Een excellente school (1): door de bril van collega's die er werken
Minke Knol
Onderwijsadviseur bij Turnip Education
Geraadpleegd op 07-10-2024,
van https://wij-leren.nl/een-excellente-school-deel-1.php
Een excellente school: wat is dat? Moet elke school excellent willen zijn? En hoe word je als school eigenlijk excellent? In dit artikel zijn drie schooldirecteuren aan het woord over hun drive, ontwikkeling en kwaliteitsbewustzijn: de ingrediënten van excellent onderwijs.
Scholen die door de onderwijsinspectie met het kwaliteitsoordeel goed zijn beoordeeld, mogen een aanvraag doen om excellent te worden. Zij onderscheiden zich op een bepaald profiel, in de cultuur of de wijze van lesgeven. In tegenstelling tot andere landen waar de inspectie over het algemeen een oordeel geeft variërend van zwak tot excellent, doet Nederland dit anders en wordt een school niet automatisch als goed of excellent beoordeeld als de inspectie dit tijdens een kwaliteitsbezoek constateert.
Een school die het kwaliteitsoordeel goed wil, kan door het bestuur voorgedragen worden voor een kwaliteitsonderzoek. Is de kwaliteit goed dan kan de school meedoen aan het traject om het predicaat excellent te krijgen. In dit geval doet de school zelf deze aanvraag. Een onafhankelijke jury beoordeelt vervolgens of de school recht heeft op het predicaat excellent. Critici zijn van mening dat de toekenning zo niet onafhankelijk is. Zij stellen dat beleid zich zou moeten richten op het beter maken van alle scholen.
Excellent wekt de indruk van een meetlat en vergroot onderlinge competitie.Het toekennen van het predicaat excellent mag een wat onlogische manier van beoordelen zijn, het neemt niet weg dat de weg naar excellent onderwijs een prachtig traject is dat het onderwijs verbetert. Hoe een dergelijk traject eruitziet vroeg ik een deel van het managementteam van scholengroep Penta: Jacqueline Bevaart (algemeen directeur Penta), Sebastiaan van Hofwegen (directeur Penta Hoogvliet) en Luuk Oortwijn (directeur De Oude Maas). Deze scholen hebben al een lange geschiedenis rondom het aanbieden van excellent onderwijs. Reden om eens langs te gaan en meer te leren over het excellent worden en blijven, wat de meerwaarde is en vooral hoe het leren van de leerling hierdoor verbetert.
De weg naar excellent onderwijs is een prachtig traject dat het onderwijs verbetert.
Jacqueline, Sebastiaan en Luuk zijn bevlogen onderwijsmensen die alle drie een enorme drive hebben om het onderwijs zo in te richten dat de pedagogische relatie tussen de leerling en docent doorlopend verbetert.
Wie ben je en waarom ben je het onderwijs in gegaan?
Jacqueline: “Het was aanvankelijk niet mijn motivatie om in het onderwijs te gaan, maar uiteindelijk wel om in het onderwijs te blijven. Toen ik klaar was met mijn middelbare school werd ik helaas uitgeloot voor de sportacademie en de journalistiek. Er was nog plek op de PABO en dat ben ik toen gaan doen met het idee om na een jaartje te switchen. Maar deze opleiding beviel mij heel erg goed, ook het vele stage lopen dat direct in het programma zat.
Op mijn 21ste was ik klaar met mijn studie en werd ik gebeld door een stagebegeleider die vertelde stressbestendige mensen te zoeken op een VSO/ZMOK in Rotterdam West. Ik was nog jong toen ik hier aan mijn eerste baan begon. Het was pionieren, ontdekken en ook de klas uitgedragen worden. Ik vond het twee jaar overleven, maar ik vond het ook een erg mooie doelgroep op een bijzondere plek in de stad. Ik kwam allemaal dingen tegen die ik nog nooit was tegengekomen tijdens mijn stage, mijn eigen middelbareschooltijd of thuissituatie. En dat boeide mij gewoon heel erg. Ik wist dat ik meer voor deze doelgroep wilde gaan betekenen, voor leerlingen die het echt niet altijd vanzelfsprekend makkelijk hebben thuis, voor wie de omstandigheden minder goed zijn en voor wie de afstand tot de arbeidsmarkt veel groter was dan voor andere kinderen.
Pas vier jaar geleden heb ik de overstap gemaakt naar het reguliere onderwijs. Het is wel anders en ook weer helemaal niet. Ik was nieuwsgierig naar welke verschillen ik tegen zou komen, waar ik tegenaan zou lopen of aan zou moeten wennen. Maar dat viel mee, beide onderwijstypes lijken erg op elkaar.
Mijn verbazing zat daarin dat het reguliere onderwijs er nog steeds zo uitzag als het reguliere onderwijs dat ik zelf genoten had. Hoe weinig er is veranderd.
