Van werkdruk naar werkgelegenheid
Marjolein Zwik
Leerkracht basisonderwijs en Master SEN bij Unicoz onderwijsgroep
Geraadpleegd op 07-10-2024,
van https://wij-leren.nl/werkdruk-werkgelegenheid.php
Paul van Meenen pleitte onlangs (voorgesteld 8 december 2015) in de Tweede Kamer, ondersteund door een motie, voor een kleinere lestaak van docenten. Om verwarring te voorkomen: de fulltime baan wordt niet kleiner, maar de verdeling van uren verandert. Deze motie haalde het niet door het tegenstemmen van de regeringspartijen PVDA en VVD. Aangezien we een meerderheidskabinet hebben, verwerpt dit stemgedrag de motie direct naar de prullenbak. Natuurlijk was mijn interesse wel meteen gewekt.
Normjaartaak
Ik ben direct weer wat rekensommetjes gaan maken met onze beroemde normjaartaak. Voor veel leraren in het basisonderwijs is de normjaartaak helaas nog een abracadabra, niet in de laatste plaats, omdat veel scholen een computerprogramma voor het taakbeleid hanteren wat weinig transparant is.
De werkgever vult wat getallen en andere waarden in en er rolt een soort boodschappenlijstje per werknemer uit voor het komend schooljaar. Met wélke formule wát wordt berekend is niet zichtbaar voor de werknemer. De werkgever heeft in het beheerdersgedeelte wél dit inzicht en kan bepaalde waarde ook veranderen/aanpassen aan de school- en/of werknemerssituatie.
Zo kan een werkgever verzachtende omstandigheden toevoegen of de opslagfactor veranderen. Vergelijk het met een leerlingprogramma als Ambrasoft: de leerkracht kan in het leraargedeelte allerlei parameters veranderen en aflezen.
Volgens Bartjens
Ik houd nog altijd de vinger aan de pols door puur ouderwets rekenwerk volgens Bartjens: het lezen en toepassen van de cao en het hanteren van pen, papier en een rekenmachine.
Onze normjaartaak bevat in totaal 1659 uur. Dat is het aantal uur dat elke ambtenaar per jaar werkt.
"In het onderwijs zijn deze uren wat anders over het jaar verspreid, zodat het lijkt dat wij veel meer vakantie hebben."
Maar volgens Bartjens werken we net zo veel als iedere andere Nederlandse ambtenaar.
Volgens de cao-po is deze jaartaak als volgt verdeeld: lesgevende taken, voor- en nawerk (meestal 35%), individuele professionalisering, duurzame inzetbaarheid en overige schooltaken. In een sectordiagram ziet het er als volgt uit:
Rekenvoorbeelden
Een aantal praktijkvoorbeelden maken de gevolgen van de normjaartaak en dús de werkdruk direct duidelijk.
Het afnemen van geschiedenistoets duurt bijvoorbeeld 30 minuten. De opslagfactor die gehanteerd wordt, is 35%. Dit betekent dat de leraar 10 minuten en 30 seconden de tijd heeft om deze toets voor te bereiden (en veelal ook nog te kopiëren), na te kijken en in de computer in te voeren.
Bij een klas van 30 leerlingen/toetsen betekent dit 21 seconden per leerling/toets. Stel dat de toets uit 20 vragen bestaat, is dat dus ongeveer 1 seconde per vraag om: na te kijken, een eventuele fout te analyseren en het resultaat in de computer in te voeren!
Deze tijd is exclusief het voorbereiden en kopiëren van de toets. Laten we maar aannemen dat de leerkracht de toets vaker heeft afgenomen en er dus mee bekend is en dat de toets in dit geval in een voorgedrukt toetswerkboek staat afgedrukt.
Ik zal het rekenvoorbeeld van een rekentoets die 45 minuten duurt en 60 sommen bevat besparen, maar neem van mij aan dat er een halve seconde per som overblijft om te beslissen of deze goed of fout is, welke fout er eventueel gemaakt is, hoe de instructie daar de volgende les op aan kan grijpen en om het resultaat in de computer in te voeren.
Nu gaan er stemmen op in het onderwijs om meer gebruik te maken van de digitale mogelijkheden. Digitaal gemaakte toetsen kunnen leraren, volgens velen, werk uit handen nemen. Deels klopt dat. Echter:
"Men vergeet dat het nakijken van gemaakt werk meer is dat het vergelijken van de gegeven antwoorden met een antwoordenboekje."
Dat kan elk willekeurig persoon met of zonder lerarenopleiding. Nakijken is meer dan dat. Zelfs bij een exact vak als rekenen, waar slechts één antwoord goed is, is het onze core business om te achterhalen wat er fout is gegaan en wat er vervolgens nodig is om te voorkomen dat deze fout een volgende keer weer wordt gemaakt.
Verhoog de opslagfactor!
In eerdere artikelen heb ik al duidelijk gemaakt dat de opslagfactor een wassen neus is. Eigenlijk is het niet meer dan een fooi, waar het echte werk niet in gedaan kan worden, wil men kwalitatief goed onderwijs geven. Deze 35% zou verhoogd moeten worden naar een veel reëler percentage.
Tevens zou duidelijk moeten worden gemaakt dat hier niet allemaal andere taken in verdisconteerd worden, maar alleen de lesgebonden taken die direct ten goede komen aan de kwaliteit van de lesgevende taak: het voorbereiden van de les, het nakijken van het gemaakte werk en het organiseren van de feedback voor de volgende les.
Verander het sectordiagram!
In bovenstaand sectordiagram wordt dan gelijk duidelijk dat de rode punt dan groter wordt. De groene, de paarse en de lichtblauwe punten zouden dan in de verdrukking komen. Dat is nou net niet de bedoeling van vele in het onderwijs werkende mensen (o.a. Leraar2032) en ook niet van de motie van Paul van Meenen.
Deze motie pleitte juist voor het creëren van tijd en ruimte, waardoor leraren de kans krijgen zich te verbeteren, verbreden en/of te verdiepen. Met andere woorden: de rode taartpunt moet vergroot worden ten koste van de donkerblauwe: een verkleining van de lesgevende taak. Kwaliteit boven kwantiteit.
Daarnaast moet er nog ruimte gecreëerd worden om een nieuwe taartpunt toe te voegen: ontwikkeltijd. Dat is tijd die niet direct lesgebonden is, maar leraren de mogelijkheid biedt om met elkaar onderwijsontwikkelingen op te zetten, zoals het ontwikkelen of het herijken van een curriculum. Ik pleit er hier direct voor om deze ontwikkeltijd door collega’s en/of schoolteams in goed overleg in te laten vullen, waarbij schooldirecties partner zijn, doch geen bepaler.
"Er moet ruimte gecreëerd worden voor ontwikkeltijd."
In andere landen staan leraren minder uren voor de klas. Het gemiddeld aantal lesuren van een leraar PO in de EU bedraagt 671, Nederland trekt dat gemiddelde flink omhoog met 930 uur (OECD). Stel dat wij eens 800 uur voor de klas gaan staan en deze 800 lesuren in 400 uur gaan voorbereiden, evalueren en afronden: we verhogen de opslagfactor dan dus naar 50%.
De individuele professionalisering en duurzame inzetbaarheid laten we vooralsnog ongemoeid: te veel in één keer veranderen brengt mensen van slag. Wel voeg ik daar de zo gewenste ontwikkeltijd aan toe. Een normjaartaak kan er dan zo uitzien:
"De huidige normjaartaak suggereert een nauwkeurigheid die er niet is."
Deze taartpunten (lees: uren) moeten zo min mogelijk verder onderverdeeld worden, zodat niet een nieuw keurslijf ontstaat. Dat werkt niet en doet geen recht aan het werk wat verricht wordt. Zodra alle taken worden onderverdeeld om er vervolgens uren (soms tot op twee decimalen nauwkeurig en dus minuten en seconden) op te plakken waarin deze taken verricht moeten worden, suggereer je een nauwkeurigheid die er niet is.
Besturen en directies die dit doen, lijken eerder een signaal af te geven dat ze sturen op efficiënt werkgeverschap volgens een managementstructuur dan op goed werkgeverschap waarin sprake is van vertrouwen.
Ik realiseer me terdege dat ik met mijn rekenvoorbeelden volgens Bartjens mij schuldig lijk te maken aan deze zelfde schijnnauwkeurige efficiëntie, maar ik gebruik het slechts ter illustratie om de onzichtbare werkdruk te verklaren.
Werkdruk: de boodschappenlijst en de kassabon
Een te gedetailleerde normjaartaak is slechts een papieren schijnzekerheid. Het is alsof er een boodschappenlijst wordt gemaakt, je met gepast geld van huis gaat en er vervolgens bij de kassa achter komt dat er toch extra artikelen in je winkelkar zijn beland die wel betaald moeten worden.
Volgens werkgevers klopt de boodschappenlijst wel, maar de werknemer heeft met de kassabon te maken. Dit gebeurt ieder schooljaar weer. Het boodschappenlijstje klopt niet, omdat niet alle taken op het lijstje staan vermeld die wel op je bordje komen. Leraren ervaren elk jaar weer dat de kassabon aan het eind van het jaar meer ‘artikelen’ bevat dan gepland waren of dat sommige artikelen duurder ‘zijn uitgevallen’.
Zet óf alle taken op de lijst (lijkt me niet te doen) óf plan taken ruim en minder gedetailleerd in en geef de autonomie over deze uren aan de leraar zelf. Een stukje verantwoordelijkheid dat ik van mijn leerlingen al verwacht.
Nieuwe CAO
Op zich ben ik erg blij met de inzet van Van Meenen om de lestaak te verminderen. Of een motie de juiste weg is…de steun kan in elk geval geen kwaad! Hoewel de motie het niet haalde, weet ik uit betrouwbare bron dat de steun breder is dan de stemming liet zien. Het gaat andere partijen wellicht om de weg er naar toe. De praktische uitvoering heeft namelijk nogal wat organisatorische en financiële voeten in aarde.
De huidige cao is voorlopig verlengd, maar een nieuwe zal zich weer aandienen. Zou de inhoud van de motie niet de inzet van de bonden moeten zijn in deze onderhandelingen? Als er dan tussen de sociale partners overeenstemming is, zou Kamersteun welkom zijn om de financiële kant te faciliteren en dan niet met een sigaar uit eigen doos door de pensioenpremies hiervoor in te zetten.
In deze cao onderhandelingen kunnen dan misschien ook de salarisschalen in po en vo rechtgetrokken worden. Het bevreemdt mij dat de LB-schaal in het vo een hoger begin- en eindsalaris heeft dan in het po. Dan te bedenken dat in het po een leraar meestal een master moeten hebben afgerond om überhaupt in een LB-schaal te komen (en daarbij ook de extra verantwoordelijkheden bij krijgt die daarbij horen) en in het vo een leraar met een bachelor al in LB ingeschaald wordt.
"Een bachelor in het vo verdient meer dan een master in het po. Van waar deze ongelijkheid?"
Werkgelegenheid
Het plan om meer tijd en ruimte vrij te maken door de lestaak te verkleinen is een nobel en noodzakelijk plan. Wel betekent dit dat het gefinancierd moet worden en dat er leraren bij moeten komen, tenzij de lesuren van de leerlingen ook verminderen. Nu is er voor een aantal vakken al een tekort aan leraren, dus dit wordt dan nog wel een ‘dingetje’.
Wel biedt het volop kansen aan werkeloze leraren in andere vakken die nu gedwongen thuis zitten of aan pas afgestudeerde PABO-studenten die nu moeilijk aan een baan komen. Wat mij betreft is dit dan ook geen proefballonnetje. Is ook niet verstandig sinds de staatssecretaris het oplaten van proefballonnetjes als onderdeel van zijn beleid heeft gemaakt.
Hij is daarom niet alleen op de vingers getikt, maar proefballonnetjes worden niet meer serieus genomen en veroorzaken onrust. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben. Dit is eerder een begin van een welgemeend plan dat verdere uitwerking behoeft. Of dat die uitwerking via een motie in de Tweede Kamer geforceerd moet worden, laat ik in het midden. Steun vanuit diezelfde Tweede Kamer is natuurlijk zéér welkom.
Het zou in ieder geval wel een agendapunt bij de komende cao-onderhandelingen moeten zijn, als men de geluiden vanuit de beroepsgroep serieus neemt. Deze geluiden lijken subjectief en worden daarom helaas niet altijd serieus genomen. Het onderwijspersoneel lijkt een klagelijk volkje te zijn.
Maar misschien valt het na het doorlezen van bovenstaande op, dat er wellicht goede reden is tot klagen en men (noodgedwongen) een klagelijk volkje blijft, zo lang er niets aan gedaan wordt. Wanneer de huidige normjaartaak op een reële manier wordt toegepast, is het een objectieve manier om de werkdruk duidelijk te maken en te verminderen.
Bibliografie
- Van Meenen, P. (2015, december 9). Overheidsinformatie: Officiële bekendmakingen 27 923 Werken in het onderwijs. Opgeroepen op december 20, 2015, van overheid .nl: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27923-212.html
- Visser, A., Zwik, M., Rijpma, J., Van der Wateren, D., Cools , F., Sjollema, J., et al. (2015, september 26). Manifest #leraar2032. Opgeroepen op oktober 29, 2015, van alderikvisser.blogspot.nl: http://alderikvisser.blogspot.nl/2015/05/leraar2032-over-curriculumontwikkeling.html
- Zwik, M. (2014). Flipping de normjaartaak: de werkdruk ontrafeld. www.wij-leren.nl.
- Zwik, M. (2015). De 40-urige werkweek: lust of last? www.wij-leren.nl.
- OECD (2015), Education at a Glance 2015: OECD Indicators, OECD Publishing. http://dx.doi.org/10.1787/eag-2015-en