Hulp bij klokkijken voor kinderen met taaldenk problemen (2)
Jeanne Buijks
Orthopedagoog bij Kennisplatform Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 07-10-2024,
van https://wij-leren.nl/klokkijken-kinderen-taaldenk-problemen-twee.php
In deel 1 zijn de voetangels beschreven bij het klokkijken voor kinderen die speciaal onderwijs nodig hebben vanuit cluster 2, cluster 3 en SBO. Tevens is de bestaande klokmethodiek vereenvoudigd, zodat ook deze kinderen lesaanbod in klokkijken, ondanks hun taaldenk beperkingen, kunnen begrijpen en zelf kunnen managen.
In dit tweede deel wordt de orthodidactische ondersteuning, die de leerkracht kan bieden, verder uiteengezet met behulp van de leerfasen van Galpérin (deel 1).
Hulp bij klokkijken volgens de werkwijze van Galpérin (Ruijssenaars)
Omdat het puur verbaliseren en volledig doorzien van klokstanden dikwijls een onmogelijke opgave is bij kinderen met taaldenk problemen, moet er meer nadrukkelijk op het materiële niveau gewerkt worden (fase 2 van Galpérin). Op het non-verbale en visueel-motorische vlak is een kind meestal sterker, daarom is inzet van visuele, ruimtelijke en motorische strategieën bij het leren klokkijken een logische en passende didactiek. Ruijssenaars stelt: ‘Juist de onderliggende betekenisvolle deelvaardigheden moeten aangesproken worden, als basis voor de verdere denkontwikkeling’.
De koppeling met de taal is in alle fasen van Galpérin noodzakelijk, zodat de handelingen niet alleen perceptief en conceptueel benoemd worden, maar ook op het visueel-motorische vlak.
Vooral TOS kinderen hebben sterk de neiging om zwijgend te werken, maar juist het verwoorden van hun handelen is essentieel, begrijpen wordt dan in de senso-motoriek verankerd en beklijft daardoor beter.
Hier volgt nu de orthodidactische hulp, beschreven op de vier taaldenk niveau’s van Galpérin, materieel, perceptief, verbaal en conceptueel (fase 2-3-4-5), gebaseerd op de aangepaste klokmethodiek uit deel 1 van dit artikel:
Hulp op materieel niveau
- Leg in de klokles steeds de levenspraktische relatie met de dagindeling en dag-nacht beleving en betrek de eigen belevingswereld van het kind erbij. Maak in de klas gebruik van een permanent zichtbare dagplanning, met de 3 basis elementen: analoge tijd, digitale tijd en beschrijving activiteit, in taal en/of picto (afb. J). Deze gegevens zijn ook nodig voor de eerste fase van Galpérin, de oriënterende fase, waarin aangesloten wordt op voorkennis, inbedding in eigen beleving en actuele tijdsaspecten.
Afb. J, dagplanning met analoge en digitale tijd en activiteit, pinterest, geen bron - Het advies van het Freudenthal instituut (Slegers e.a.) om een klok in de klas te hangen, die op de hele uren een alarm geeft, is interessant. Het hele uur is de hoofd klokstand, met geluid erbij komt dit tijdstip multisensorieel binnen bij het kind, waardoor betere beklijving ontwikkeld wordt.
- Analoog klokkijken:
Het motorisch, ruimtelijk en visueel aftellen van de minuten van de grote wijzer vanuit de uur- of half stand, is de belangrijkste tool, waarmee de leerling aan het werk gaat. Het kind wijst steeds mee met de telacties, gebaart de wijzerpositie en spreekt alle handelingen hardop uit. - De vaste leidraad van de instructies door de leerkracht gaat in vijf stappen:
- kijk naar de opdracht en wijs aan
- waar staat de grote wijzer, in de ‘woonplek’ van uur of van half
- waar is de precieze stand van uur (of half)
- staat de grote wijzer voor of over uur (of half)
- hoeveel minuten voor of over, tel de minuten hardop en wijs aan met je vinger.
- Oefen ook de niet globale klokstanden, om het begrip van de telhandeling en telrichting van de minuten te benadrukken, zoals: 1 minuut voor 8 uur, 14 minuten voor half 9, 2 minuten over half 9, 0 minuten over of voor is precies uur respectievelijk half.
- Laat de kinderen lijfelijk voelen hoe de analoge klok in zijn werk gaat. Dit kan met motorische klokspelletjes van de rekenmethode zelf, uit de methodiek ‘Met sprongen vooruit’ of met de suggesties van het Freudenthal Instituut.
- Ondersteun het taaldenken visueel-motorisch met gebaren:
* boven en onder in de klok: twee handen horizontaal tegen elkaar
* het hele uur: hand recht omhoog
* vóór het hele uur: hand schuin links-boven
* over het hele uur: hand schuin rechts-boven
* het halve uur: hand recht omlaag
* vóór het halve uur: hand schuin rechts-onder
* over het halve uur: hand schuin links-onder. - Aan alle performale telacties en oefeningen/spelletjes wordt steeds taal gekoppeld, in korte zinnen of hoofdwoorden. Dit gebeurt zowel mondeling als schriftelijk, maar vooral hardop, actief, met de strategie van voorzeggen door de leerkracht, dan nazeggen en zelf zeggen door het kind.
- Digitaal klokkijken:
De omzetting naar de digitale klok wordt steeds meegenomen, want het tellend redeneren op de analoge klok is tegelijk een digitale actie. De enig nodige toevoeging hierbij is de denkstap: ‘is het voor de middag of na de middag’, gevisualiseerd met een overzicht van de digitale tijden (afb. F in deel 1) of de buiten- en binnencirkel van een echte klok of hulpklok (afb. A en D in deel 1).
Op legio websites kan de relatie analoog-digitaal geoefend worden. - Breng consequent de functionele verbinding aan met het dagelijks leven, de hoofddoelstelling van klokkijken en bovendien nodig bij het uitdenken van digitaal klokkijken. Raadpleeg voor concrete belevingsactiviteiten de klok- en tijdmethodiek Rekenboog.zml (Cordang).
Hulp op perceptief niveau
- Tijdens het beredeneringsproces van een kloktaak, tekent en schrijft de leerkracht de denkstapjes op, chronologisch en de denkstapjes zo klein mogelijk: wat doe ik eerst, wat dan, wat is het volgende stapje, wat doe ik als laatste. Laat het kind meedoen hoe een denkweggetje verwoord, getekend, geschreven of in schema gezet wordt. Kies een vorm die past bij de behoefte van het kind of die het kind zelf aangeeft. Zet de woorden/zinnen in korte ik-boodschapjes, om de feedback naar zichzelf te stimuleren.
- Maak van elk globaal type klokstand (uur, half, voor het uur, over het uur, voor half en over half) een denkstappenplan, zodat het kind zijn redenaties visueel en geordend kan aflopen (zoals fig. 1 en 2 in deel 1 en fig. 3). Rangschik de denkstappenplannen in een hulpmapje, het kind kan dit dan zelf raadplegen. Ook bestaande hulpboekjes kunnen hierbij van dienst zijn, zoals van Dikibo. Blijf het denkstappenplan aanbieden, zolang het kind een kloktaak nog niet puur verbaal en uit het hoofd kan doen.
- Onderdelen van een denkstappenplan kunnen uitgelicht worden om apart in te trainen, bijvoorbeeld: zoek de ‘woonplek’ van de grote wijzer, waar is voor of over het uur, zoek met de lijst van digitale tijd naar voor de middag of na de middag, oefeningen van digitaal naar analoog en omgekeerd.
- Neem in elk denkstappenplan bij voorbaat een concrete controle-manier op (evaluatieve fase van Galpérin), zodat het kind zelf het nakijken of een foutcorrectie kan managen. Het kind krijgt op deze manier meer grip op fouten en onzekerheden. Hij voelt zich dan steeds succesvol, ook als het moeilijk is, want hij weet nu een concrete (uit)weg. Een vage opdracht, zoals ‘kijk het nog eens na’ of ‘heb je het goed gedaan’, is volstrekt onvoldoende.
- Het kind heeft in het werkblad 6 elementen nodig per klokstand: analoog, digitaal voor de middag, digitaal na de middag en 3 keer schrijfruimte, om de verwoording visueel-motorisch uit te voeren en vast te leggen. Dergelijke passende werkbladen zijn moeilijk te vinden op internet, hieronder staan zelfgemaakte items, die in een werkblad gekopieerd kunnen worden (afb. K):
Afb. K, items werkblad: analoog, digitaal, met schrijflijnen, m.b.v. klokrekenen en lesmateriaalmiranda
Casus 1
Een leerling (SBO) heeft moeite met de termen voor- en na de middag. Hij heeft er van gemaakt: voor het middag eten en na het middag eten. Dit past meer bij zijn vertrouwde belevingswereld en zo is het dan ook opgenomen in zijn werkbladen, het etmaal overzicht en de denkstappenplannen.
Fig. 3. Denkstappenplan analoge klokstand 5 over 8, in schema
???→woonplek grote wijzer?→over of voor?→min. tellen→tekenen→zeggen→kleine wijzer?→
welk uur?→tekenen→zeggen→opschrijven→natellen en aanwijzen→wat doe ik bij fout?
