Wat zijn effectieve aanpakken van verzuim in het mbo?
Geplaatst op 31 oktober 2019
Samenvatting
Scholen kunnen verzuim en voortijdig schoolverlaten tegengaan door te investeren in een positief leerklimaat en een goede zorgstructuur. Daarbij moet het netwerk van de student worden betrokken. Belangrijk is dat de registratie van verzuim en uitval op orde is, en dat de school een consequent verzuimbeleid uitvoert. Een integrale aanpak werkt beter dan een aanpak gericht op een enkele risicofactor.
Regelmatig schoolverzuim verhoogt het risico op voortijdig schoolverlaten. In het mbo vindt uitval vaak in het eerste leerjaar plaats. Oververtegenwoordigd in de groep vroege mbo-uitvallers zijn jongens, studenten met een migrantenachtergrond, met schulden, met een drugsverslaving en uitwonende studenten.
Preventieve maatregelen
Scholen met een hoog uitvalcijfer profiteren het meest van preventieve maatregelen, zoals het stimuleren van goede leerprestaties en het bevorderen van een positief klimaat in de klas en op school. Andere scholen hebben meer baat bij maatregelen rond de zorgstructuur van de student. De mentor, de ouders en externe professionals maken deel uit van deze structuur. Voor alle betrokkenen geldt dat een flexibele benadering van een probleem, aangepast aan de persoonlijke omstandigheden van de student het beste helpt. Mbo-instellingen kunnen spijbelen en afhaken deels voorkomen door te zorgen voor een soepele overgang voor leerlingen uit het vmbo.
Interventies op schoolniveau
Op nagenoeg alle roc’s is schoolmaatschappelijk werk ingebed in de interne zorgstructuur van de mbo-instelling. De kwaliteit van de samenwerking met studieloopbaanbegeleiders, zorgcoördinatoren en professionals uit de tweede lijn wordt zeer gewaardeerd. Schoolmaatschappelijk werk verkleint de stap naar externe ondersteuners, en houdt tegelijkertijd de student verbonden bij de opleiding.
Docenten zouden aanwijzingen voor dreigende uitval kunnen signaleren. Zij zijn echter beter in het voorspellen van studiesucces, dan van uitval. Docenten richten zich waarschijnlijk vooral op wat studenten doen en presteren. Signalen van andere orde merken ze dan niet op. Multidisciplinaire samenwerking tussen docenten, hulpverleners en wetshandhavers kan een goede stap in de richting zijn.
Een interventie die scholen kunnen inzetten nadat er problemen zijn gesignaleerd, is intensieve coaching. Parttime coaches begeleiden groepen studenten bij persoonlijke problematiek, leggen huis- en stagebezoeken af en helpen bij studiekeuzetrajecten. Deze vorm van coaching zorgt er ook voor dat meer studenten voor het onderwijs behouden blijven door doorstroom naar een andere studie. De effecten van coaching zijn het grootst bij risicostudenten en oudere studenten.
Interventies op studentniveau
Ongeveer een op de vijf uitvallers stopt met de studie door problemen met de (geestelijke) gezondheid. Een succesvolle interventie op dit vlak is Begeleid Leren. Jongeren in de leeftijd van 17-25 jaar die door hun psychische beperking belemmerd worden bij het studeren, krijgen ondersteuning op maat. Dat kan individueel en in groepsverband. Het doel is dat deze jongeren met succes en tevredenheid een reguliere opleiding kunnen kiezen, verkrijgen en behouden. Voorwaarde voor succes is dat de student een opleiding wil volgen.
Een andere interventie is M@zl, dat staat voor medische advisering ziekgemelde leerling. M@zl is een samenwerkingsverband tussen scholen, ggz-instellingen en de gemeente. De interventie heeft als doel om het ziekteverzuim onder mbo-studenten te verlagen. Wanneer er sprake is van zorgwekkend ziekteverzuim voert de school het eerste gesprek met de student en zijn ouders. Samen kijken ze dan naar welke ondersteuning de school kan bieden. Hier kan ook worden achterhaald of de student daadwerkelijk ziek is, of dat er andere redenen zijn voor de ziekmelding. Op verschillende roc’s is ervaring opgedaan met M@zl. Vergeleken met de controlegroep waren er minder ziekmeldingen en scoorden de studenten beter op de thema’s ‘voor jezelf zorgen' en ‘vrienden'. Zowel de jeugdartsen als de studenten waardeerden de onderlinge gesprekken hoog.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Georgia Vasilaras (kennismakelaar) Vraagsteller: Verzuimcoördinator mbo
Vraag
Wat zijn effectieve aanpakken van verzuim binnen het mbo?
Kort antwoord
Scholen kunnen verzuim en uitval voorkomen en terugdringen door te investeren een positief leerklimaat en een goede zorgstructuur, waarbij ook het netwerk om de student heen betrokken wordt. Belangrijk is dat de registratie van verzuim en vsv op orde is, en dat er een consequent uitgevoerd verzuimbeleid op school bestaat. Een integrale aanpak werkt beter dan een aanpak gericht op één enkele risicofactor. Scholen met een hoog vsv-cijfer profiteren het meest van preventieve maatregelen, zoals het stimuleren van goede leerprestaties, het bevorderen van een positief klimaat in de klas en op school, positief benutten van het netwerk om het kind en het maken van succesvolle overgangen. Andere scholen hebben meer baat bij maatregelen met betrekking tot de zorgstructuur rondom de student, waarbij een rol is weggelegd voor zowel mentor als ouders en externe professionals.
Toelichting antwoord
Introductie
Verzuim en vsv zijn veelkoppige monsters. Er zijn veel verschillende factoren die kunnen leiden tot verzuim en vsv, vaak zelfs bij individuele studenten. Regelmatig schoolverzuim verhoogt het risico op voortijdig schoolverlaten (vsv): spijbelaars vallen driemaal vaker uit dan niet-spijbelaars. Vsv-ers vormen een kwetsbare groep. Zij hebben bijvoorbeeld een grotere kans op werkloosheid, een slechtere gezondheid, of op criminele activiteiten (De Witte et al., 2014; Wijering-van Wijk, 2012). Er wordt daarom al geruime tijd veel aandacht geschonken aan het terugdringen van verzuim en vsv.
In dit antwoord wordt eerst stilgestaan bij cijfers en feiten. Vervolgens gaan we na wat oorzaken voor verzuim en vsv in het mbo zijn, en op welke manieren deze kunnen worden aangepakt. Niet alle oorzaken zijn te beïnvloeden door school. We sluiten daarom af met het benoemen van succesfactoren voor aanpak van verzuim en vsv in het mbo, en met de bespreking van enkele succesvolle interventies die door school kunnen worden ingezet om verzuim en vsv terug te dringen.
Verzuim en voortijdig schoolverlaten
Schoolverzuim houdt in dat een student niet op school aanwezig is op momenten dat hij aanwezig moet zijn. Verzuim kan geoorloofd zijn doordat er een geldige reden voor de afwezigheid is, zoals ziekte, of wanneer de school toestemming heeft gegeven voor de afwezigheid. In ander gevallen wordt gesproken over ongeoorloofd verzuim (spijbelen). Spijbelen in de leerplichtige leeftijd (5 tot 16 jaar) is een overtreding van de Leerplichtwet.
Jongeren tussen 16 en 18 jaar zijn kwalificatieplichtig. Van vsv wordt gesproken wanneer een jongere het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie (dat wil zeggen zonder mbo niveau 2-, havo- of vwo-diploma).
Na een aanvankelijke daling stabiliseren de cijfers nu. Binnen het mbo zijn de vsv-aantallen van 2016-2017 nagenoeg vergelijkbaar met die van de voorgaande jaren. Met name onder studenten Entree is relatief veel uitval.
Vsv in het mbo naar onderwijssoort 2016-2017
Bron: Onderwijs in cijfers (2019)
In het mbo vindt uitval vaak in het eerste leerjaar plaats. Oververtegenwoordigd in de groep vroege mbo-uitvallers zijn jongens, studenten met een migrantenachtergrond, studenten die niet bij hun ouders wonen, studenten met schuldenproblematiek en studenten die drugs gebruiken (Elffers, 2012).
