Wat draagt meer bij aan de ontwikkeling van peuters: een vve-aanbod met gelijkblijvende intensiteit of met toenemende intensiteit?
Geplaatst op 27 oktober 2020
Er is geen onderzoek beschikbaar dat gelijkblijvende intensiteit (in contacturen per week) vergelijkt met toenemende intensiteit. Een startleeftijd vanaf twee jaar voor een vve-programma is gunstig. Een langere loopduur van het programma bevordert de ontwikkeling van jonge kinderen het meest, zowel op de korte als op de lange termijn. Overigens hebben goede pedagogisch medewerkers en een hoge educatieve kwaliteit van het programma meer effect op de opbrengsten van vve dan duur in maanden en aantal uren per week.
Met ingang van 2020 zijn gemeenten verplicht om het voorschoolse educatieve aanbod voor peuters met een risico op een onderwijsachterstand uit te breiden van tien uur per week naar zestien uur. Het wettelijk normaanbod vanaf januari 2020 bedraagt 960 uur in totaal, waarbij alleen de uren van 2,5- tot 4-jarigen meetellen. Gemeenten buigen zich over de vraag welk vve-aanbod het meest bijdraagt aan de ontwikkeling van peuters. Is dat een aanbod met gelijkblijvende intensiteit (zestien uur per week gedurende anderhalf jaar) of een aanbod met toenemende intensiteit (bijvoorbeeld beginnend met elf uur per week voor de jongste peuters en in stappen opbouwen naar bijvoorbeeld 22 uur per week voor de oudste peuters).
Positieve effecten van voorschoolse programma’s
Kinderen van twee jaar verschillen al aanzienlijk van elkaar in taal- en cognitieve vaardigheden. Bij kinderen tussen de drie en vier jaar oud die vve volgen, zijn de onderlinge verschillen kleiner geworden. Dat inhaaleffect is groter voor kinderen die een vve-programma volgen dan voor kinderen die naar een kinderopvang gaan.
Starten met vve op een beginleeftijd van twee tot drie jaar is het voordeligst voor de cognitieve, sociale en taalontwikkeling van kinderen op de korte en op de lange termijn. Een vroege start in educatieve voorzieningen draagt bij aan grotere kansengelijkheid voor vooral kinderen uit migrantengezinnen. Daarnaast blijkt dat starten met vve op een beginleeftijd tussen de twee en drie jaar een positieve relatie heeft met hogere lees- en rekenscores op vijfjarige leeftijd. Verlaging van de leeftijd naar twee jaar waarop kinderen gebruik kunnen maken van vve verkleint de educatieve kloof en zorgt voor een langere vve-looptijd.
Educatieve kwaliteit en interactievaardigheden
De beginleeftijd, de duur en de intensiteit gelden als randvoorwaarden voor het realiseren van positieve effecten. Maar de interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkers en de kwaliteit van het programma spelen een grotere rol. De positieve effecten van een vve-programma zijn sterk afhankelijk van de uitvoering en kwaliteit van een vve-programma en niet van de aanwezigheid van een programma alleen.
Waar de gemeenten voor staan…
De mogelijke voordelen van een toenemende intensiteit, dus oplopend aantal uren met de leeftijd, zijn: jongere kinderen worden minder belast en de drempel kan lager zijn voor ouders met jonge peuters. Ook de overgang naar school wordt makkelijker voor de oudere peuters die wennen aan meer uren in een schoolse omgeving.
De nadelen zijn voornamelijk van organisatorische aard. Dan gaat het om toenemende administratieve lasten bij de verantwoording en mogelijk wachtlijsten bij de doorstroom van een leeftijdsgroep naar de volgende leeftijdsgroep.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Eline van Rossum, Elizabeth Wynberg (antwoordspecialisten) en Sandra Beekhoven (kennismakelaar Kennisrotonde)
Vraagsteller: Gemeenteambtenaar
Geraadpleegde experts: Pauline Slot (Universiteit Utrecht)
Vraag
Wat draagt meer bij aan de ontwikkeling van peuters: een vve-aanbod met gelijkblijvende intensiteit of een aanbod met toenemende intensiteit?
