De taalles als taallab

Dolf Janson

Senior onderwijsadviseur en -ontwikkelaar bij Jansonadvies

  

  Geplaatst op 1 juni 2014

Op weg naar een uitdagende invulling van de taalles.

Voor veel leerlingen zijn de dagelijkse taallessen geen uitdaging. Dat geldt zeker voor leerlingen met ‘taaltalent’. Dat ligt niet aan de Nederlandse taal, die is boeiend genoeg. Het beeld dat leraren hebben van hoe taallessen behoren te zijn, speelt hierbij een rol, zo heeft de auteur tijdens lesobservaties gemerkt. In dit artikel doet hij suggesties om dat patroon te doorbreken.

Taal vandaag

“De les van vandaag gaat over voorzetsels. Voorzetsels ken je allemaal, het zijn meestal korte woordjes, zoals in, op, aan, voor, onder, achter. Allemaal woordjes die je heel vaak gebruikt. In het lesje hebben ze de voorzetsels apart gezet. Aan jullie de vraag welk voorzetsel je waar moet invullen. Als je klaar bent mag je in je oefenschrift zelf nog vier van zulke zinnen bedenken. Ga stil aan de slag, dan ga ik ondertussen met de andere groep aan het werk.” De leraar van deze combinatieklas haalt routineus de voorkennis op en houdt het verder lekker kort, zodat de leerlingen snel aan het werk kunnen. Dat laatste is verstandig in een taalles, zo heeft ze gemerkt. Voor je het weet ben je alle antwoorden al aan het voorkauwen. 

Wat is er te leren?

De vraag is dan wel: wat leren de leerlingen zo over voorzetsels? Gebruiken zij in hun spreektaal de voorzetsels verkeerd? Laten zij in hun schrijftaal voorzetsels weg? Welk probleem moet zo’n oefening oplossen? Voor veel leraren zijn dit vervelende vragen. “Zulke oefeningen staan toch niet voor niets in een methode? Moet ik dan bij elk lesje gaan bedenken of mijn leerlingen daar wat aan hebben?” Je hoort de mengeling van irritatie en wanhoop in zo’n reactie. Toch is het antwoord: “Ja dat zou eigenlijk wel moeten!”

Stel dat deze les wel echt nodig is, omdat die leerlingen goochelen met hun voorzetsels. Is dan deze instructie helpend? Is het dan handig dat de leraar de voorkennis gaat ophalen, in plaats van dit de leerlingen te laten doen? Nee, die leerlingen moeten immers iets gaan leren en dan is het wel zo effectief als de nieuwe informatie aansluit bij hun persoonlijke voorkennis. Op basis van wat zij al weten moeten ze gaan luisteren naar en meedoen met de instructie. Alleen dan kunnen zij de informatie selecteren die een aanvulling is op die voorkennis, zodat zij die vervolgens geïntegreerd kunnen opslaan.

Taalles als taallab

Hieruit wordt duidelijk hoe belangrijk heldere doelen zijn. Voor leraren die concrete doelen voor ogen hebben, zal een lesje uit de methode niet snel leidend zijn. Als het doel  is om de impliciete kennis van de dagelijks gebruikte voorzetsels bewust te maken en zo het repertoire van de leerlingen uit te breiden of te variëren, dan is een onderzoeksopdracht voor tweetallen veel effectiever. Dan wordt de taalles een taallab.

Voorbeeld 1: Voorzetsels onderzoeken

“Voorzetsels gebruik je elke dag. In het volgende zinnetje staan er een paar. Probeer maar te ontdekken welke woorden dat zijn. Na schooltijd ga ik op de fiets naar huis. Vergelijk eens met je buur! Die woorden zijn steeds ergens ‘voorgezet’, daarom heten ze zo. Kun je samen bedenken voor welke soort woorden voorzetsels staan?  Probeer nu samen nog meer van die voorzetsels te verzamelen. Als je er tien hebt, ga je daarmee een onderzoekje doen. Je kiest zo’n zelfstandig naamwoord met een lidwoord ervoor, bijvoorbeeld ‘de schuur’. Ga met elk voorzetsel na of die voor ‘de schuur’ past en wat het dan betekent. Zou dat bij elk zelfstandig naamwoord zo gaan? Zouden er voorzetsels zijn waar het anders is? Probeer dat eens uit te zoeken. Maak een duidelijk overzicht, zodat je straks aan de anderen kunt laten zien wat je hebt gevonden.”

Wat doen we dan in een taalles? 