Oorzaken en risicofactoren voor verzuim en voortijdig schoolverlaten in het mbo
Het ROA heeft de redenen voor uitval onder vo- en mbo-studenten in beeld gebracht. We zien hier dat schoolgerelateerde redenen het vaakst genoemd worden als reden voor uitval, gevolgd door (geestelijke) gezondheidsproblemen.
Bron: Meng (2018)
Onderzoek van het ROA (Allen & Meng, 2010) brengt schooluitval in kaart aan de hand van twee dimensies: beïnvloedbaar versus niet-beïnvloedbaar en klassieke risico-leerlingen versus ‘opstappers’. De groep klassieke risico-leerlingen wordt bepaald door kenmerken als sociaaleconomische status, migratieachtergrond, gedragsproblemen, criminaliteit, veelvuldig spijbelen en leerproblemen. Opstappers zijn studenten die uit de opleiding stappen zonder dat er sprake lijkt te zijn van een probleemgeschiedenis. De onderzoekers pleiten voor aandacht voor vroege signalen van dreigende uitval en wijzen er verder nadrukkelijk op dat niet alle schooluitvallers met passend beleid binnen de school te houden zijn.
Onderzoek naar interventies was lange tijd veelal beschrijvend (kwalitatief) van aard, en richtte zich op voorwaarden voor een effectieve aanpak. Rendementsresultaten (dus de resultaten in cijfers) van interventies om verzuim terug te dringen zijn er minder. Er is veel onderzoek gedaan naar de verschillen tussen schoolverlaters en degenen hun diploma halen. Hiermee werden risicofactoren en daarmee mogelijke oplossingen geïdentificeerd (De Baat, 2010; Sutphen et al., 2010).
In de literatuur worden de factoren die verzuim en vsv beïnvloeden vaak in vier categorieën ingedeeld (Kearney, 2008; Wagemans, Laffra, & Wienke, 2015). De eerste categorie wordt gevormd door kenmerken van de student zelf. Motivatie, inzet, vertrouwen in een succesvolle schoolloopbaan, een concreet toekomstperspectief, schoolprestaties, sociale vaardigheden en gezondheid zijn factoren die verzuim kunnen beïnvloeden (De Baat, 2009; Van Batenburg et al., 2007). Elffers (2011) deed onderzoek onder bol-studenten binnen alle domeinen en op alle vier de mbo-niveaus. Zij toonde aan dat klassieke risicostudenten zich minder emotioneel verbonden voelen met school dan hun succesvollere medestudenten.
De emotionele betrokkenheid beïnvloedt studiesucces meer dan de gedragsmatige betrokkenheid (die zich uit in bijvoorbeeld spijbelen). Een tweede categorie factoren wordt gevormd door de kenmerken van de sociale omgeving. Met name gaat invloed uit van de mate van ouderbetrokkenheid en schoolsucces van de peergroup (Traag, 2012). Ook schoolkenmerken zijn van invloed op verzuim en vsv. Denk hierbij aan de kwaliteit van het onderwijs en van de ondersteuningsstructuur, positieve ervaringen met docenten en andere medewerkers en medestudenten, het verloop onder docenten, roostering (tussenuren), een veilige leeromgeving, pesten, de relaties tussen docenten en studenten, aandacht voor diversiteitskwesties, registratie van schoolverzuim en het verzuimbeleid van de school (De Baat, 2009; Van Batenburg et al., 2007; Holter & Bruinsma, 2010; Kruizinga 2017).
Elffers (2011) wijst erop dat binnen het mbo het schoolklimaat en met name het lesprogramma zijn belangrijke voorspellers van schoolse betrokkenheid en studiesucces in het eerste leerjaar. De overheid kan sturen op schoolkenmerken, door gebruik te maken van streefcijfers en financiële prikkels om vsv aan te pakken. In 2019 is een wet ingegaan die samenwerking tussen gemeenten en scholen gezamenlijk verantwoordelijk stelt om vsv tegen te gaan, en samenwerking verplicht. De overheid heeft de volgende streefcijfers voor maximale vsv geformuleerd:
Bron: Rijksoverheid (z.j.)
Tot slot zijn ook kenmerken van het stelsel van invloed op vsv en schoolverzuim. De leer- en kwalificatieplicht zijn het duidelijkste voorbeeld. Ook economische groei is van invloed op vsv: bij een krappe arbeidsmarkt vindt er ‘groenpluk’ plaats.
Literatuur over oorzaken en risicofactoren voor schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten benadrukt het belang van een integrale aanpak die zich op alle bovengenoemde categorieën richt (De Baat et al., 2014; Elffers 2012, Holter & Bruinsma. 2010). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen preventie en bestrijding. De Baat (2010) komt op basis van een internationale literatuurstudie tot de onderstaande indeling, waarbij aangetekend wordt dat er ook buitenlands onderzoek geraadpleegd is omdat Nederlands onderzoek te weinig voorhanden was, en dat er zowel in Nederland als in het buitenland weinig effectonderzoek gevonden is.
Vier categorieën interventies die bijdragen aan het voorkomen van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten hebben betrekking op:
- stimuleren van goede leerprestaties,
- het klimaat in de klas en op school,
- het netwerk om de student en
- het maken van succesvolle overgangen (De Baat et al., 2014; Holter & Bruinsma 2010).
Wanneer het gaat om het bestrijden van verzuim en vsv worden zes thema’s genoemd die voor het succes van interventies belangrijk zijn: ouderbetrokkenheid; beloning voor goed gedrag en sancties voor ongewenst gedrag; multidisciplinaire samenwerking tussen docenten, hulpverleners en wetshandhavers; een flexibele benadering die is aangepast aan de persoonlijke omstandigheden; concrete meetbare doelen van de interventie; en tot slot goed bijhouden van de registratie en voortdurende evaluatie van het bereiken van de doelen (De Baat, 2010).
Aanpakken van verzuim en vsv in het mbo; wat werkt?
Interventies op schoolniveau:
Verzuimregistratie en verzuimbeleid
Verschillende onderzoekers wijzen op het belang van een goede registratie van verzuim, controle, en actie bij geconstateerd verzuim of uitval. Belangrijk is verder dat het verzuimbeleid ook daadwerkelijk en consequent wordt uitgevoerd. Korte lijnen binnen het netwerk dat verzuim aanpakt, helpen hierbij. Het helpt wanneer docenten en collega’s uit de tweede lijn elkaar regelmatig zien, zowel in formele bijeenkomsten als ook informeel. Een zorgteam dat op een andere locatie gesitueerd is, verhoogt de drempels voor docenten en studenten. (Cabus & De Witte, 2011; Cabus, 2013; Van Wijk & Van Kan, 2013).
Van Wijk en Van Kan (2013) wijzen op de cruciale rol die docenten spelen in het vsv-beleid. Regelmatig geven studenten in de les signalen af die kunnen wijzen op dreigende uitval. Het is zaak dat deze door de docent of mentor worden herkend en opgepakt. Dit gaat niet vanzelfsprekend goed. Docenten blijken beter in het voorspellen van studiesucces, dan van uitval. Dit kan er mee te maken hebben dat docenten zich vooral richten op wat studenten doen en presteren in het onderwijs: aanwezigheid, gedrag, maken van opdrachten. Het leven buiten de klas en de betrokkenheid bij de school blijven vaak buiten het blikveld van docenten.
In interviews met docenten en beleidsmedewerkers van ROC’s zagen de onderzoekers dat er binnen instellingen niet altijd voldoende oog is voor wat docenten nodig hebben om een bijdrage te kunnen leveren in de vsv-bestrijding. Verder is het voor docenten belangrijk dat ze er op kunnen vertrouwen dat er iets met hun signalen gebeurt.