Kort antwoord
Er zijn geen studies beschikbaar die gelijkblijvende intensiteit van VVE direct hebben vergeleken met toenemende intensiteit (in contacturen per week). Voor de intensiteit van een programma gezien als de looptijd in maanden in combinatie met het aantal contacturen per week, geldt dat een langere looptijd in maanden samenhangt met een betere cognitieve ontwikkeling van de kinderen. Starten vanaf 2 jaar zorgt ervoor dat een VVE-programma langer aangeboden kan worden en vroegtijdig beginnen loont. Overigens hebben proceskenmerken (zoals het aanbieden van een hoge educatieve kwaliteit) meer effect op de opbrengsten van VVE dan structurele kenmerken zoals duur in maanden en intensiteit in uren per week.
Toelichting antwoord
Met ingang van 2020 zijn alle gemeenten Nederland verplicht om het voorschoolse educatieve (VVE) aanbod voor peuters met een risico op een onderwijsachterstand uit te breiden van 10 uur per week naar 16 uur per week. Conform de wet moet er vanaf januari 2020 960 uur in totaal worden aangeboden waarbij alleen de uren van 2,5- tot 4-jarigen meetellen (Ketelaar, Wilsing, Hoogenboom & Jepma; 2019). Veel gemeenten buigen zich daarom over de vraag hoe het VVE-aanbod in te delen.
Daarbij speelt de vraag wat meer bijdraagt aan de ontwikkeling van peuters: een VVE-aanbod met gelijkblijvende intensiteit (16 uur per week vanaf 2,5 jaar) of een aanbod met toenemende intensiteit (bijv. 11 uur p/w voor 2,5-3 jaar, 16,5 uur p/w voor 3-3,5 jaar, en 22 uur p/w voor 3,5-4 jaar). In dit antwoord zullen we eerst op basis van bestaande literatuurstudies ingaan op factoren als de beginleeftijd, duur en intensiteit. Daarna worden overige kenmerken die samenhangen met de intensiteit besproken.
Structurele kenmerken
Beginleeftijd
Uit het Pre-COOL onderzoek, blijkt dat kinderen van 2 jaar al aanzienlijk van elkaar verschillen in taal- en cognitieve vaardigheden (Slot & Leseman, 2019). Bij kinderen tussen de 3 en 4 jaar oud die VVE volgden zijn de onderlinge verschillen kleiner geworden en dat inhaaleffect is groter voor kinderen die een VVE-programma volgen dan voor kinderen die naar een kinderopvang gaan (Slot & Leseman, 2019). Uit een grootschalige internationale review over ‘Early Childhood Education and Care’ komt naar voren dat starten met VVE op een beginleeftijd van 2 tot 3 jaar het meest voordelig is voor de cognitieve-, taal- en sociale ontwikkeling van kinderen op de korte en op de lange termijn (Melhuish et al., 2015).
Volgens een cross-nationale vergelijkingsstudie (TIES) draagt een vroege start in educatieve voorzieningen, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk op een leeftijd van 2 jaar (ecole maternelle), bij aan grotere kansengelijkheid voor met name kinderen uit migrantengezinnen waar een andere taal dan de nationale taal wordt gesproken (Slot & Leseman, 2019). Een andere studie van Loeb en collega’s (2007) laat zien dat starten met VVE op een beginleeftijd tussen de 2 en 3 jaar een positieve relatie heeft met hogere lees- en rekenscores op vijfjarige leeftijd.
Een derde Australische studie laat alleen betere cognitieve uitkomsten zien op 7-jarige leeftijd bij kinderen die vanaf 2-jarige leeftijd, vergeleken met voor 2 of na 4-jarige leeftijd, gebruik hebben gemaakt van een VVE-programma (Coley et al., 2013). Verlaging van de leeftijd waarop kinderen gebruik kunnen maken van VVE verkleint de educatieve kloof en zorgt voor een langere VVE-looptijd.
