel vrijheid om in hun eigen tempo te mogen leren en werken. De visie van het Agora onderwijs is dat elk kind uniek is met eigen talenten, vaardigheden en behoeften. Om deze reden is het traditionele onderwijs losgelaten zodat leerlingen optimaal begeleid kunnen worden in hun unieke ontwikkeling waarbij leerlingen onderzoeksvragen leren stellen antwoorden hierop vinden. In het Agora onderwijs bepalen leerlingen wat ze willen leren, waarbij leraren hen als coach begeleiden.

Naar een wettelijk kader

In dit deel wordt door de auteurs een onderzoeksvoorstel gedaan om de vier scenario’s uit te werken en met onderzoek te begeleiden, waarbij ook deelname criteria en mogelijkheden tot financiering worden beschreven. Hier kunnen scholen zich voor aanmelden. Daarnaast worden hier handreikingen gegeven voor scholen die behoefte hebben aan begeleiding bij de invoering van ontwikkelingsgericht onderwijs.

Recensie

De Taskforce is er naar mijn mening in geslaagd om zowel hun ‘fans, de ‘twijfelaars’ en ‘andersdenkenden’ mee te nemen in hun overwegingen. De auteurs nemen duidelijk, op basis van hun eigen expertise en aangehaald onderzoek, stelling tegen het huidige onderwijssysteem en zetten helder uiteen waarom het traditionele onderwijssysteem in een crisis verkeert, niet meer houdbaar is en niet in overeenstemming met huidige wet en regelgeving.
Wat naar mijn mening de argumenten voor het voorgestelde onderwijs nog meer ondersteunt, is het feit dat elementen uit dit systeem overeenkomen met het Finse onderwijsmodel, een model dat al jaren aan de wereldwijde top staat. Verder lijkt ontwikkelingsgericht onderwijs in lijn te zijn met de invloedrijke zelf-determinatie theorie van Ryan en Deci (1985).
Daarnaast maakt het boek door middel van gefundeerde voorbeelden met verwijzingen naar scholen die succesvol op een ontwikkelingsgerichte manier werken of met elementen hiervan, inzichtelijk hoe een school of scholengroep een beweging kan maken naar ontwikkelingsgericht onderwijs. Mede door deze voorbeelden en handvatten is het boek bruikbaar voor scholen die met ontwikkelingsgericht onderwijs aan de slag willen.

De auteurs – leden Taskforce Ontwikkelingsgericht Onderwijs

Eind 2019 heeft Dolf van den Berg – Emeritus-hoogleraar Onderwijsvernieuwing, de Taskforce opgericht en roept hierin op dat het leerstofjaarklassensysteem nu echt tot het verleden moet gaan behoren en moet worden vervangen door een ontwikkelingsgericht onderwijssysteem. Hier geven 12 mensen gehoor aan: Esther Bergsma-Bijmold, Jacqueline Blaak, Jan Bransen, Sjef Drummen, Willy de Heer, Ronald Hendricx, Machiel Karels, Roy Palmen, Adrienne van Pelt, Kees van de Sande, Mini Schouten en Gérard Zeegers.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Bestellen

Het boek Naar ontwikkelingsgericht onderwijs: een fundamentele verandering is te bestellen via:



Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.