De Witte et al. (2014) en Cabus (2013) noemen een aantal interventies op schoolniveau. Mentoring en coaching door een coach uit een publieke of private organisatie, studieloopbaanbegeleiding, loopbaanoriëntatie, zorg- en adviesteams, en specifieke trajecten voor teruggekeerde vsv-ers hangen duidelijk samen met een daling van vsv. De Kennisrotonde (2018) ging dieper in op hoe de mentor inhoud gegeven kan worden aan de begeleidingspraktijk. Zittenblijven is in het mbo niet onderzocht, maar in het po en vo verhoogt zittenblijven de kans op uitval.
In opdracht van het ministerie van OCW is een evaluatie uitgevoerd naar het schoolmaatschappelijk werk in het mbo. Dit vormt een belangrijke brugfunctie tussen de student, de school en externe hulpverlenende instanties. Op nagenoeg alle ROC’s is schoolmaatschappelijk werk ingebed in de interne zorgstructuur van de mbo-instelling. De kwaliteit van de samenwerking met studieloopbaanbegeleiders, zorgcoördinatoren en professionals uit de tweede lijn wordt als hoog gewaardeerd. Verbeterpunten liggen in de samenwerking met de GGZ, en in de samenwerking met wijk- en buurtteams die nog moet worden opgezet.
De waardering voor het schoolmaatschappelijk werk is hoog. Door vroege signalering en preventieve inzet wordt vsv teruggedrongen, en het welzijn van de studenten verbeterd. Schoolmaatschappelijk werk verkleint de stap naar externe ondersteuners, en houdt tegelijkertijd de student verbonden bij de opleiding (Kennis et al., 2018).
Intensieve coaching
Van der Steeg en Webbink (2015) deden onderzoek naar de effecten van intensieve coaching. Bij deze intensieve coaching werden groepen studenten begeleid door twee parttime coaches. Zij begeleidden onder andere bij persoonlijke problematiek, legden huis- en stagebezoeken af en hielpen bij het aanbieden van maatwerk-studiekeuzetrajecten in geval van (dreigende) uitval.
Dergelijke coaching bleek langere tijd effectief. In het eerste jaar liep de schooluitval terug van 17 naar 10 procent van het totale aantal leerlingen, en na twee jaar coaching was de afname van de schooluitval nog iets groter. Niet alleen zorgde coaching voor minder studie-uitval, maar er werden ook meer studenten voor het onderwijs behouden blijven door doorstroom naar een andere studie. De effecten van coaching waren groter bij leerlingen met de grootste kans op voortijdig schoolverlaten, zoals mannen, leerlingen die niet bij beide ouders wonen, of oudere leerlingen.
Warme overdracht
Uit zowel Nederlands als internationaal onderzoek blijkt dat de overgang van vmbo naar mbo is een risicovol moment is. Meestal worden de eerste maanden na de start van de opleiding als risicovol genoemd (Cabus, 2013; De Witte et al., 2014). Vugteveen en Timmermans (2017) vonden een piek rond het einde van het eerste leerjaar.
Jongeren die schoolmoe zijn, willen de overstap niet maken. Anderen ervaren de overstap als negatief en vallen daardoor uit (De Witte et al., 2014, Cabus, 2013). Verschillende onderzoeken wijzen daarom op het belang van goede communicatie tussen vmbo- en mbo-instellingen. Leerlingen met risico op uitval kunnen zo voor de overstap in kaart gebracht worden, en gemonitord tijdens deze overstap. Ze krijgen een doorstroomdossier mee, en krijgen direct aandacht van de mentor en het zorgteam op het mbo.
Er is onderzoek gedaan naar de opbrengsten van deze warme overdracht. Cabus (2013) volgde eerstejaars studenten op twee ROC’s: een ROC waar met een warme overdracht gewerkt werd, en een ROC waar dat niet gebeurde. Opmerkelijk genoeg bleken 16-jarigen niet minder vaak uit te vallen bij een warme overdracht. Wel vermindert een succesvolle overstap naar het mbo uitval in een later stadium van de studie. Preventie heeft dus wel zin.
