Kennisplatform
Kindgesprekken voeren - hoe doe je dat? Gratis leermodules van Noëlle Pameijer en Karen van Kooten.

Sturen op autonomie

Adri van den Brand
Trainer, Opleider, Spreker, Coach bij Verbindend Onderwijs Adri van den Brand  

Brand, A. van den. (2020). Sturen op autonomie.
Geraadpleegd op 07-10-2024,
van https://wij-leren.nl/sturen-op-autonomie-ta.php
Geplaatst op 30 juni 2020
Sturen op autonomie

Elke leraar kent het: op krachtige momenten ben je de leraar die je altijd al had willen zijn en haal je het beste uit jezelf en uit je leerlingen. En op andere momenten krijg je het maar niet voor elkaar en ben je slechts een schaduw van de leraar die je zou willen zijn. De kans is groot dat je op die krachtige momenten handelt vanuit autonomie en op de schaduwmomenten handelt vanuit script. Hoe kun je sturen op autonomie?

Autonomie en script zijn concepten uit de Transactionele Analyse, een persoonlijkheidstheorie die in de jaren zestig van de vorige eeuw is ontstaan uit het werk van Eric Berne en die inmiddels vele toepassingen kent, ook voor het onderwijs.

Uitgangspunten

De Transactionele Analyse, kortweg TA, kent drie centrale uitgangspunten:

  1. Iedereen is OK: ik ben OK, jij bent OK.
  2. Iedereen kan denken: ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen mogelijkheden.
  3. Iedereen kan veranderen: ik kan patronen in mijn denken, voelen en doen effectiever maken.

Deze uitgangspunten vormen een krachtig fundament voor onderwijs.

Ego-toestanden

De TA gebruikt het model van ego-toestanden om iemands persoonlijkheid te beschrijven. Een ego-toestand is een consistent patroon van denken, voelen en ervaren dat direct samengaat met een overeenkomstig patroon van gedragingen. Ieder mens heeft talloze ego-toestanden. Om enige ordening aan te brengen in al deze ego-toestanden, categoriseerde Berne ze in drie groepen: de Ouder, de Volwassene en het Kind. Hij gebruikte daarbij bewust eenvoudige namen die voor iedereen te begrijpen waren, ook voor kinderen.

Om ze als ego-toestand te onderscheiden van echte ouders, volwassenen en kinderen schreef hij ze met hoofdletters. Je bent op elk moment van de dag in een van deze ego-toestanden.

Iedereen beschikt over deze ego-toestanden.

Een volwassene heeft een Ouder, Volwassene en Kind. En ook kinderen hebben een Ouder, Volwassene en Kind.

Ouder
In je Ouder zitten veel normen, regels, oordelen en waarden die je hebt overgenomen van jouw introjecten. Dat zijn belangrijke personen uit jouw leven van wie jij ongemerkt veel hebt geleerd. Toen je klein was, had je geen keuze en moest je het doen met de grote mensen om je heen en hun opvattingen. In je tienerjaren en je volwassenheid heb je steeds meer zelf bepaald welke introjecten je toelaat in je Ouder.

Integrerende Volwassene
Je integrerende Volwassene is een objectieve dataprocessor die in het hier en nu adequaat kan omgaan met uitdagingen, problemen, doelen en taken. Het is het meest ‘objectieve’ deel van je persoonlijkheid dat altijd opties genereert zodat je keuze hebt, in welke situatie dan ook. Het heet integrerende Volwassene omdat deze ego-toestand voortdurend in ontwikkeling is en leert van de introjecten uit de Ouder en de ervaringen uit het Kind. Alle positieve leerervaringen uit Kind en Ouder worden zo geïntegreerd in de Volwassene en dat is een voortdurend proces. 

Kind
Je Kind berust enerzijds op natuurlijke emoties en behoeften, anderzijds op overgebleven angsten, onvervulde behoeften en onverwerkte emoties uit je ‘kindertijd’. In je Kind zitten al je ervaringen en herinneringen van nul tot nu.

Juf Paula legt groep 6 enkele spellingregels uit. Ze let goed op wat er bij de leerlingen gebeurt.
Haar uitleg is helder en to the point. Paula voelt zich krachtig, zelfverzekerd en autonoom. Zij handelt duidelijk vanuit haar geïntegreerde Volwassene.

Dan gooit Thomas zijn taalboek op de grond. Hij is boos. ‘Ik snap er echt helemaal niets van!’ Paula reageert meteen. ‘Thomas, zo doen wij dat hier niet. We gooien geen boeken op de grond als we iets niet snappen. Raap dat boek eens op, domoor, en snel!’ Paula communiceert nu vanuit haar Ouder. Ze zet normen neer (‘zo doen we dat hier niet’ en ‘we gooien geen boeken op de grond’), communiceert een oordeel (‘domoor’) en ze geeft een bevel (‘Raap dat boek eens op!’). Hierbij maakt ze onbewust gebruik van normen, oordelen en bevelen die ze eerder van andere ouderfiguren (‘introjecten’) geleerd heeft. Ze heeft niet door dat ze nu tegen Thomas praat zoals haar vader tegen haar sprak als hij boos was.

‘Wie snapt het nog meer niet?’ Er gaan wel vijftien vingers de lucht in. Paula schrikt hiervan.
Het zweet breekt haar plots uit. Haar hart gaat sneller kloppen, haar ademhaling schiet omhoog.
Ze voelt een oud, bekend gevoel opkomen: ‘Ik kan er niks van!’ Ze vecht tegen dit gevoel, maar ze voelt hoe ze de regie kwijtraakt over zichzelf, de klas en de les. Ze voelt hoe ze rood wordt en ze wil in de grond wegzakken. Paula communiceert nu vanuit haar Kind en voelt dat ze de grip op de situatie kwijtraakt.

De leraar die je (niet) wilt zijn

Kort door de bocht gezegd: als je vanuit je integrerende Volwassene denkt, voelt en handelt, dan is er sprake van autonomie.

Leraren handelen veelal vanuit hun integrerende Volwassene en dan voelen ze zich meestal ook de leraar die ze willen zijn.

Ze zijn OK met zichzelf en de ander, vinden dat iedereen kan denken en kan veranderen. Maar het kan ook gebeuren dat een leraar onbewust handelt vanuit zijn Ouder en/of Kind. In deze situaties kan de leraar de grip op de situatie kwijtraken en neemt het script het over. De leraar voelt zich dan plots niet meer OK of vindt de ander niet meer OK, de leraar verliest grip op het eigen denken of miskent het denkvermogen van de ander. En de leraar miskent de veranderingsmogelijkheden.    

Script

De TA gaat ervan uit dat kinderen op jonge leeftijd een levensplan opstellen met daarin alle verwachtingen over hoe het leven eruit zal zien. Dit levensplan fungeert zoals een script in het theater waarin alle gebeurtenissen zijn vastgelegd met voorspelbare reacties van de hoofdpersonages. In het script dat het kind ‘schrijft’ zitten ook alle bekrachtigende en belemmerende overtuigingen die het kind heeft over zichzelf, over anderen, over ‘het leven’ en de wereld.

De hoofdlijnen van het script rondt het kind af als het ongeveer zeven jaar is. Tot aan zijn twaalfde stelt hij het script op onderdelen bij.

In de puberteit test de puber de grenzen van het script en daarna verdwijnt het script naar de achtergrond.

In volwassenheid fungeert het script als een onzichtbaar besturingsprogramma dat met name in stressvolle situaties actief wordt en zorgt het voor ‘automatische piloot’ reacties vanuit Kind en/of Ouder waarop volwassenen kunnen reflecteren met ‘ik kan er niets aan doen, zo ben ik nu eenmaal’. En in dergelijke situaties zorgt het script ervoor dat de drie uitgangspunten van TA onder druk komen te staan. Kun je je voorstellen wat er met de autonomie in een klas gebeurt als de leraar zijn eigen autonomie kwijtraakt en regelmatig in script verkeert? 

Autonomie

Laat ik me leiden door onbewust gekozen scriptpatronen en -overtuigingen die onder stress de boventoon voeren en mijn gedrag bepalen? Of ben ik in staat om in het hier en nu weloverwogen keuzes te maken die passen bij mijn interne kompas, de mate waarin ik met compassie naar mezelf en anderen kijk, mijn bewustzijn en eigenaarschap, en mijn spontaniteit en intimiteit? In deze zin zitten de zes eigenschappen van autonomie:

  • Integriteit
  • Compassie
  • Bewustzijn
  • Eigenaarschap
  • Spontaniteit
  • Synergie & intimiteit

Matrix

Hoe is de energie bij jou verdeeld over deze zes eigenschappen? Heb je misschien te veel integriteit, te weinig of juist voldoende? Met de autonomiematrix kun je dit in beeld brengen, voor jezelf, maar ook voor een groep of team. Hieronder vind je een voorbeeld uit deze matrix.

Met behulp van de matrix kun je meer sturen op autonomie, door de zes eigenschappen in balans te brengen. Daarover gaat het boek Sturen op Autonomie. Zie verder de recensie van dit boek van Nelleke Herrewijnen.

Een vak?

Als het aan mij ligt, dan wordt TA een vak op school.

Geef het een andere naam, noem het ‘communicatie om jezelf en anderen te leren kennen’, als de inhouden maar in het curriculum komen.

Zo leren leraren én leerlingen begrijpen wat er zich bij hen intern afspeelt en waarom de communicatie met anderen soms gemakkelijk en soms moeizaam verloopt. Bovendien leren ze begrijpen welke opties ze tot hun beschikking hebben om op andere manieren te communiceren. Hoe het script het soms overneemt en de autonomie in de weg zit. Vanuit dit bewustzijn kunnen leraar en leerling sturen op autonomie. 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.