Het principe van een taallab is dat leerlingen door gerichte opdrachten doelgericht aan de slag gaan met onderzoek naar taalverschijnselen. Het herkennen, verzamelen en analyseren van aspecten van taal (klanken, letters, woorden, zinnen, teksten) en het gebruik daarvan, sluit aan bij de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen. Tegelijk biedt dit type activiteiten de mogelijkheid een relatie te leggen tussen het taalgebruik in andere vakken en de eigen taalvaardigheid van de leerlingen. Taalonderwijs wordt dan het onderzoeken van taal en het leren toepassen van de ontdekkingen in gebruikssituaties buiten de taalles.

De taalles wordt hierdoor dienstbaar aan alle vakken. Dit maakt het bijvoorbeeld niet meer nodig woordenschat apart te oefenen met woorden uit een taalmethode. Dat is namelijk wat omslachtig als je beseft dat vakken als wereldoriëntatie of rekenen een grote hoeveelheid functionele contexten bevatten, waarin veel nuttige woorden en betekenissen voorkomen. Bovendien is het leren van deze woorden vaak cruciaal voor het leerrendement bij die andere vakken. Datzelfde geldt voor woorden uit leesboeken. Zo sla je twee vliegen in een klap.

Schrijftaal en spreektaal

Het verschil tussen mondeling taalgebruik en schriftelijke taaluitingen is een ander onderzoeksonderwerp dat bijzondere aandacht verdient, juist in de vorm van een taallab. Schrijftaal is echt anders dan spreektaal en klinkt ook anders . Een functionele context waarin schriftelijk taalgebruik vanzelfsprekend is, verlaagt de drempel die sommige leerlingen ervaren. Zo’n context  biedt dus meer kansen tot leren, dan een speciaal bedacht taallesje.

Je zou daarom kunnen zeggen: in de taalles leer je vooral OVER taal. Reflectie op taal, letterlijk taalbeschouwing, is een belangrijke functie voor taallessen. Allerlei taalverschijnselen kunnen zo onder de loep genomen worden. Varianten uitproberen, je repertoire stukje bij beetje uitbreiden, zonder dat het al gaat om goed of fout, passen goed in zo’n taallab. Dit laatste is kenmerkend voor een actief leerproces, die beroemde ‘zone van de naaste ontwikkeling’.

Voorbeeld 2 Onderzoek naar woordvorming

hoog    -    hoogte       -    hoogheid    
laag     -    laagte        -    laagheid
groot    -   grootte       -    grootheid

Mogelijke vragen: 

  • Wat gebeurt er met de woorden uit de eerste kolom in de twee volgende kolommen?
  • Wat zou de betekenis van de woorden in de 2e en 3e kolom kunnen zijn? 
  • Zijn die woorden uitwisselbaar? Probeer: Koninklijke Hoogheid – koninklijke hoogte (is er verschil?)
  • Wat zou de betekenis worden als je de vormen van de 2e en de 3e kolom verwisselt in een zin?
  • Geldt dit voor alle bijvoeglijke naamwoorden? Probeer het eens en zoek op of je gelijk hebt!

aardig     …..        aardigheid
kaal        …..        kaalheid
knap       …..        knapheid
krap       krapte     …..
breed     breedte   …..
groen     groente   …. 

Doel van het onderzoek

Het doel van dit soort onderzoeksopdrachten is divers. In de eerste plaats het wekken van verwondering en daardoor belangstelling bij bepaalde taalverschijnselen. Leerlingen ontdekken dat er soms samenhang is die je niet direct hoort of ziet. Tegelijk wordt duidelijk dat een taal vaak helemaal niet zo systematisch in elkaar zit. Wat bij het ene woord wel kan, bestaat bij een vergelijkbaar woord niet. Daar kan je mee spelen door eigen woorden met een nieuwe betekenis toe te voegen. Zo ontdekken leerlingen ook hoe ze bepaalde woordsoorten soms aan vormkenmerken kunnen herkennen. 

Praten in de taalles

Opdrachten in een taallab lokken gesprekken uit. Leerlingen werken samen en vullen elkaar aan, geven elkaar feedback en stimuleren tot volgende stappen of tot het inslaan van zijpaadjes die ook heel interessant lijken. Juist het proeven van woorden en verschillen tussen woorden, zoals in de voorbeelden hierboven, vragen om hardop denken, dus praten. Een taalles waarin het doodstil moet zijn, dient ons wantrouwig te maken: wordt daar wel iets taligs geleerd?