Uit de cijfers van het ROA, die in figuur 2 weergegeven zijn, blijkt dat ongeveer één op de vijf uitvallers stopt met de studie om (geestelijke) gezondheidsproblemen. Onderstaande interventies richten zich met name op deze groep.
Interventies op studentniveau:
Interventie Begeleid Leren
Met Begeleid Leren worden jongeren (in de leeftijd van 17-25 jaar) ondersteund die door hun psychische beperking belemmerd worden bij het (gaan) studeren. De ondersteuning wordt op maat aangeboden, individueel dan wel groepsgewijs. Het programma bestaat uit vijf fases: verkennen, kiezen, verkrijgen, behouden en verlaten. Er kan in iedere fase worden ingestapt. Het doel is dat deze jongeren met succes en tevredenheid een reguliere opleiding van hun eigen voorkeur kunnen volgen, met zo min mogelijk professionele hulp.
Voorwaarde voor succes is dat de student zelf een opleidingswens heeft.
In Nederland is vanaf 1999 op vijf ROC’s ervaring opgedaan met Begeleid Leren (De Wolff et al., 2009). Er is zowel internationaal als Nederlands effectonderzoek gedaan naar deze interventie (Anthony & Rogers, 1991; Korevaar, 2005). Dit onderzoek wees uit dat Begeleid Leren effectief is bij het helpen kiezen, verkrijgen en behouden van een opleiding. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft in 2017 het oordeel ‘effectief volgens eerste aanwijzingen voor effectiviteit’ gegeven.
M@zl op het mbo
M@zl staat voor ‘medische advisering ziekgemelde leerling’, en wordt uitgevoerd in een samenwerking tussen scholen, GGZ-instellingen en gemeente. De interventie heeft als doel om het ziekteverzuim onder mbo-studenten te verlagen. De ziek gemelde student wordt door school vroegtijdig gesignaleerd. Wanneer er sprake is van zorgwekkend ziekteverzuim voert de school het eerste gesprek met de student en ouders, met als doel om samen met hen te kijken naar hoe de school kan ondersteunen om leerachterstand te beperken. Hier kan ook worden achterhaald of de student daadwerkelijk ziek is, of dat er andere redenen zijn voor de ziekmelding, die om een actie vragen die buiten de M@zl-aanpak valt.
De school vraagt desgewenst bij de jeugdarts een advies of een M@ZL-consult aan voor de ziek gemelde student en ouders. De jeugdarts bespreekt de gezondheidsklachten en redenen van het ziekteverzuim, onderzoekt de student zo nodig en bepaalt samen met de student en ouders de gewenste begeleiding of zorg. Na afloop van het consult wordt een advies voor school opgesteld, bestaande uit een re-integratievoorstel en eventuele aanpassingen om rekening te houden met de emotionele en fysieke belastbaarheid van de student.
Op verschillende ROC’s is ervaring opgedaan met M@zl. Vergeleken met de controlegroep (waar geen jeugdarts in het kader van M@ZL aanwezig was) waren er minder ziekmeldingen en scoorden de studenten ook beter op de items ‘voor jezelf zorgen' (denk aan eten, wassen, aankleden, boodschappen doen) en ‘vrienden' (denk aan steun van familie en vrienden). Op overige uitkomsten werden geen verschillen tussen de studenten gevonden. Zowel de jeugdartsen als de studenten waardeerden de gesprekken tussen arts en studenten hoog (ZonMw, 2019).
Geraadpleegde bronnen
- Allen, J., & Meng, C. (2010). Voortijdige schoolverlaters: aanleiding en gevolg. Rapportnummer: ROA-R-2010/9. Maastricht: ROA, Maastricht University.
- Baat, M. de, (2009). Beschermende en risicofactoren voor schoolverzuim. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
- Baat, M. de, (2010). Wat werkt bij het voorkomen en verminderen van schoolverzuim? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
- Baat, M. de, Messing, C., & Prins, D. (2014). Wat werkt bij schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
- Batenburg, T. van, Korpershoek, H., & Werf, M.P.C. van der (2007). De VMBO-leerlingen in vocl'99: Stromen, kenmerken en huidige situatie. Groningen: GION.
