Kijk ook eens bij ons begeleidingsaanbod voor schoolontwikkeling!

Hoe kunnen docenten omgaan met verstorend gedrag?

Geplaatst op 1 november 2022

Omgaan met verstorend gedrag in de klas: wat werkt echt?

Verstorend gedrag in de klas is voor veel docenten een dagelijkse realiteit. Leerlingen die onrust veroorzaken, regels overtreden of zich agressief gedragen, kunnen het leerproces flink verstoren — zowel voor zichzelf als voor hun klasgenoten. Hoewel deze gedragsproblemen veel voorkomen, voelen veel leraren zich onvoldoende toegerust om er goed mee om te gaan. Dit artikel bespreekt wat effectief is in de aanpak van externaliserend gedrag, welke rol klassenmanagement speelt, en wat scholen kunnen doen om docenten te ondersteunen.

Wat is externaliserend gedrag?

Externaliserend gedrag verwijst naar zichtbaar, naar buiten gericht gedrag dat als storend wordt ervaren. Denk aan dwarsheid, brutaliteit, schreeuwen, spullen kapot maken of regels overtreden. Zulke gedragingen vragen veel van docenten, die vaak het gevoel hebben dat ze vooral reageren op incidenten in plaats van preventief te handelen.

Tegenover externaliserend gedrag staat internaliserend gedrag, zoals teruggetrokkenheid, angst of passiviteit. Hoewel docenten dit minder vaak als belastend ervaren, is het voor het leerproces van deze leerlingen net zo belemmerend. Beide typen gedrag vragen om een aanpak waarin structuur, voorspelbaarheid en aandacht voor de leerling centraal staan.

De rol van klassenmanagement

Goed klassenmanagement is een sleutel tot het voorkomen van probleemgedrag. Het gaat hierbij niet alleen om het hanteren van regels, maar om het geheel aan maatregelen waarmee de docent het leer- en werkklimaat organiseert. Denk aan:

  • Duidelijke verwachtingen en routines;
  • Een positieve sfeer;
  • Heldere instructie;
  • Relatiegericht handelen;
  • Het bieden van structuur en veiligheid.

Wanneer leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt en de leeromgeving voorspelbaar is, neemt de kans op probleemgedrag af. Dat geldt niet alleen voor leerlingen met gedragsproblemen, maar voor álle leerlingen.

Van reactief naar proactief handelen

Veel docenten grijpen pas in als probleemgedrag zich voordoet. Een veelvoorkomende reactie is het wegsturen van leerlingen, maar dit blijkt in de praktijk weinig effectief. Het versterkt het probleemgedrag vaak en vergroot de afstand tussen leerling en docent. Een proactieve aanpak is effectiever.

Proactief handelen betekent dat de docent:

  • Vooraf nadenkt over gedragsverwachtingen;
  • Leerlingen gewenst gedrag expliciet aanleert;
  • Routines en structuren creëert;
  • Positief gedrag actief benoemt en beloont;
  • Alternatieven biedt voor negatieve gedragingen (bijv. een ‘chill pass’).

Een krachtige strategie is het werken met een gedragsmatrix. Hierin worden gedragsverwachtingen gekoppeld aan specifieke situaties (bijv. ‘binnenkomen in de klas’ of ‘werken in een groep’), en worden concrete gedragingen benoemd die daarbij horen. Zo weten leerlingen precies wat van hen verwacht wordt.

De overtuiging dat je het kunt

Een belangrijke factor in hoe docenten met probleemgedrag omgaan, is hun eigen overtuiging van bekwaamheid, ook wel self-efficacy genoemd. Docenten die geloven dat zij in staat zijn om gedragsproblemen effectief aan te pakken, ervaren minder stress en reageren adequater.

Self-efficacy is te versterken door:

  • Reflectie op eigen handelen;
  • Bewustwording van eigen denkpatronen;
  • Succeservaringen;
  • Coaching en collegiale intervisie;
  • Ondersteuning vanuit de schoolleiding.

Wanneer docenten hun eigen rol onder ogen zien en actief werken aan verbetering, ontstaat ruimte voor professionele groei.

De context van gedrag begrijpen

Gedrag is niet los te zien van de context. Het gedrag van leerlingen is vaak situationeel en relationeel bepaald. Wat in de ene klas als probleemgedrag wordt gezien, kan in een andere setting minder problematisch zijn. Belangrijk is dan ook dat docenten leren het gedrag van leerlingen te duiden binnen de bredere context van de klas, de relatie en de schoolcultuur.

Een situationele benadering helpt om gedrag niet uitsluitend toe te schrijven aan het kind, maar te kijken naar het samenspel tussen leerling, docent en omgeving. Dit opent de weg naar concrete, haalbare oplossingen.

Professionalisering en ondersteuning

De aanpak van gedragsproblemen vraagt om voortdurende professionalisering. Vooral docenten in het speciaal (voortgezet) onderwijs geven aan dat ze zich tijdens de opleiding goed voorbereid voelden op individuele leerlingen, maar zich in de praktijk handelingsverlegen voelen in groepen.

Structurele ondersteuning is nodig, zoals:

  • Coaching on the job;
  • Uitwisseling van ervaringen met collega’s;
  • Gezamenlijke analyse van gedragssituaties;
  • Training in klassenmanagement en gedragsinterventies.

Een professionele leergemeenschap waarin docenten met elkaar reflecteren op gedrag en aanpakken, draagt bij aan het versterken van competenties en het verminderen van stress.

Schoolbrede aanpak werkt

Docenten staan er niet alleen voor. Een schoolbrede aanpak waarin afspraken over gedrag eenduidig zijn en alle teamleden consequent handelen, blijkt effectief. In zulke aanpakken, zoals Positive Behavior Support (PBS), ligt de nadruk op:

  • Preventie;
  • Het aanleren van gewenst gedrag;
  • Het belonen van positief gedrag;
  • Samenwerking met ouders;
  • Duidelijke, gedragen routines in de school.

Een positieve schoolcultuur waarin gedragsverwachtingen helder zijn, zorgt voor rust en voorspelbaarheid, en biedt een stevige basis voor alle leerlingen — ook zij met gedragsproblemen.

Aanbevelingen voor de praktijk

Voor docenten:

  • Besteed tijd aan het expliciet aanleren van gewenst gedrag.
  • Denk vooruit: plan proactieve strategieën en routines.
  • Reflecteer op je eigen rol en invloed.
  • Geef positieve feedback, gebruik humor en bied alternatieven.
  • Wees consistent in je verwachtingen en aanpak.

Voor schoolleiders:

  • Investeer in voortdurende professionalisering.
  • Faciliteer teamgesprekken over gedrag en klassenmanagement.
  • Zorg voor een veilige, ondersteunende werkomgeving.
  • Stimuleer eenduidigheid in aanpak en duidelijke schoolbrede afspraken.
  • Onderhoud gezamenlijke gedragsinterventies zoals PBS.

Tot slot

Verstorend gedrag in de klas is niet eenvoudig op te lossen. Maar met goed klassenmanagement, proactieve strategieën en ondersteuning vanuit een positief schoolklimaat kunnen docenten veel bereiken. Gedrag is te beïnvloeden — en dus ook te verbeteren. Investeren in de professionaliteit van leraren en in een gedeelde visie op gedrag loont. Voor leerlingen, voor docenten, en voor het onderwijs als geheel.

Geraadpleegde bronnen

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 4000+ artikelen.