15 tips voor het oplossen van werkdruk in het onderwijs
Paul Filipiak
Taalleesdeskundige bij Filipiak Educatie en Multimedia
Geraadpleegd op 13-10-2024,
van https://wij-leren.nl/regels-in-de-onderwijsruimte-onderwijsinspectie.php
Werkdruk in het onderwijs oplossen op drie niveaus
Werk- en stressverlichting voor onderwijzers kan worden georganiseerd op het niveau van het landelijk beleid, het schoolbestuur en op het niveau van de school en de klas. Het gaat om de verbetering van de arbeidsomstandigheden en het taakbeleid, de verbetering van de organisatie in de school, de klas en om de vereenvoudiging van lessen en het rooster.
a. Werkverlichting door de landelijk overheid en het schoolbestuur
Uit de landelijke pilot regelluwe scholen blijkt dat sommige landelijke regels probleemloos geschrapt kunnen worden. Het kabinet zal de sector stimuleren om de eigen administratieve regeldruk terug te dringen (6). We helpen de overheid daarbij een handje.
1. Werk toe naar groepen van maximaal 22 leerlingen
Het aantal grote bassischoolklassen met meer dan 25 leerlingen is de afgelopen jaren met 5% gestegen. In 35% van alle groepen zitten 25 of meer leerlingen. Negentien jaar geleden waren de klassen met meer dan 30 leerlingen op twee handen te tellen. Nu heeft bijna elke school ze. Grotere klassen, vaak in te kleine lokalen, leiden tot grotere werkdruk voor leraren. Van Leijenhorst: toen ik les gaf aan negentien kinderen, was ik om half vijf klaar. Nu zit ik elke avond nog een uur thuis aan de administratie. Haar directeur die 22 leerlingen het ideale aantal noemt: we geven 5.5 uur les per dag. Als je die tijd verdeelt over 30 leerlingen kom je op 11 minuten per kind. Heb je er maar 18 in de klas dan kom je bijna op gemiddeld 63% meer aandacht per leerling. (Brabants Dagblad 16 november 2017).
2. Maak goede werkafspraken en bied perspectief van een vaste baan
Het zichtbaar maken van de werkdruk is een eerste stap in het aanpakken van de werkdruk. Een blik op de schooltaken van de school geeft al gauw een scherp beeld of de werkdruk daadwerkelijk wordt aangepakt. Er moet in het algemeen té veel werk in té weinig tijd wordt gedaan. Veel jonge leerkrachten krijgen niet eens na een jaar een vaste baan. Dit dwingt het schoolbestuur en de schoolleider ertoe een goede jaarplanning en loopbaanplanning te maken en met elke werknemer afspraken te maken over wat er van hem of haar (niet) wordt verwacht. In de CAO is ook vastgelegd dat overwerk gecompenseerd moet worden (3).
3. Gebruik één vast format voor jaarlijkse planvorming en verslaglegging
Elke vorm van kwaliteitszorg zal een bepaalde registratie vragen van de school. Het bestuur moet immers voldoende informatie hebben waarmee het zicht kan houden op de ontwikkeling van de kwaliteit van het onderwijs. Het schoolbestuur bepaalt met de scholen wat ze daarvoor aan informatie en verant¬woording nodig vindt (1). Maar het schrijven van plannen en verslagen voor externen neemt vaak veel tijd weg van de echte kwaliteitszorg in de school. Verschillende geldstromen en geldverschaffers vragen verschillende manieren van rapporteren. Gebruik voor planvorming en verslaglegging echter alleen het schoolformat van het wettelijk verplichte Schoolplan, annex de Schoolgids. De externen passen zich daarop aan. Gebruik geen andere, of steeds wisselende formats vanuit de inspectie, het schoolbestuur, het gemeentebestuur, onderwijsadviseurs, enzovoorts. Daarmee wordt ook vermeden dat informatie meerdere keren in diverse sjablonen moet worden overgeschreven als ware het een vorm van strafwerk.
4. Verminder het aantal instituten dat om de school cirkelt.
Veel verantwoordelijkheid en werk wordt af- of doorgeschoven naar (commerciële) instituten buiten de school: voor toetsvoorbereiding, voor huiswerkbegeleiding, voor logopedie, enzovoorts. Dit omdat er te weinig geld is voor de organisatie ervan in de school. Het leidt tot heel veel extra contacten en lange lijnen en daardoor tot extra werkdruk. Er werken in dergelijke instituten overigens steeds vaker werknemers met flexibele arbeidscontracten voor stukloon of loon per verrichting, zonder een CAO. Haal de betreffende functies zoveel mogelijk binnen de organisatie van het eigen bestuur en de eigen school, bijvoorbeeld in het kader van Passend Onderwijs. De school en de leerkrachten krijgen toch al regelmatig van verschillende kanten ‘werk opgedragen’(3):
- Een intern begeleider die een groepsbespreking plant;
- een verontruste ouder die dringend de leerkracht wil spreken;
- een vergadering van een commissie over een komende festiviteit;
- een gepland overleg met mentoren van het VO;
- een ambulant begeleider die overleg wenst;
- een bezoek aan een cursus na schooltijd;
- meedoen aan een wetenschappelijk onderzoek.
Dit loopt bij elkaar qua werkdruk nog wel eens uit de hand: halveer het aantal contactmomenten en de duur ervan en maakt de lijnen korter.
Maak betere werkafspraken voor kleinere groepen, betere arbeidvoorwaarden, kortere lijnen met instanties en vereenvoudig de verslaglegging.
b. Werkverlichting door de school
5. Realiseer een beter taakbeleid
Verlaag het totaal aantal lesgevende taken per leerkracht, verhoog de opslagfactor zodat er meer tijd is voor het voorbereiden van lessen, schoolontwikkeling en het analyseren van het gemaakte werk. Hierdoor kan er meer maatwerk plaatsvinden. En stel in de vrijgekomen tijd op het lesrooster meer vakleerkrachten aan. Het kost wel wat, maar goed onderwijs is niet goedkoop en betaalt zich op termijn meerdere malen uit in levensgeluk, welvaart en welzijn (3).
Veel werkzaamheden worden gedaan in opdracht van de werkgever, maar worden niet genoemd in lijst met schooltaken. En stap af van de hokjescultuur met een verplicht aantal lesgevende taken en niet-lesgevende taken, waardoor lesgevende taken alleen gecompenseerd kunnen worden met andere lesgevende taken en leerkrachten nog steeds moeten terugkomen op niet-werkdagen (3).
6. Verander het leerstofjaarklassensysteem
Het basisprobleem bij het leerstofjaarklassensysteem is dat het de gemiddelde leerling als uitgangspunt neemt en daar het hele leerstofaanbod op moet afstemmen (7). Maar de gemiddelde leerling bestaat alleen in grafiekjes. De kinderen die onder het gemiddelde scoren, moeten op hun tenen lopen, terwijl de bovengemiddeld presterende leerlingen continue te weinig aanbod krijgen. Dat kan je natuurlijk ‘oplossen’ met diverse manieren van differentiatie en groepsplannen, maar dat is het paard achter de wagen spannen. Je neemt eerst een verkeerd uitgangspunt en dat ga je vervolgens op allerlei manieren corrigeren (7). Daarmee wordt werkdruk- en stress georganiseerd alsof het bijna opzet is.
7. Pas de groepering en het weekrooster aan
Je kunt werken met stamgroepen die ingedeeld zijn op sociale gronden en kindspecifieke overwegingen en daarnaast met groepsoverstijgende thema- of niveaugroepen. Naast stamgroepen zijn er dan op vaste momenten blokuren waarin groepswerk plaatsvindt of waar in groeps-overstijgende niveaugroepen gewerkt wordt. Hierbij kan je bijvoorbeeld kiezen voor de basisvakken in de ochtenden en de andere vakken tijdens de middagen. Als elke leerkracht binnen een bepaald schoolbreed blokuur een of enkele van die groepen uitleg geeft en zich meer specialiseert, heeft elk kind precies uitleg op het niveau waarop het bezig is (7).
8. Voer co-teaching in
Co-teaching houdt in dat gedurende langere tijd twee leerkrachten samen verantwoordelijk zijn voor het lesgeven aan alle leerlingen in de klas. Het anders organiseren van de groepen kan hier heel mooi mee gecombineerd worden. Er is hierdoor veel meer flexibiliteit qua indeling in niveaugroepen binnen de hele groep. Daarnaast biedt dit ook mogelijkheden voor functiedifferentiatie en specialisatie binnen het lerarenkorps (7).
9. Organiseer met digitale oefen- en observatiesoftware
Het is tegenwoordig mogelijk om vanuit digitale oefensoftware tijdelijke instructiegroepen te organiseren rond een bepaald leerdoel. Stel dat alle kinderen van de school gelijktijdig met digitale oefensoftware aan het oefenen zijn. Dan kan na een bepaalde oefenperiode deze software precies aangeven welke kinderen met welke leerdoelen ‘vastlopen’ en behoefte hebben aan instructie (7).
10. Verander de toetscultuur in de school
De school moet leerlingen systematisch volgen en is verplicht te werken met een leerling-volgsysteem waarin in elk geval vanaf groep 3 de kennis en vaardigheden van leerlingen op gebied van taal, rekenen en wiskunde worden gemeten. Dit door gebruik te maken van valide en genormeerde toetsen. Er is geen wettelijke norm voor het minimaal aantal af te nemen toetsen. Het gaat er om dat die toetsen afgenomen worden, waarmee een goed beeld verkregen wordt van de leervorderingen. Er zijn ook geen voorschriften voor de toetsen die gebruikt moeten worden. Alle leerlingen in leerjaar 8 (behoudens wettelijke uitzonderingen) maken wél een Eindtoets. De inspectie gaat er van uit dat de toetsen volgens de handleiding worden afgenomen. De school is verder vrij in de vorm van rapportage en in het aantal rapporten dat zij per jaar opstelt (1).
Schrap overigens samen in het team toetsen die geen informatie opleveren voor een beter leer- en onderwijsproces en alleen zijn bedacht voor externe controle. Ik twijfel bijvoorbeeld sterk aan de validiteit en het nut van enkele woordenschattoetsen en toetsen voor begrijpend lezen (10 en 11).
De school bepaalt zelf hoe de ontwikkeling van kleuters wordt gevolgd. Dit hoeft niet door het afnemen van toetsen (1). Gebruik observatietijd vooral in groep 1 t/m 4, met als doel preventie. Dat scheelt wellicht toetstijd verder in de basisschool. Geef voorrang aan methodegebonden toetsen die je immers wél informatie geven over het onderwijs- en leerproces en waarmee je beter kunt bepalen wat leerlingen moeten herhalen en welke leerlingen kunnen werken aan verrijkende leerstof of verrijkende onderwerpen. De school bepaalt zelf of er methodetoetsen worden afgenomen en hoe deze worden gebruikt, geanalyseerd en hoe de resultaten worden vastgelegd in het leervolgsysteem (1). Groepsleerkrachten nemen methodegebonden toetsen af en enkele normgerichte toetsen worden op een gestandaardiseerde wijze afgenomen door de IB' er. Ruil veel toetstijd in voor observatietijd, ook voor jezelf, als de IB’ er even je groep overneemt. Wat je ziet hoef je niet meer te toetsen.
Zet toetsen doelgericht in en niet als ‘sleepnetten’. Gebruik bijvoorbeeld om het technisch lezen te toetsen alleen de AVI-toetsen en gebruik de DMT-toets alleen met een diagnostisch doel bij sommige moeizame lezers: lezen ze langzaam vanwege een niet geautomatiseerde klanktekenkopelling, een gebrekkige functiewoordherkenning of woorddeelherkenning? Neem dan alsnog de DMT af, of laat die afnemen door de IB’ er. Waak er dus voor dat je remediërende aanpakken en methoden veralgemeniseert naar alle leerlingen gedurende de gehele basisschoolperiode.