Hulp op verbaal niveau
- Laat het kind zeggen wat hij doet, wat hij ziet, wat hij denkt en doe dit in alle leerniveau’s. Jouw taalaanbod sluit aan op zijn taaluitingen, maak hierbij gebruik van de VAT-methode van volgen, aanpassen, teruggeven (Pepper e.a.). De leerkracht bevestigt, vult aan, herformuleert, geeft taalproducties correct terug en legt ze vast.
- Begin met hardop verwoorden, vervolgens fluisterend verwoorden, dan inwendig verwoorden met lipbeweging en tot slot inwendig verwoorden zonder lipbeweging (conform visie van Galpérin). Het taaldenken wordt met deze aanpak steeds verder geïnternaliseerd. Elke fase veelvuldig oefenen totdat er beheersing is.
- Lukt het zelf verwoorden bij een kind niet of onvoldoende, dan is de begeleider de ‘taalmaker’ voor hem: blijf consequent het goede spreekvoorbeeld geven en stimuleer de leerling tot na- en zelf zeggen. Via de ‘bypass’ van de begeleider kan dit spreekvoorbeeld, ook al blijft de taalproductie van het kind gebrekkig, als ‘extern brein’ fungeren’, zodat de (innerlijke) taalaansturing bij het klokkijken toch kan worden opgebouwd. Maak hierbij tevens gebruik van digitale werkvormen met sprekende klokstanden.
Casus 2
Een TOS leerling heeft op school geleerd om thuis of op de sportclub te zeggen, bij het benoemen van een klokstand: ‘Even wachten, hoor, mijn maniertje duurt langer, maar ik kan het zo wel zelf’.
Casus 3
In de onderwijs interactie met een groepje leerlingen (cluster 3) ontstond de term ‘baas van de klok’. Het hele uur werd ‘de baas van de klok’ genoemd en half uur ‘de halve baas’. Ook spraken ze liever van ‘streepjes’ dan van ‘minuten’. Afspraak: steeds als zij ‘streepjes’ zeiden, vulde de leerkracht aan met: ‘minuten’. Later ebde de term ‘streepjes’ weg.
Hulp op conceptueel niveau
- Het tellen wordt van lieverlee minder motorisch en aanwijzend, het wordt kijkend tellen, meer op afstand, meer verbaal, meer denkend aan de handeling.
- Als het kind al stapjes in zijn hoofd kan, is hij toe aan verkortingen, die in het visuele denkstappenplan zichtbaar worden gemaakt door bepaalde deelhandelingen weg te kruisen of weg te laten. Omgezet in een positieve boodschap naar het kind: dit kun je nu al, dit hoeft niet meer, je hoeft er alleen nog aan te denken, dit stapje gaat steeds sneller, je hebt het al in je hoofd.
- De ontwikkeling naar mentaal wordt stapje voor stapje opgebouwd door:
* de oefenklok niet meer zelf te hanteren
* door alleen nog naar een klok te kijken
* te tellen zonder aanwijzen
* telstapjes te vergroten naar 5 of 10 minuten
* globaal of schattend te tellen
* niet meer te tellen en meteen te zeggen
* te werken met een klok zonder streepjes
* te werken met een klok zonder cijfers of alleen met vier de hoofdstanden
* een klokstand korter te verwoorden, in plaats van de uitgebreide vorm
* de denkprocedure puur in woorden om te zetten
* delen van het denkstappenplan weg te laten
* te werken zonder denkstappenplan. - Nu kan de automatisering beginnen met inslijpingsoefeningen, zoals werkbladen, klokspelletjes, flitsoefeningen en interactieve opgaven op internet.
Casus 4
Een leerling is op perceptief en conceptueel niveau aan het werk, maar heeft nog een tikkeltje senso-motoriek nodig, om zijn taaldenken te ondersteunen. Hij moet de analoge klokstand 8 minuten over 3 benoemen. Hij kijkt naar de klok aan de wand en telt met 2 hoofdbewegingen naar 5 over en 10 over. Daarna gaat hij met twee kleine hoofdknikjes terug naar 8 over en weet deze klokstand dan juist te verwoorden.
Besluit
De leerlingen, die zich verder ontwikkelen in het klokkijken, kunnen van lieverlee de diepere klok-uitleg aan, die in eerdere instantie niet behandeld is, zoals seconden, betekenis van de wijzers en 12/24 uur indeling. Ook tijdrekenen, codeeroefeningen, interactieve spelvormen en communicatie over tijd en dagindeling zijn dan al beter te volgen voor het kind. Het leerstofaanbod kan steeds verder worden genormaliseerd en de didactiek van de basale handeling, het tellen in het uur- en half gebied, is niet meer strikt noodzakelijk. Maar het kind hoeft deze strategie niet af te zweren: als het via de conceptuele taalweg even niet lukt, kan hij deze aanpak blijven gebruiken, hij is dan weer terug bij de materiële en perceptieve handeling.
Sommige leerlingen zullen het klokkijken wellicht nooit (vlot) kunnen benoemen of volledig begrijpen. Zij blijven aangewezen op de ‘reddingsboei’ van het concreet tellen en zonodig alleen gericht op de vier hoofdstanden van de klok. Er hoeven op deze wijze geen abstracte denkstappen genomen te worden, ook moet er niets onthouden worden wat niet gesnapt wordt. Veel emotionele ellende van verminderd zelfvertrouwen en aversie voor kloktaken, kan met deze aanpak vermeden worden.
Bij kinderen die blijvend moeite hebben met de symboliek van de analoge klok, kan gekozen worden voor alleen de digitale klok.
Omdat de digitale tijdsuitdrukking inmiddels een goed ingeburgerde manier is geworden, hoeft een volwassene met taaldenk problemen zich op dit punt niet apart te voelen.
Kijk eens mee naar de denkstapjes van de digitale klokstand 08:05.
- Vóór de ‘:’ zie, maak, zeg ik 8, dat is 8 uur.
- Na de ‘:’ zie, maak, zeg ik 5, dat is 5 minuten.
- Ik zeg: het is 8 uur en 5 minuten.
- Is het voor de middag of na de middag? Ik kijk op het overzicht (digitale tijden).
- Het is voor de middag. Ik schrijf 08:05. Ik zeg: het is 8 uur en 5 minuten in de ochtend. Kort: het is 8 uur 5.
Is hier wel een visueel denkstappenplan bij nodig? Voor veel leerlingen uit cluster 2, cluster 3 en SBO moet deze korte, veel meer overzichtelijke denkweg een verademing zijn bij het leren klokkijken.
Geraadpleegde bronnen
Theoretische informatie
- Buijks J. (2018). Taalhulp bij het uitrekenen van kale sommen. VHZ online.
- Cordang M. (2011). Rekenboog.zml, betekenisvol rekenen-wiskunde voor zml, katern klokkijken en tijd voor vso-zml. Freudenthal Instituut, CED groep en SLO.
- Janson, D. (2006-2007). Klokkijken is complexer dan je zou denken. Tijdschrift Volgens Bartjens, 26-4. https://wij-leren.nl/klokkijken-tips.php
- GO! Gemeenschapsonderwijs Vlaanderen, (openbaar onderwijs). Visietekst de klok voor GO! https://docplayer.nl/9480891-Visietekst-de-klok-voor-go.html
- Klok didaktiek, kloklezen voor go!, bij Rekensprong Plus, handleiding. Van In.be.
- Kraijenhoff, L. (2016). Het vollehoofdenboek. Acco Uitg. b.v.
- Pepper J., Weitzman E. (2009). Praten doe je met zijn tweeën. SWP Uitg. b.v.
- Ruijssenaars A., Luit van J., Lieshout van E. (2004). Rekenproblemen en dyscalculie, theorie, onderzoek, diagnostiek en behandeling. Lemniscaat .
- Slegers P., Strikwerda S., Verschure C. (2008). Speciaal rekenen. Freudenthal Instituut voor Didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen.
- Wauters L. (2011). Rekenen in cluster-2-onderwijs, naar betere prestaties voor leerlingen met esm en dove/slechthorende leerlingen. Kentalis.
Methoden, methodieken, websites
- Het klokkijk boekje, Dikibo. https://dikibo.nl/leerhulp/klokkijken-groep-3-4/
- Met sprongen vooruit, reken-wiskundeprogramma, Septem leert klokkijken. Menne Instituut.
- Overzicht digitale tijden (voor- en namiddag). https://jufyvon.blogspot.com https://www.computermeester.be/uren-na-de-middag.htm
- Rekensprong plus, kloklezen in het go! Onderwijs. http://www.rekensprongplus.be/nl/methode/planning
- Websites interactief klok oefenen en sprekende klokstanden. https://nl.pinterest.com/ http://www.klokkijker.nl/ http://www.klokkijken.oefeningen.eu/index.html http://jufmarita.yurls.net/nl/page/970590 www.computermeester.be
- Websites simultaan analoog en digitaal klok oefenen. http://tools.predia.nl/#/Klok https://basisonderwijs.online/schoolborden/tijd-klokkijken
- Websites werkbladen maken. https://www.klokrekenen.nl/ https://easyteaching.net/maths-resources/time-worksheets/telling-time-worksheets http://lesmateriaalmiranda.blogspot.com/2015/01/wisbordjes-deel-2-met-14-aanvulingen.html
- zWiso, de klok voor go!. https://www.uitgeverijzwijsen.be/zwisodeklokvoorgo