Er gebeuren echt wel mooie dingen, maar het is lastiger om dit in maatwerk aan te bieden omdat er minder middelen zijn om kleinere klassen te maken en het onderwijs op het individu te richten.”
Sebastiaan: “Ik kom uit een onderwijsfamilie en het leek mij eigenlijk ook wel heel erg leuk om voor de klas te staan. Dat zat er eigenlijk wel vanaf de basisschool al in. Het hoogtepunt ieder jaar voor mij was toch de spreekbeurt die je weer mocht houden. Maar ik heb ook altijd veel passie voor de exacte vakken gehad. Ik wilde na het vwo hierin verder, maar ben helaas gezakt. Plan B was om de lerarenopleiding te doen, dus daar ben ik de exacte vakken gaan volgen.
Ik vond het in eerste instantie vooral leuk om kennis over te dragen. Tijdens mijn stages kwam ik erachter dat ik dat juist helemaal niet het leukste vond. Het allerleukste vond ik de relatie met de leerlingen en om hen verder te brengen in hun ontwikkeling.
Toen ik stageliep in Steenwijk op een vmbo had ik het erg goed naar mijn zin. Ik wilde mijn eerstegraads lesbevoegdheid halen, maar mijn begeleider zei: “Ga nu stagelopen op nog een vmbo-school, want ik denk dat dat zo goed bij je past,” en daar heeft zij gelijk in gehad. Die stage vond ik zo leuk, ik wist dat ik dit wilde blijven doen.
Wat ik erg leuk vond was dat de leerlingen zo direct zijn; wat je erin stopt krijg je ook weer terug. Zonder omweg, zowel positief als negatief.
Je bouwt echt wat met de leerlingen op. Als leerlingen voor je willen werken dan doen ze alles voor je.
Vanuit deze baan ben ik weer in mijn geboortedorp gaan kijken en toen kwam ik hier terecht en heb ik bij Luuk gesolliciteerd in 2003 en ben ik op Hoogvliet gestart. Eerst als docent, daarna teamleider, zorgcoördinator en zo langzaam de schoolleiding ingerold. Na al die jaren heb ik nog steeds veel affiniteit met het vmbo. We hebben een havo-top ingericht volgens de pedagogiek en didactiek van het vmbo. Daar selecteren we de docenten ook op. En die aanpak werkt best goed…”
Luuk: “Ik heb altijd in het onderwijs willen werken. Ik vond mijn leraar Duits en geschiedenis inspirerend en een mooi voorbeeld, dus na mijn diploma heb ik mij opgegeven voor Duits en geschiedenis aan de universiteit van Amsterdam. Maar er waren toen veel te veel leraren. Ik stond vierde op de wachtlijst en kwam er gewoon niet tussen. Ik zat op een havo die bij een pedagogische academie in zat en daar ben ik toen verder gegaan. Na drie weken kreeg ik een belletje van de universiteit dat ik toch mocht komen, maar toen dacht ik bekijk het maar…Ik zat weer in mijn oude bekende wereldje wat prima beviel en heb toen daar de pedagogische academie afgerond.
Het volgende probleem was werk vinden. In het basisonderwijs was dat onmogelijk, er waren veel te veel docenten. Ik kreeg ook met militaire dienst te maken. Ik vond dit niet erg, maar ik wilde liever het onderwijs in. In enkele regio’s in het land kon je destijds vrijstelling krijgen voor militaire dienst. En toen ben ik dus uiteindelijk hier in Hoogvliet aangenomen in 1978. Ik moest voor vijf jaar mijn handtekening zetten en die periode heb ik ruimschoots volgemaakt….
Wat ik leuk vond was de doelgroep vmbo.
Ik was 22 en had meiden van 16/17 in de klas. Enkele jaren geleden kwam ik tijdens een reünie oud-leerlingen tegen die mij nog steeds meneer Oortwijn noemden, terwijl ik dus maar een paar jaar ouder ben. Ik was in het begin van mijn carrière streng. Dat werd ook wel door mijn collega’s aangegeven dat dat zo moest. Pas in mijn tweede jaar merkte ik: “Oh, dat hoeft helemaal niet zo streng allemaal”. Als je een keer de naam hebt en je maakt duidelijk hoe je het wilt, dan gaat het veel beter. Ik ging steeds sterker op de relatie zitten. Ik ben bij deze doelgroep gebleven. Ik heb veel vakken lesgegeven, van kantoorpraktijk tot levensbeschouwing. Uiteindelijk ben ik schooldirecteur geworden.”
In jullie verhalen hoor ik dat jullie alle drie de pedagogische relatie met de leerling van groot belang vinden. Jullie drive om veel te willen betekenen voor de vmbo-leerling klinkt in alles door. Heeft deze sterke drive een bijdrage geleverd aan het laten excelleren van jullie scholen?
Jacqueline: “Ja, dat is echt mijn overtuiging. Je doet het zo goed mogelijk voor je leerlingen. Het gaat erom je prestaties zo goed mogelijk neer te zetten, dat ben je ook verplicht aan je leerlingen. Het werkt alleen maar als je werkt aan die pedagogische relatie. Je kan alles goed op papier hebben staan, mooi beleid hebben, maar als de relatie tussen docent en leerling niet goed is dan werkt het gewoon niet.
De inspectie verifieert of de dingen van het papier waar zijn en of de leerlingen en docenten dat ook vinden. Zij willen zien dat de aandacht voor onderwijskwaliteit en de onderwijsvisie tot in de haarvaten van de school doorwerkt.
Er moet een consistent verhaal en aanpak zijn op alle lagen. Deze pedagogische relatie is altijd ons uitgangspunt geweest.
In onze voltallige directie proef ik dat mensen om die reden in het onderwijs zijn gegaan. Het onderwijs moet goed zijn voor leerlingen en voor de mensen die werken met deze leerlingen. Dat is ons uitgangspunt en dat merk je overal doorheen.”
Hoe hebben jullie iedereen meegekregen in die ambitie om te excelleren?
Jacqueline: “Toen ik in het cluster 4 onderwijs werkte, werkten we eigenlijk zonder inspectiekader. Dat was er nog niet echt voor het VSO. Dus toen zijn we zelf aan de slag gegaan met wat standaarden die we belangrijk vonden, ook om de inspectie mee te nemen in hoe wij kijken naar kwaliteit. Het gaat steeds maar weer om de goede dingen voor leerlingen doen, en de dingen goed doen. De leerlingen zien, naar de behoefte kijken en daarop inspelen. Van daaruit hebben we een kwaliteitshandboek zelf ontwikkeld en dat was een belangrijke stap in de weg naar excellent onderwijs.
Bewust nadenken over kwaliteit is essentieel, dat werd ook duidelijk op een andere school waar ik werkzaam was. Daar was kwaliteitsdenken nog niet zo ontwikkeld. Er gebeurden mooie dingen maar er was nauwelijks een kwaliteitszorgsysteem en ook niet echt een bewustzijn van ‘wat doen we hier nu precies en waarom doen we dat’.
Op die school zijn we vanaf het begin gaan beschrijven wat we willen bereiken in een schoolplan. Waar liggen onze speerpunten en hoe werken we aan de relatie met de leerlingen? Van daaruit zijn we gaan beschrijven met elkaar, maar dit zeker ook gaan ‘doorvoelen’ met elkaar. Wat wil je in die kwaliteitsontwikkeling steeds laten zien, ook naar ouders, stakeholders en inspectie. Aan iedereen.
Dat is voortdurend verder ontwikkeld. We zijn bij elkaar gaan kijken, in de klas, op een andere school.
Dat denken, niet met de deur dicht maar met de deur open, was een erg belangrijke factor in het realiseren van kwaliteitsbewustzijn.
Laten zien wat je doet, ook durven praten over wat nog niet zo goed gaat is essentieel. Iedereen doet vaak prachtige dingen, maar je daar bewust van zijn en bewust de dingen goed gaan doen en daarover praten dat is een belangrijke stap in de weg naar excellent onderwijs.
Daarbij is het van belang om in het team iedereen te vertellen waar je naar toe gaat, wat nog in ontwikkeling is en hoe je dat gaat doen. Hoe breng je dat verhaal nu over naar de buitenwereld. Het simpele oefenen van dit verhaal is belangrijk, en het oefenen van zo’n gesprek.
Sommige scholen hebben de houding van ‘waarom zouden we dit doen, dan komt zo’n jury je beoordelen’. Maar op een gegeven moment ging die knop bij ons om in een soort trots toen de school excellent werd. Er ontstonden ook mooie neveneffecten; leerlingen werden ook trots en zeiden: “Oh, we zitten op een excellente school”. We kregen een ander type sollicitanten.
Er ontstond een heel andere sfeer in de school waardoor je nog meer grip kreeg op dat kwaliteitsbewustzijn. Ik vond dat een mooie cyclus die ontstond.”
Ook Sebastiaan geeft aan dat bewustzijn over kwaliteit erg belangrijk is in de weg naar goed en excellent onderwijs.
Sebastiaan: “Men was zich niet altijd bewust van wat gaande was. Er was bijvoorbeeld een groot verschil tussen schoolexamens en centrale examens. Daar hebben we tools voor ontwikkeld om inzicht te krijgen in wat er gaande was en om per vakgroep afspraken te maken over wat gehaald moet worden en hoe dat tot stand moet komen. We ontwikkelden een soort buddysysteem. Dus met de partnerschool De Oude Maas die al excellent was, gingen we ervaringen uitwisselen tussen vakgroepen zodat docenten zagen hoe het ook kon en nieuwsgierig werden.”
De verdere route die de scholen hebben afgelegd om het onderwijs excellent te mogen noemen, is te lezen in deel 2 van het interview Een excellente school - deel 2: over de route waarlangs de collega’s gingen.