11. Maak Passend onderwijs mogelijk
Passend onderwijs is per definitie niet mogelijk in een systeem dat in principe van alle kinderen vraagt om in dezelfde tijd, langs dezelfde weg, dezelfde doelen te halen. Er is voor de meeste leerlingen vaak geen passend onderwijs. Het is of te makkelijk of te moeilijk, of het past net, maar dan heeft het kind weer herhaling nodig (5). De verschillen in ontwikkeling van de kinderen worden groter en dus de eisen om te corrigeren dringender. En dat leidt tot een onevenredige en steeds hogere werkdruk. We hebben een achterhaald en foutief systeem en dat willen we nu ‘passend’ maken. De problemen die dat met zich mee brengt, wentelen we af op de leerkracht (7).
De school heeft in het schoolondersteuningsprofiel vastgelegd wat zij onder extra ondersteuning verstaat en welke voorzieningen de school kan bieden in aanvulling op het door het Samenwerkings-verband omschreven niveau van basisondersteuning. Voor de leerlingen die deze extra ondersteuning nodig hebben, legt de school in het ontwikkelingsperspectief vast hoe het onderwijs wordt afgestemd op de behoefte van de leerling. Alleen voor basisschoolleerlingen die extra ondersteuning behoeven en voor leerlingen van een speciale school voor basisonderwijs geldt dit. Het is belangrijk dat je weet welke ondersteuning onder de basisondersteuning valt en wat er in de extra ondersteuning valt (1).
Zeg eerder als school en als leerkracht dat je bepaalde eisen vanuit het Passend onderwijs echt niet kunt waarmaken. Kijk daarbij ook naar het taakbeleid. Daarmee voorkom je stress. Slechts één onhandelbaar kind in groep 3, in de lessen aanvankelijk lezen, kan het leren lezen van andere leerlingen sterk verhinderen en veroorzaakt veel werkdruk. Passend onderwijs was vooral een bezuinigingsmaatregel en vooralsnog komen er geen extra handen in de klas en de school vanuit het nieuwe kabinet, om dit te ondervangen.
Maak in taakbeleid, het leerstofjaarklassensysteem, de toetsing en in het Passend onderwijs manifest welke werkdruk en stress verborgen bleef.
c. Werkverlichting door de leerkracht
12. Ga anders om met het lesaanbod
In de wet staat alleen wélke vakken op de basisschool aan bod moeten komen. Hóe je het aanbod verdeelt over de schoolperiode en hoeveel tijd er per week aan een vak wordt besteed, is volledig aan de school. Er zijn geen richtlijnen voor het vormgeven van een week- en jaarrooster. De school is er vrij in. Het is wel de bedoeling dat alle kerndoelen in de schoolperiode voldoende aan bod komen, dat de lesstof is afgestemd op de voortgang in ontwikkeling van leerlingen en dat het onderwijs zo is ingericht dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen (1). Maar daarvoor maak je gebruik van goede methoden met daarin de kerndoelen en referentieniveaus.
De onderwijsinspectie kijkt naar het niveau van het didactisch handelen en controleert niet of je de methodes goed volgt. Ook ben je niet verplicht om alle lessen van de methode te volgen of om de instructies van een methode exact te volgen. Ook de manier waarop leerlingen de lesstof verwerken (schriftelijk, digitaal of mondeling) bepaal je zelf. Eigenlijk gaat het er om dat je als professional altijd kunt uitleggen waarom je bepaalde keuzes in het lesgeven maakt (1).