Duur
Volgens een literatuurstudie van Nap-Kolhoff et al. (2008), wordt in verschillende landen over het algemeen een klein significant effect gevonden met betrekking tot de duur van een VVE-programma, namelijk hoe langer; hoe beter. Verschillende studies binnen een groot project in Engeland (The Effective Provision of Pre-School Education (EPPE) Project) leiden tot de conclusie dat hoe langer (tijd in maanden) kinderen op pre-school doorbrengen, hoe beter de korte termijn uitkomsten op de sociale ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling (Hall et al., 2013; Sylva et al., 2004; Sammons et al., 2014).
Op de lange termijn (bij 16 jaar) werd gevonden dat kinderen die langer dan 2 jaar op de pre-school hadden doorgebracht drie keer meer kans hadden op het doorlopen van een hoger opleidingsniveau vergeleken met kinderen die nooit op een pre-school hadden gezeten (Sammons et al., 2014). In Amerika werd gekeken naar het VVE-programma Headstart en lieten de resultaten zien dat de kinderen die twee jaar hadden deelgenomen aan het programma (vergeleken met een jaar deelnemen) hogere scores hadden met betrekking tot receptieve woordenschat, rekenen, lezen, en betere executieve functies hadden (Shah et al., 2017).
Ook in China werd een langere duur (drie jaar) gerelateerd aan goede cognitieve uitkomsten, maar ook aan meer gedragsproblemen bij de kinderen (Li, Lv, & Huntsinger, 2015). Alhoewel een langere duur van een interventie betere uitkomsten laat zien, blijkt uit ander onderzoek dat het verlengen van de duur door nog eerder te beginnen (voor de leeftijd van 2) geen effect heeft (Sammons et al. 2008). Bovendien blijkt uit een meta-analyse van Gorey (2001) dat intensieve (lange looptijd in maanden) interventies grote en blijvende (van vijf tot tien jaar) cognitieve effecten laten zien.
Intensiteit in uren per week
De intensiteit van een programma; de looptijd in maanden in combinatie met het aantal contacturen per week, heeft ook invloed op de effectiviteit van VVE-programma’s. Robin, Frede & Barnett (2006) vergeleken een programma van 8 uur per dag voor 45 weken per jaar met (op hoofdlijnen) hetzelfde programma verkort naar 3 uur per dag voor 41 weken. Hun resultaten lieten zien dat de kinderen die hadden deelgenomen aan het intensieve programma significant meer leerwinst hadden wat betreft woordenschat en vroege rekenvaardigheden (Robin, Frede & Barnett, 2006).
Educatieve kwaliteit en interactievaardigheden
De bovengenoemde structurele kwaliteitskenmerken (beginleeftijd, duur en intensiteit) gelden als randvoorwaarden voor het bewerkstelligen van positieve effecten, maar de proceskenmerken zoals de interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkers en de kwaliteit van het programma spelen een grotere rol voor positieve kind uitkomsten (Slot & Leseman, 2019; Veen & Leseman, 2015; Veen et al., 2014). Specifiek heeft het onderzoek ‘Pre-COOL’ getoond dat de positieve effecten van een VVE-programma sterk afhankelijk zijn van verscheidene kwaliteitsmaten, namelijk de kwaliteit van de uitvoering, interacties en het curriculum van spel en activiteiten. Ook het onderzoek van De Haan, Leseman en Elbers (2011) benadrukt het belang van de uitvoering en kwaliteit van een VVE-programma en niet de aanwezigheid van een programma alleen.
Conclusie
Er zijn geen studies uitgevoerd die een gelijkblijvende intensiteit direct hebben vergeleken met een toenemende intensiteit van een programma. Wel zijn de mogelijke voordelen en nadelen van gelijkblijvende versus toenemende intensiteit (aanbod variatie per leeftijd, bijv. 11 uur p/w voor 2,5-3 jaar, 16,5 uur p/w voor 3-3,5 jaar, en 22 uur p/w voor 3,5-4 jaar) op een rijtje gezet in een rapport in opdracht van het Ministerie van OCW (Ketelaar et al., 2019). Voordelen van een toenemende intensiteit zouden zijn: jongere kinderen worden minder belast, de drempel kan lager zijn voor ouders met jonge peuters, en de overgang naar school wordt mogelijk makkelijker voor de oudere peuters die wennen aan meer uren. De nadelen die genoemd worden zijn voornamelijk van organisatorische aard, zoals toenemende administratieve lasten bij de verantwoording en mogelijk wachtlijsten bij de doorstroom van een leeftijdsgroep naar de volgende leeftijdsgroep.
De intensiteit van het programma hangt samen met de beginleeftijd en de duur van het programma. Tot nu toe wijst onderzoek uit dat een beginleeftijd tussen de 2 en 3 jaar voor het starten van een VVE-programma gunstig is. Ook laat onderzoek zien dat een langere loopduur (in maanden) van het programma het meest bevorderlijk is voor de ontwikkelingsuitkomsten van kinderen op de korte en op de lange termijn. Een start leeftijd van 2 jaar zorgt ervoor dat een langere looptijd van een programma mogelijk is en de resultaten zijn overwegend positief voor deze start leeftijd. Uiteindelijk is het van belang de proceskenmerken te waarborgen gezien de structurele kenmerken en de effectiviteit van een VVE-programma hiervan afhankelijk zijn.
Geraadpleegde bronnen
- Coley, R. L., Lombardi, C. M., Sims, J., & Votruba-Drzal, E. (2013). Early education and care experiences and cognitive skills development. Family Matters, 93, 37. Geraadpleegd uit: https://aifs.gov.au/publications/family-matters/issue-93/early-education-and-care-experiences-and-cognitive-skills
- De Haan, A., Leseman, P. & Elbers, E. (2011). Pilot gemengde groepen (2007-2010). Utrecht: Universiteit Utrecht. Geraadpleegd uit: https://www.spelenderwijsutrecht.nl/Portals/0/DocumentenExtern/Pilot%20gemengde%20groepen%20eindrapport.pdf
- Hall, J., Sylva, K., Sammons, P., Melhuish, E., Siraj-Blatchford, I., & Taggart, B. (2013). Can preschool protect young children’s cognitive and social development? Variation by center quality and duration of attendance. School Effectiveness and School Improvement, 24(2), 155–176. https://doi.org/10.1080/09243453.2012.749793
- Gorey, K.M. (2001). Early childhood education: A meta-analytic affirmation of the short and long-term benefits of educational opportunity. School Psychology Quarterly, 16, 9-30. Geraadpleegd uit: https://www.researchgate.net/publication/263913248_Early_Childhood_Education_A_Meta-Analytic_Affirmation_of_the_Short-_and_Long-Term_Benefits_of_Educational_Opportunity
- Ketelaar, A., Wilsing, K., Hoogenboom, A., Jepma, I. (2019). Van 10 naar 16 uur voorschoolse educatie. Een handreiking (Project GOAB-Traject). Utrecht: Oberon & Sardes. Geraadpleegd uit: https://goab.eu/pathtoimg.php?image=Actueel/handreiking_van_10_naar_16_uur_vve.pdf
- Li, Y., Lv, Y., & Huntsinger, C. S. (2014). Does preschool education exposure predict children's academic and behavioural outcomes in China? Early Child Development and Care. DOI: 10.1080/03004430.2014.910201. Geraadpleegd uit: https://www.researchgate.net/publication/269418466-Does-preschool-education-exposure-predict-children's-academic-and-behavioural-outcomes-in-China
- Melhuish, E., Ereky-Stevens, K., Petrogiannis, K., Ariescu, A., Penderi, E., Rentzou, K.,
- Tawel, A., Broekhuizen, M., Slot, P., & Leseman, P. (2015). A review of the research on the effects of early childhood education and care (ECEC) on development. Oxford/Utrecht: Project CARE. Geraadpleegd uit: https://www.researchgate.net/publicatio/291970194-A-review-of-research-on-the-effects-of-early-childhood-Education-and-Care-ECEC-upon-child-development-CARE-project
- Nap-Kolhoff, E., Schilt-Mol, T. van, Simons, M., Sontag, L., Steensel, R. van & Vallen, T. (2008). VVE onder de loep. Een studie naar de uitvoering en effectiviteit van voor- en vroegschoolse educatieve programma’s. Tilburg: IVA. Geraadpleegd uit: https://www.nro.nl/wp-content/uploads/2014/11/VVE-onder-de-loep.pdf
- Sylva, K., Melhuish, E., Sammons, P., Siraj-Blatchford, I., & Taggart, B. (2004a). The Effective Provision of Pre-school Education (EPPE) Project: Findings from pre-school to end of key stage 1. Nottingham, United Kingdom. Geraadpleegd uit: http://www.ioe.ac.uk/projects/eppe
- Sammons, P., Sylva, K., Melhuish, E., Siraj-Blatchford, I., Taggart, B., Grabbe, Y., & Barreau, S. (2007). Influences on children's attainment and progess in Key stage 2: cognitive outcomes in Year 5. Institute of Education, University of London. Geraadpleegd uit: https://dera.ioe.ac.uk/7793/1/RR828.pdf
- Sammons, P., Sylva, K., Melhuish, E., Siraj, I., Taggart, B., Smees, R. and Toth, K. (2014) Students' educational and developmental outcomes at age 16: effective pre-school, primary and secondary education (EPPSE 3-16) project research report. Project Report. Department of Education, London, UK. Geraadpleegd uit: https://assets.publishing.service.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment-data/file/351496/RR354-Students-educational-and-developmental-outcomes-at-age-16.pdf
- Shah, H. K., Domitrovich, C. E., Morgan, N. R., Moore, J. E., Rhoades, B. L., Jacobson, L., & Greenberg, M. T. (2017). One or two years of participation: Is dosage of an enhanced publicly funded preschool program associated with the academic and executive function skills of low-income children in early elementary school? Early Childhood Research Quarterly, 40, 123–137. Geraadpleegd uit: https://doi.org/10.1016/j.ecresq.2017.03.004
- Slot, P. & Leseman, P. (2019). Bevindingen uit de wetenschap. PACT Kindercentra. Het kinderopvangfonds. Geraadpleegd uit: https://www.pactvoorkindcentra.nl/images/pdf/190326_Wat_we_weten.pdf
- Robin, K., Frede, E. & Barnett, W. (2006) Is more better? The effects of Full-Day vs. Half-Day Preschool on Early School Achievement. NIEER Working Paper: National Institute for Early Education Research. Brunswick. Geraadpleegd uit: http://nieer.org/wp-content/uploads/2016/08/IsMoreBetter.pdf
- Veen, A., Fukkink, R., Gevers Deynoot-Schaub, M., Heuter, A., Helmerhorst, K. & Bollen, I. (2014). Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen: Uitkomsten uit het Pre-Cool cohortonderzoek en het NCKO onderzoek naast elkaar gezet. Amsterdam: Kohnstamm Instituut (Rapport 920, projectnummer 40592). Geraadpleegd uit: https://www.researchgate.net/publication/280445870-Pedagogische-kwaliteit-gemeten-in-peuterspeelzalen-Uitkomsten-NCKO-en-pre-COOL-naast-elkaar-gezet
- Veen, A. & Leseman, P. (2015). Pre-COOL cohortonderzoek: Resultaten over de voorschoolse periode. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. (Rapport 932, projectnummer 20541).
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

ANWB


oo.nl


Wij-leren.nl Academie



