Het centraal stellen van taalverschijnselen die verwondering wekken leidt haast vanzelf tot gesprek. Soms lijken woorden zo gewoon, dat je ze eerst moet ‘problematiseren’, bijvoorbeeld door er vragen over te stellen: “Zou dat bij al dit soort woorden kunnen?”. 

Voorbeeld 3 Onderzoek naar het gebruik van verkleinwoorden

 “Ik heb vandaag maar een jasje aangedaan, want de inspecteur komt”, zei meneer Jan verontschuldigend.  “Doe jij je jasje eens goed dicht, het is koud hoor!” riep juf Selma tegen de kleuter die haar voorbij rende. Is er verschil tussen die beide ‘jasjes’? We gebruiken veel verkleinwoorden: een patatje oorlog een glaasje water een balletje trappen met een collegaatje gaan shoppen Is dat allemaal klein? Zo nee, waarom staat er dan toch ‘je’ achter? En hoe klein is een ‘klein kerstboompje’ dan?

Praten over schriftelijk werk

Het ligt voor de hand dat praten bij de ontwikkeling van mondelinge taalvaardigheid noodzaak is. Misschien minder vanzelfsprekend is praten bij de ontwikkeling van schriftelijke taalvaardigheid. Het samen verbeteren (letterlijk: beter maken!) van een eigen tekst is heel waardevol, juist door de uitwisseling en afwegingen die daarbij te maken zijn. Dat maakt tegelijk duidelijk dat het dan niet een kwestie is van ‘goed’ of ‘fout’, maar van meerdere mogelijkheden, persoonlijke voorkeuren en connotaties.

Uitwisselen daarvan verruimt de blik en stimuleert een verbreding van het repertoire. Die uitwisseling kan klassikaal, bijvoorbeeld met een tekst op het digibord, zoals de klassentekst in Freinetscholen al vele jaren de schrijfvaardigheid en het taalgevoel versterkt. Maar het kan ook met een kleine kring of in tweetallen. De leraar fungeert hier als rolmodel: door hardop mee te denken en te reageren zoals je graag wilt dat de leerlingen doen. Zo wordt de taalles meer een taallab en dat maakt door de open en uitdagende vorm opbrengsten mogelijk voor alle leerlingen, dus ook die met taaltalent. 

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Meer Taal, jaargang 1, nummer 1.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Congres
Leesproblemen en dyslexie
Leesproblemen en dyslexie
Herken en begeleid leerlingen met stagnaties bij lezen
Medilex Onderwijs 
E-learning module
Directe Instructie - Hoe zet ik dit in?
Directe Instructie - Hoe zet ik dit in?
Praktische toepassing in de klas
Wij-leren.nl Academie 
Spelling instructie
Spellingvaardigheid en leren spellen (3) - de instructie.
Anna Bosman
Team-based learning
Team-based Learning: best practice voor effectief en leuker leren!
Ilse Erich
Effectief leesonderwijs
Aantrekkelijk en effectief leesonderwijs: motiverend!
Paul Filipiak
Grip op leesbegrip
Beter toetsen en evalueren van lezen met begrip
Karin van de Mortel
OGO bovenbouw
Ontwikkelingsgericht werken / OGO in de bovenbouw
Bea Pompert
Rijk taalaanbod
Rijk taalaanbod door spel
Sieneke Goorhuis
Goed taal- en leesonderwijs
Vijf onderwijskundige voorwaarden voor goed taal- en leesonderwijs
Jos Cöp
Taal en omgeving
Taal is niet los te verkrijgen
Sieneke Goorhuis
Passend onderwijs voor begaafden
Passend onderwijs voor begaafde leerlingen
Arja Kerpel
Didactische werkvormen
Het didactische werkvormen boek
Arja Kerpel


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Hoe zorgen we er in Nederland voor dat iedereen kan meedoen?
Hoe zorgen we er in Nederland voor dat iedereen kan meedoen?
redactie
Coöperatieve werkvormen in een video van één minuut uitgelegd
Coöperatieve werkvormen in een video van één minuut uitgelegd
redactie
Coöperatief leren in een video van één minuut uitgelegd
Coöperatief leren in een video van één minuut uitgelegd
redactie
Didactische werkvormen in een video van één minuut uitgelegd
Didactische werkvormen in een video van één minuut uitgelegd
redactie
Passend onderwijs in een video van één minuut uitgelegd
Passend onderwijs in een video van één minuut uitgelegd
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



adaptief onderwijs
coöperatief leren
coöperatieve werkvormen
didactische werkvorm
effectieve instructie
leerstofaanbod
passend onderwijs
spelling
taalontwikkeling
woordenschat

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest