Optimale onderwijsuitdaging: criteria voor versnellen en verrijken bij (hoog)begaafde leerlingen
Geplaatst op 11 juli 2024
Criteria voor het bepalen van geschiktheid voor versnellen en verrijken bij (hoog)begaafde leerlingen zijn cruciaal om ervoor te zorgen dat hun onderwijsbehoeften optimaal worden ingevuld. Verschillende informatiebronnen en criteria worden gebruikt om deze selectie te maken, zodat zoveel mogelijk leerlingen die baat hebben bij versnellen en verrijken worden geïdentificeerd.
1. Rapportcijfers: Rapportcijfers zijn een belangrijke indicator om te bepalen welke leerlingen in aanmerking komen voor versnellen of verrijken. Vaak wordt een grens gesteld bij de 10-20% best presterende leerlingen per vakgebied binnen een klas. Dit criterium helpt om te zien welke leerlingen consistent goed presteren en mogelijk meer uitdaging nodig hebben dan de reguliere leerstof biedt. Het vergelijken van deze prestaties binnen de schoolcontext is cruciaal, omdat het niet alleen om absolute scores gaat, maar ook om de relatieve prestaties binnen de eigen leeromgeving.
2. Intelligentietests: Een intelligentietest, zoals een IQ-test, biedt een objectieve maatstaf voor cognitieve capaciteiten. Over het algemeen wordt een IQ-score van 120 of hoger gezien als een indicatie van begaafdheid, en vanaf 130 als hoogbegaafdheid. Deze scores geven aan dat een leerling mogelijk een voorsprong heeft in cognitieve vaardigheden die meer uitdaging rechtvaardigt dan wat de reguliere leerstof biedt.
3. Voorsprong in leerstof: Naast rapportcijfers en intelligentietests kan ook gekeken worden naar een voorsprong in de beheersing van de leerstof. Leerlingen die aantoonbaar sneller door de leerstof gaan dan hun leeftijdsgenoten, bijvoorbeeld door een versnelling van 1-1,5 leerjaren, kunnen in aanmerking komen voor versnellen of verrijken. Dit criterium is gebaseerd op hun feitelijke prestaties in relatie tot de standaard leerprogressie.
4. Kenmerken van (hoog)begaafdheid: Observaties en gesprekken spelen een belangrijke rol bij het identificeren van kenmerken van (hoog)begaafdheid die niet altijd door traditionele tests worden gevangen. Dit omvat onder andere creativiteit, grote betrokkenheid bij opdrachten, ongewone interesses, het stellen van onverwachte vragen, originele ideeën, en het vermogen om problemen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Deze kenmerken helpen bij het identificeren van potentieel hoogbegaafde leerlingen die mogelijk extra uitdaging nodig hebben.
5. Gesprekken met betrokkenen: Het voeren van gesprekken met betrokkenen zoals ouders, voorgaande leerkrachten en de leerling zelf, biedt waardevolle inzichten in motivatie, zelfbeeld, interessegebieden en het sociale welzijn van de leerling. Deze gesprekken helpen bij het beoordelen van de bereidheid van de leerling om te versnellen, de ondersteuning vanuit het thuisfront, en de verwachtingen en eventuele zorgen van eerdere betrokkenen.
Samenvatting: Het selecteren van leerlingen voor versnellen en verrijken vereist een holistische benadering waarbij meerdere criteria en informatiebronnen worden gebruikt. Door rapportcijfers, intelligentietests, voortgang in leerstof, observaties en gesprekken met betrokkenen te combineren, krijgen leerkrachten een volledig beeld van de leerbehoeften van (hoog)begaafde leerlingen. Het gebruik van deze diverse bronnen vermindert het risico dat leerlingen uit minderheidsgroepen of lagere sociaaleconomische milieus over het hoofd worden gezien, terwijl zij mogelijk ook baat hebben bij versnellen en verrijken. Deze aanpak is cruciaal om te verzekeren dat alle leerlingen de kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen binnen het onderwijsstelsel.
Geraadpleegde bronnen
- De Boer, E. (2014). Handreiking hoogbegaafdheid VO. Noord-Brabant: KPC Groep.
- Doolaard, S., & Oudbier, M. (2010). Onderwijsaanbod aan (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
- Doolaard, S., & Harms, G. J. (2013). Omgaan met excellente leerlingen in de dagelijkse onderwijspraktijk. Groningen: Universiteit van Groningen.
- Doornekamp, G., Drent, S., & Bronkhorst, E. (1999). Een slimme aanpak voor slimme leerlingen. Op zoek naar praktijkvoorbeelden. Enschede: SLO.
- Freeman, J. (2000). Families: The essential context for gifts and talents. International Handbook of Giftedness and Talent, 2, 573-585.
- Gagné, F. (2004). Transforming gifts into talents: The DMGT as a developmental theory. High Ability Studies, 15(2), 119-147.
- Gagné, F. (2010). Motivation within the DMGT 2.0 framework. High Ability Studies, 21(2), 81-99.
- Hollenberg, J., Van Boxtel, H., & Keuning, J. (2014). Werken met leerlingen met hoge vaardigheidsscores in het Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 53, 347-356.
- Hoogeveen, L. (2008). Social emotional consequences of accelerating gifted students. Proefschrift. Nijmegen: Radboud Universiteit.
- Hoogeveen, L., Van Hell, J., & Verhoeven, L. (2008). De versnellingswenselijkheidslijst. Nijmegen: Centrum voor Begaafdheidsonderzoek, Katholieke Universiteit Nijmegen.
- Kennisrotonde (2016). Wat weten we op basis van wetenschappelijk onderzoek over het effect van zittenblijven of versnellen. (KR. 095). Den Haag: Kennisrotonde.
- Kennisrotonde (2020a). Wat zijn effectieve verdiepingsopdrachten voor goede spellers in de bovenbouw? (KR. 977). Den Haag: Kennisrotonde.
- Kennisrotonde. (2020b). Wat is het belang van vroege signalering van een ontwikkelingsvoorsprong voor de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen basisonderwijs? Zijn hiervoor valide en betrouwbare instrumenten beschikbaar? (KR. 1060) Den Haag: Kennisrotonde.
- Kennisrotonde (2021a). Welke leerkrachtbegeleiding is in een reguliere groep effectief voor de ontwikkeling van (hoog)begaafde leerlingen? (KR. 1040). Den Haag: Kennisrotonde.
- Kennisrotonde (2021b). Wat zijn de onderwijsbehoeften van sterke rekenaarsin het basisonderwijs en hoe kan het onderwijs aan deze leerlingen het meest effectief worden vormgegeven? (KR.1127). Den Haag: Kennisrotonde.
- Kingore, B. (2004). High achiever, gifted learner, creative learner. Understanding Our Gifted, 3-5.
- Krisel, S. (2012). Characteristics of gifted children as a guide to identification. In S. L. Hunsaker (Ed.), Identification: The theory and practice of identifying students for gifted and talented education services (pp. 75-97). Mansfield Center: Creative Learning Press.
- Ministerie van OCW (2014). Kamerbrief 9 maart 2014. Plan van aanpak toptalenten 2014-2018. Den Haag: Ministerie van OCW.
- Naglieri, J. A., & Ford, D. Y. (2003). Addressing underrepresentation of gifted minority children using the Naglieri Nonverbal Ability Test (NNAT). Gifted Child Quarterly, 47(2), 155-161.
- Noteboom, A. & Klep, J. (2004). Compacten in het reken-wiskundeonderwijs voor begaafde en hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs. Panama-Post, 23(1), 29-38.
- Peters, S. J., Carter, J., & Plucker, J. A. (2021). Rethinking how we identify “gifted” students. Phi Delta Kappan, 102(4), 8-13.
- POINT013 (2017). Hoogbegaafdheid. Presentatie gegeven op 29 maart 2017.
- Renzulli, J. S. (2006). A practical system for identifying gifted and talented students. Early Child Development and Care, 63(1), 9-18.
- Steenbergen-Penterman, N. e.a. (2009). Compacten van taal voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs. Enschede: SLO.
- Van Gerven, E. (2009). Handboek Hoogbegaafdheid. Assen: Koninklijke van Gorcum.
- Van Gerven, E. & Drent, S. (2011). Digitaal handelingsprotocol hoogbegaafdheid. Assen: Koninklijke van Gorcum.
- Verlinden, J., Oostindie, B., Bouwman, N., & Ottink, M. (2015). Versnellen zonder drempels. Verantwoording bij de versnellingswijzer. Den Haag: School aan Zet.
- Worrel, F. C., & Erwin, J. O. (2011). Best practices in identifying students for gifted and talented education programs. Journal of Applied School Psychology, 27(4), 319-340.