Integreer met behulp van een eenvoudige didactiek je lees- en schrijfonderwijs in het zaakvak-onderwijs, gericht op kennisverwerving. Gebruik geen aparte methode voor begrijpend lezen en je hoeft daarvoor zeker geen groepsplan te hanteren. Dat scheelt roostertijd, nakijkwerk en bevordert het leereffect. Werkboekjes bij de zaakvakken zijn wél nuttig bij het lezen en schrijven om te leren. Zie ook het Taalgericht zaakvakonderwijs (Wij Leren).
Te veel en te dikke werkboekjes bij het voortgezet technisch lezen en begrijpend lezen zijn niet nuttig. Om kinderen goed te leren lezen zouden ze veel en vaak moeten lezen en geen achteraf-vragen moeten beantwoorden in werkboekjes of op werkbladen. Als mindere lezers immers veel vragen bij een tekst moeten beantwoorden lezen ze minder, waardoor ze het lezen minder oefenen en het daardoor minder goed leren lezen.
Vaak komen die werkboekjes niet af en moeten dan later in de week alsnog worden afgerond en worden nagekeken. Dit leidt tot nutteloze leer- en nakijktijd en nutteloze roosterbelasting. Ik merkte dat wel eens wordt geadviseerd om aan Nieuwsbegrip drie lessen per week te besteden omdat niet alles in één les kan worden afgerond. Begrijpend lezen wordt daardoor saaier, er ontstaat meer druk in het weekrooster en het leereffect wordt minder. Ga met andere woorden geen extra lessen in de week op je rooster toevoegen om oude lessen alsnog af te maken. Je verliest dan veel effectieve leer- en lestijd.
Neem niet voor alle leerlingen een methode voor voortgezet technisch lezen in je rooster op tot en met groep 8. Gebruik die wel remediërend voor de hardnekkig moeizame lezers, maar ook die kun je vaak ondersteunen met hun technisch leesproblemen bij het begrijpend lezen. Zie ook het ‘Verhelpen van technische leesproblemen bij het begrijpend lezen’ (www.onderwijsmaakjesamen.nl)
13. Saneer lessen en roosters
Te volle lessen die alle kanten opspringen kun je saneren en richten op slechts één duidelijk lesdoel voor jou en de kinderen. Werk verder met een gezamenlijke schraplijst met slechte of overbodige lessen uit de methoden. Na één jaar gebruik van je (nieuwe) methode weet je immers welke lessen wel en niet zinvol zijn. Schrap die in samenspraak met het team en houd samen de leerlijnen in het oog in de groep en tussen de groepen. Ik maakte een schraplijst voor de taalmethode Taalactief. Daardoor kwam er roostertijd vrij voor zinvollere activiteiten, bijvoorbeeld meer aandacht voor woordenschat.
14. Vermijd onhaalbare differentiatie
De onderste 10% van de kinderen heeft meestal 2,5 tot 6x zoveel tijd nodig om iets te leren, dan dat voor de bovenste 10% van de kinderen het geval is. Sinds dat besef begon door te dringen, werd er op veel scholen gewerkt met enige vorm van differentiatie. Maar differentiatie bleef daarmee wel de reparatie van een systeem wat een verkeerd uitgangspunt hanteert. Nogmaals: het werkdruk verhogende leerstofjaarklassensysteem.
Neem niet alleen de leerstof en de bestaande toetskalender als uitgangspunt voor je onderwijs, met als aanname dat kinderen zich min of meer gelijk(tijdig) ontwikkelen. Als dat vervolgens niet zo blijkt te zijn, ga je differentiëren om toch nog wat recht te doen aan de leerlingen. Daarnaast is convergente differentiatie feitelijk een poging om de verschillen tussen kinderen zo klein mogelijk te maken. Je gaat dan energie steken in het gelijk maken van het ongelijke (7). Je kunt dus stellen: hoe meer je doet aan gepersonaliseerd leren, hoe meer het leerstofjaarklassensysteem onbruikbaar wordt en dit systeem dus moet veranderen (7). Voer niet zomaar, omdat het een hype is, het gepersonaliseerd leren in.
15. Schaf groepsplannen af
De toenemende eisen van de inspectie op het vlak van ‘leerlingenzorg’ hebben geleid tot veel plannenmakerij. Alles moest zorgvuldig beschreven worden. Toen de eisen steeds hoger werden en zich ook uitbreidden naar een steeds bredere doelgroep, ontstond het fenomeen ‘groepsplan’. Het groepsplan is een typisch geval van symptoombestrijding die volledig uit de hand is gelopen (7). Het leidt tot nutteloos administratief overwerk.
Schaf groepsplannen af, het leidt gemakkelijk tot minder contact met je leerlingen. Werk kindgericht met goede methoden met hun ingebouwde differentiatie, toetsing, herhaling en verrijking, waarmee je ook haalbaar de ontwikkeling van de leerlingen kunt volgen. Zie als voorbeeld Veilig leren lezen, waarmee je de differentiatie niet steeds zelf helemaal hoeft te bedenken (de Zon-maan/ster-aanpak), te materialiseren en te didaktiseren. Dat scheelt veel voorbereidingstijd en je wint aan uitvoerbaarheid van de lessen.
Groepsplannen zijn niet verplicht. Je moet kunnen laten zien dat je de vorderingen van alle leerlingen goed in beeld hebt en hier ook naar handelt. Dit kan op basis van observaties, werk van de leerlingen of van methode-toetsen. Hoe de school dit vastlegt en zichtbaar maakt, is aan de school zelf. Een school: wij hielden uitgebreide handelingsplannen bij om aan externen te bewijzen wie er recht heeft op extra zorg en ondersteuning. Alleen leek bij ons op een gegeven moment iedereen wel een zorgleerling. Daar zijn we toen heel kritisch naar gaan kijken. Nu houden we alleen een logboek bij voor de leerlingen die (in de toekomst mogelijk) een zorgarrangement nodig hebben. Iedereen houdt op zijn eigen manier puntsgewijs bij wat er aan de hand is met het kind, wat we hebben gedaan, wat gewerkt heeft en wat niet (1). Je hoeft alleen voor leerlingen waarvoor de school een ontwikkelingsperspectief (OPP) heeft opgesteld stimulerende en belemmerende factoren in beeld brengen (1). Plannen die als betekenisloos worden ervaren, leiden tot stress en moeten worden afgeschaft (7).
Zorg zelf voor werkverlichting in lessen en roosters, in de differentiatie en groepsplannen.
Tot slot
Er zijn zoveel werk- en stressverhogende stolsels in het onderwijs voor zoete koekjes geslikt, dat je al een verstopping krijgt als je er over leest. ‘Ruimte in regels’ (1) biedt verlichting, maar je ‘mag’ de regels zelf invullen en dat is nog steeds heel veel werk. Schrap er 50% van en geef ze geen ruimte. Pak ze niet allemaal tegelijkertijd en in willekeurige volgorde aan, want dat leidt tot…werkdruk en stress.
Geraadpleegd
1 Ruimte in regels
https://www.leraar.nl/file/download/54516452
https://www.leraar.nl/trending/Werkdruk
2 Minder Werkdruk in het Onderwijs? Drie tips waar je vandaag nog mee aan de slag kunt.
3 Marjolein Zwik: De 40-urige werkweek: lust of last?
4 Paul Filipiak, Werken in het onderwijs? Ja, graag!
5 Luc Stevens, Hoge werkdruk in het onderwijs is een gevolg van het huidige organisatiemodel.
6 Vertrouwen in de toekomst Regeerakkoord 2017 – 2021 VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. 10 oktober 2017
7 Machiel Karels, Het leerstofjaarklassensysteem is failliet!
8 Machiel Karels, Van jaarklassensysteem naar kindgericht onderwijs
9 Paul Filipiak, Groepsplangedoe; het baren van papieren tijgers in het basisonderwijs.
10 Paul Filipiak, Laat je niet wegcijferen! Waar fixatie op toetsen toe leidt.
11 Paul Filipiak, Onduidelijk wat de Cito-woordenschattoets meet: woorden, kinderen of leraren?