Welke groepssamenstelling zorgt voor de beste leerresultaten in het mbo: een homogene of heterogene indeling naar niveau?
Geplaatst op 27 november 2020
Een homogene groepsindeling (waarin leerlingen ongeveer hetzelfde niveau hebben) en een heterogene groepsindeling (waarin de niveaus uit elkaar lopen) brengen elk hun eigen aandachtspunten met zich mee. In een homogene groep moet de docent ervoor zorgen dat studenten met een lager startniveau worden uitgedaagd. In heterogene groepen is het vooral belangrijk dat ook studenten met een hoog startniveau zich verder kunnen ontwikkelen.
Door te wisselen van groepssamenstelling is het mogelijk om de voordelen van beide indelingen te benutten. Doorslaggevend voor de beste leerprestaties is dat docenten de werkvorm, instructiestijl, het lesmateriaal en tempo goed laten aansluiten bij het niveau van de studenten.
Er is geen onderzoek gedaan naar het effect van homo- en heterogene groepssamenstellingen op leerresultaten in het mbo. Maar onderzoeken in andere sectoren leveren bruikbare informatie op, vooral voor de vakken Nederlands en rekenen. Beide soorten groepsindelingen hebben zowel voor- als nadelen voor de leerprestaties.
Nadelen homogene groepsindeling voor minder sterke leerlingen
Een homogene groepsindeling lijkt praktisch voor de docent omdat hij zo de lesstof en instructie preciezer kan afstemmen op de doelgroep. Maar vooral leerlingen die bij aanvang minder goed presteren, lijken nadelen te ondervinden van een homogene groepsindeling. Degenen die al goed presteren, hebben juist voordeel van een groep met gelijkgestemden. Dat blijkt met name uit onderzoeken in het primair en voortgezet onderwijs. Ook buitenlands onderzoek wijst in die richting. Er is hier een enkele uitzondering op.
Eén studie wijst uit dat zwakkere studenten in een homogene groep beter presteerden. De onderzoekers denken dat dit positieve effect voor studenten met een minder hoog startniveau mogelijk komt doordat zij op andere vlakken ook veel met elkaar gemeen hebben, zoals moedertaal, culturele achtergrond en de afwezigheid van leerproblemen. Voor het Nederlandse mbo, waar een grote culturele diversiteit is, kan dit relevant zijn. Dan zouden homogene groepen voor de zwakke studenten mogelijk geen positieve effecten hebben.
Voor- en nadelen voor verschillende studenten
Er zijn verschillende verklaringen voor de negatieve effecten van een homogene groepsindeling op leerprestaties. Ten eerste kunnen studenten met een lager startniveau zich niet optrekken aan beter presterenden. Daarnaast kan het vormen van homogene groepen met een laag aanvangsniveau zorgen voor een stigma, de ‘domme’ klas. Studenten kunnen zich dan gaan gedragen naar dit label.
Studenten die bij aanvang al minder goed presteerden, hebben meer baat bij een heterogene indeling waarin ze kunnen leren van de sterkere studenten. Voor goed presterende studenten werkt een heterogene groepsindeling niet zo positief. Maar als docenten hen weten te stimuleren, bijvoorbeeld in de rol van ‘tutor’, kan het voor hen ook goed uitpakken.
Flexibele groepen: leren van elkaar
Groepen regelmatig herindelen, kan alle studenten voordelen opleveren. Ze kunnen dan steeds van rol wisselen, afhankelijk van het niveau in de groep. Verder blijken de leerresultaten en de betrokkenheid van leerlingen groter in flexibele groepen. Als docenten dit systematisch bijhouden en leerdoelen inzichtelijk maken, kunnen zij beter inspelen op de behoeftes van de studenten en daar de groepsindeling op afstemmen.
Maatwerk voor alle studenten
Maar het gaat niet alleen om de groepsindeling, zo blijkt. De beste effecten worden gehaald als de docent de instructie, het tempo en lesmateriaal aanpast aan de groep. Zwakke studenten kunnen bijvoorbeeld erg geholpen zijn bij extra instructie- en verwerkingstijd. Ook heeft elke student, ongeacht het startniveau, baat bij samenwerking met een sterke student.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Sandra Wagemakers en Niek van de Berg (kennismakelaars)
Vraagsteller: beleidsmedewerker mbo-instelling
Vraag
Welke groepssamenstelling biedt de beste condities voor optimale leerresultaten (voor Nederlands en rekenen) in het mbo: een homogene of heterogene indeling naar niveau?
Kort antwoord
Homogene en heterogene groepsindelingen brengen elk hun eigen aandachtspunten met zich mee. Bij extern differentiëren door middel van homogene groepen moet er voor gezorgd worden dat studenten in de groepen met een lager startniveau worden uitgedaagd. Bij een heterogene indeling is differentiatie binnen de klas wenselijk en moet er voor gezorgd worden dat ook studenten met een hoger startniveau uitgedaagd blijven. Door gebruik te maken van flexibele groepen kunnen mogelijk de voordelen van beide groeperingsvormen benut worden. Dit wordt geconcludeerd op basis van literatuur over differentiatie in po en vo.
Doorslaggevend voor de opbrengst van differentiatie is wat er vervolgens binnen deze heterogene of homogene groepen gedaan wordt. Het lesontwerp (o.a. werkvorm, lesmateriaal, instructiestijl, tempo) moet passen bij de studenten en kan invloed hebben op welke groepssamenstelling optimaal is.
Toelichting antwoord
Bij het gebruik van homogene niveaugroepen worden studenten van een vergelijkbaar prestatieniveau bij elkaar in een groep geplaatst. Dit is in tegenstelling tot heterogene niveaugroepen, waarbij studenten van verschillende prestatieniveaus bij elkaar zitten. Een onderliggende assumptie van een homogene indeling naar niveau is dat een docent op deze wijze zijn of haar tijd efficiënter in kan zetten. De docent zou het curriculum beter kunnen afstemmen op de doelgroep, waardoor studenten instructie krijgen die beter past bij hun niveau (Merritt, 2019; Su, 2017).
Het groeperen in homogene niveaugroepen zou daarmee kunnen worden gezien als een tussenstap tussen klassikale en gepersonaliseerde instructie (Merritt, 2019). In het mbo is geen onderzoek gedaan naar het effect van homo- en heterogene groepssamenstellingen op leerresultaten. Het lijkt wel aannemelijk dat bepaalde redeneringen en bevindingen over (effecten van) groepssamenstellingen uit onderzoek in andere onderwijssectoren kunnen worden doorgetrokken naar het mbo. Het doortrekken van conclusies uit andere onderwijssectoren zal mogelijk makkelijker zijn voor generieke vakken, zoals Nederlands en rekenen, dan voor beroepsgerichte vakken waarvan de situatie meer verschilt met andere onderwijssectoren (praktischer onderwijs, stage, ed.).
Onderzoek dat betrekking heeft op een groeperingsvorming van een grotere omvang (zoals een geheel programma) of juist een kleine omvang (zoals groepjes binnen de klas) kan bovendien minder relevant zijn voor wat de optimale groepssamenstelling is binnen generieke vakken. Hoewel de context van het mbo anders is, zouden mechanismes waarmee en redenen waarom een bepaalde groepssamenstelling tot optimale resultaten zou leiden, in verschillende onderwijscontexten van toepassing kunnen zijn.
Onderzoek in andere sectoren dan het mbo geeft een genuanceerd antwoord: homo- en heterogene groepen hebben beide voor- en nadelen. Wie groepen indeelt en lesaanbod ontwerpt, moet de voordelen zien te gebruiken en de nadelen minimaliseren (Kester et al., 2018). Het gebruik van flexibele groepen wordt als veelbelovende aanvulling gezien. Als de groepssamenstelling regelmatig verandert, kan beter worden ingespeeld op de voordelen van verschillende groepssamenstellingen. Flexibele groepen dragen positief bij aan de leerresultaten en betrokkenheid van leerlingen (Van der Vegt et al., 2019).
Onderzoek naar homogene of heterogene groepssamenstelling
Hoewel de conclusies uit de verschillende onderzoeken niet uniform zijn, lijken bij homogene groepen vooral studenten die bij aanvang al minder goed presteerden in het nadeel te zijn. Uit onderzoek binnen het primair en secundair onderwijs blijkt dat voornamelijk voor studenten die bij aanvang al goed presteren een homogene indeling meerwaarde kan bieden. Zo blijkt uit een eerder antwoord van de Kennisrotonde (2017) dat op de basisschool bij aanvang gemiddelde en beter presterende leerlingen vooral baat hebben bij homogene groepen.
Uit onderzoek in het primair en secundair onderwijs blijkt tevens dat bij het vormen van homogene groepen met name studenten die bij aanvang minder presteren in het nadeel zijn (Bosker, 2005; Denessen, 2017; Kester et al., 2018). Als er positieve effecten worden gevonden bij het homogeen groeperen, gelden deze vaak voor de studenten die bij aanvang al goed presteerden (Bosker, 2005).
Uit enkele studies in het hoger onderwijs in het buitenland blijkt dat een homogene groepsindeling kan leiden tot betere prestaties. Zo vonden Khazaeenezhad et al. (2012) dat studenten aan een universiteit in Iran die in een van de drie mogelijke homogene niveaugroepen werden geplaatst voor Engels als eerste taal beter presteerden dan de studenten die in een heterogene niveaugroep werden geplaatst. Naast de groeperingswijze verschilde ook de lesduur (wekelijks 2, 3 of 4 uur), maar niet het lesmateriaal of de methode van lesgeven. De verschillen tussen de niveaus van de studenten die in homogene groepen hadden gezeten was na afloop van het 16 weken durende vak verkleind (Khazaeenezhad et al., 2012).
Helaas geeft het onderzoek alleen aan dat er een positief effect is op de leerprestaties bij het indelen in homogene groepen, en niet of dit effect vergelijkbaar is voor de drie verschillende homogene groepen. Dat de verschillen tussen studenten zijn verkleind suggereert wel dat er een grotere leerwinst is voor zwakke studenten.
Japanse universitaire studenten die bij het vak Engels voor specifieke doeleinden in een groep met minder variatie in startniveau (homogene indeling) geplaatst werden, presteerden beter dan studenten in groepen met meer variatie in startniveau (heterogene indeling) (Sheppard et al., 2018). In tegenstelling tot ander onderzoek trad dit positieve effect niet op voor goed presterende studenten in de groepen van meer homogene samenstelling. De studenten volgden hetzelfde curriculum en hadden ook dezelfde eindtermen.
De onderzoekers suggereren dat dit positieve effect voor studenten met een minder hoog startniveau mogelijk verklaard kan worden door de veronderstelde grotere homogeniteit van de studenten op andere vlakken (vergelijkbare culturele achtergrond, zelfde moedertaal, weinig studenten met leerproblemen) dan gebruikelijk is in andere studies (Sheppard et al., 2018). Kijkend naar de context van het mbo is dit een relevant gegeven. Op het mbo is er een grote culturele diversiteit. Als deze verklaring, die door de onderzoekers gesuggereerd wordt, juist is, is het maar de vraag of homogeen groeperen voor zwakke studenten in het mbo een vergelijkbare meerwaarde heeft.
Nadelen van een homogene groepssamenstelling wegwerken met heterogene indeling?
Er zijn verschillende mogelijke verklaringen waarom studenten met een lager startniveau minder tot hun recht komen in een homogene groep en waarom een heterogene indeling voor hen meerwaarde zou hebben. Ten eerste, in homogene groepen kunnen leerlingen met een lager startniveau zich niet optrekken aan beter presterende leerlingen (Kester et al., 2018). In een heterogene groep kunnen bij een goed ingericht peer learning ontwerp zowel zwakke als sterke leerlingen profiteren van elkaar (Kester et al., 2018).
Daarnaast kan het vormen van homogene groepen met een laag aanvangsniveau ook zorgen voor een stigma, de ‘domme’ klas (Denessen, 2017; Kester et al., 2018). Het vormen van een dergelijke klas kan studenten hinderen in hun succes omdat ze zich gaan gedragen naar het label dat ze opgeplakt krijgen (Boaler et al., 2000).Een homogene indeling lijkt dus vooral nadelig voor studenten die bij aanvang al minder goed presteerden. Deze studenten hebben meer baat bij een heterogene indeling waarin ze kunnen leren van de sterkere studenten. Als ook goed presterende studenten gestimuleerd worden in bijvoorbeeld de rol van ‘tutor’ kan een heterogene indeling voor hen ook goed uitpakken (Kester et al., 2018).
Flexibele groepen
In plaats van permanente groeperingsvormen kan ook gedacht worden aan een meer flexibele vorm van groeperen waarbij de samenstelling regelmatig verandert. Op deze manier kan de rol van studenten verschillen omdat dit mede afhankelijk is van het type groep waarin ze worden geplaatst (Van der Vegt et al., 2019). Het gebruik van flexibele groepen draagt positief bij aan de leerresultaten en betrokkenheid van leerlingen (Van der Vegt et al., 2019). Door het systematisch bijhouden en inzichtelijk maken van leerdoelen van studenten kan beter ingespeeld worden op de behoeftes van de studenten (Vennix et al., 2017). Flexibele groepering kan hier verder op inspelen.
Instructie, lesmateriaal en instructie- en verwerkingstijd aanpassen op groepssamenstelling
Bovendien, het groeperen van studenten in verschillende groepen is niet genoeg om tot betere leerprestaties te komen. Het gaat er ook om wat er gedaan wordt als deze heterogene of homogene groepen gemaakt zijn (Deunk et al., 2015). De beste effecten worden gehaald als instructie en lesmateriaal aangepast worden aan de groep (Lou et al., 1996). Zwakke studenten kunnen erg geholpen zijn bij extra instructie- en verwerkingstijd (van der Vegt et al., 2019). Als er na het groeperen van de studenten in groepen van verschillende niveaus alsnog hetzelfde materiaal door middel van dezelfde instructiestijl in hetzelfde tempo wordt aangeboden, zal dit waarschijnlijk weinig effectief zijn.
Het effect van een homogene of heterogene indeling kan bovendien afhangen van de gekozen werkvorm. Vergelijkend onderzoek van Van Steendam et al. (2016) naar de werkvormen ‘samenwerken’ en ‘observeren’ laat zien dat zwakke studenten in een samenwerkend heterogeen tweetal en sterke studenten in een samenwerkend homogeen tweetal de meest positieve effecten op leerprestaties binnen een cursus schrijfvaardigheid ervaren. Ongeacht startniveau, een student heeft baat bij het samenwerken met een sterke student. Deze studenten werkten samen in tweetallen voor een cursus schrijfvaardigheid in Engels als vreemde taal aan de Universiteit. Bij de vergeleken andere werkvorm, leren door observeren, bleek dit effect niet te bestaan; er was geen verschil in prestaties die afhankelijk was van de groepssamenstelling (Van Steendam et al., 2016).
Geraadpleegde bronnen
- Boaler, J., Wiliam, D. & Brown, M. (2000). Students’ experiences of ability grouping - Disaffection, polarisation and the construction of failure. British Educational Research Journal, 26(5), 631–648.
- Bosker, R. J. (2005). De grenzen van gedifferentiëerd onderwijs [Oratie]. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
- Denessen, E. (2017). Verantwoord omgaan met verschillen: sociaal-culturele achtergronden en differentiatie in het onderwijs [Oratie]. Leiden: Universiteit Leiden.
- Deunk, M., Doolaard, S., Smale-Jacobse, A. & Bosker, R. J. (2015). Differentiation within and across classrooms: A systematic review of studies into the cognitive effects of differentiation practices. Groningen: GION.
- Kennisrotonde (2017). Wat zijn effecten van een homogene of heterogene groepssamenstelling, ingedeeld o.b.v. behaalde niveaus bij methodetoetsen taal en rekenen, op de ontwikkeling in taal en rekenen van kinderen in groep 3? (KR 215). Den Haag: Kennisrotonde.
- Kester, L., Cviko, A., Janssen, C., Jonge, M. de, Louws, M., Nouwens, S., … Damstra, G. (2018). Docent en leerling aan het stuur: Onderzoek naar leren op maat met ict. Utrecht: Universiteit Utrecht/Universiteit Leiden/Oberon.
- Khazaeenezhad, B., Barati, H. & Jafarzade, M. (2012). Ability Grouping as a Way towards More Academic Success in Teaching EFL - A Case of Iranian Undergraduates. English Language Teaching, 5(7), 81–89.
- Lou, Y., Abrami, P. C., Spence, J. C., Poulsen, C., Chambers, B. & d’Apollonia, S. (1996). Within-Class Grouping: A Meta-Analysis. Review of Educational Research, 66(4), 423–458.
- Merritt, R. D. (2019). Ability Grouping. Salem Press Encyclopedia.
- Sheppard, C., Manalo, E. & Henning, M. (2018). Is ability grouping beneficial or detrimental to Japanese ESP students’ English language proficiency development? English for Specific Purposes, 49, 39–48.
- Su, S.-W. (2017). Conceptualisation of English Ability Grouping for Non-English Majors in Taiwanese Higher Education. Educational Review (1563-3527), (48), 81–128.
- Steendam, E. van, Rijlaarsdam, G., Bergh, H. van den & Sercu, L. (2016). Samenwerkend schrijven en reviseren: Met wie en hoe? Een experimentele studie naar de interactie tussen groepssamenstelling en instructiemethode bij samenwerkend reviseren in een vreemde taal in het hoger onderwijs. Levende Talen Tijdschrift, 17(3), 3–13.
- Van der Vegt, A. L., Kieft, M., & Bekkers, H. (2019). Differentiatie in de klas: wat werkt? Den Haag: Kennisrotonde
- Vennix, A., Doppenberg, J., & Beijaard, D. (2017). Systematisch en groepsgewijs differentiëren binnen beroepsgerichte lessen Techniek & Vakmanschap. Eindhoven: Technische Universiteit Eindhoven.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

ANWB


Augeo

.png)
Uitgeverij Ten Brink


oo.nl


Medilex Onderwijs


Wij-leren.nl Academie





































98 betrokkenheid
79 feedback
38 heterogene groepen
72 informeel leren
77 klassenmanagement
42 leerrendement
118 lerende school
70 professionele leergemeenschap
117 teamleren