- Cabus, S. & De Witte, K. (2011). Werkt een actief verzuimbeleid? Die Keure Tijdschrift voor Onderwijsrecht en Onderwijsbeleid, 2011(1), 36–45.
- Cabus, S.J. (2013). Wat werkt in de aanval op de schooluitval? Een empirisch onderzoek naar de effecten van het Nederlandse preventiebeleid op voortijdig schoolverlaten. Maastricht: TIER-Maastricht University.
- Cabus, S.J. (2013). Wat werkt in de strijd tegen voortijdig schoolverlaten? Sociale Vraagstukken, 3 oktober 2013.
- Elffers, L. (2011). The transition to post-secondary vocational education: students' entrance, experiences, and attainment. Enschede: Ipskamp Drukkers.
- Elffers, L. (2012) Voorbij het laaghangend fruit. Voortijdig schoolverlaten in het mbo. MESO Magazine, 184, 22-25.
- Holter, N. & Bruinsma, W. (2010). Wat werkt bij voortijdig schoolverlaten? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
- Kearney, C. A. (2008). School absenteeism and school refusal behavior in youth: A contemporary review. Clinical Psychology Review, 28(3), 451-471.
- Kennis, R., Jager, A., Eimers, T. (2018). Schoolmaatschappelijk werk in het mbo. Een evaluatie van de invulling en meerwaarde van het SMW in het mbo. Nijmegen, KBA.
- Kennisrotonde (2018). Over welke competenties moeten mentoren in het mbo beschikken om vsv terug te dringen? (KR.325) Den Haag: Kennisrotonde.
- Kruizinga, A.V. (2017). Schoolbetrokkenheid, pesten en etniciteit. Onderzoek onder mbo-studenten. Leiden, Universiteit Leiden.
- Meng, C. (2018). Uitval zonder diploma: Aanleiding, Kansen en Toekomstintenties. (ROA Fact sheets; Vol. ROA-F-2018/, No. 018). Maastricht: Research Centre for Education and the Labour Market.
- OCW. Begrippenkader schoolverzuim. Geraadpleegd op 6 januari 2019.
- Onderwijs in cijfers. Voortijdig schoolverlaten in het mbo. Geraadpleegd op 3 februari 2019.
- Rijksoverheid (z.j). Maatregelen tegen voortijdig schoolverlaten. Geraadpleegd op 3 februari 2019.
- Sutphen, R. D., Ford, J. P., & Flaherty, C. (2010). Truancy Interventions: A Review of the Research Literature. Research on Social Work Practice, 20(2), 161–171.
- Steeg, M. van der, Elk, R. van, & Webbink D. (2015). “Does Intensive Coaching Reduce School Dropout? Evidence from a Randomized Experiment.” Economics of Education Review 48 (October): 184-197.
- Traag, T. (2012). Early school-leaving in the Netherlands. A multidisciplinary study of risk and protective factors explaining early school-leaving. Den Haag: Statistics Netherlands.
- Vugteveen, J., & Timmermans, A. (2017). Risico op afbreken van een opleiding in de eerste twee jaar van het mbo. Pedagogische Studiën, 94(3), 139-159.
- Wagemans, R., Laffra, J., & Wienke, D. (2015). Van 'geen zin hebben in school' tot 'schooluitval'. Handreiking voor het inzetten van een preventie- en zorgarrangement. Utrecht: NJI.
- Wijering-van Wijk (2012). Voor het diploma de school uit. Canon Beroepsonderwijs.
- Wijk, B van, & Kan, C. (2013). Vroegtijdig signaleren van onderwijsuitval. Inzichten van en voor de praktijk. Den Bosch: ECBO.
- Witte, K, de & Cabus, S.J. (2013). Dropout prevention measures in the Netherlands, an explorative evaluation. Educational Review, 65(2), 155-176.
- Witte, K. de, Cabus, S, Groot, W., & Maassen van den Brink, H (2014). Voortijdig schoolverlaten. Rapportage van TIER/Platform31. Maastricht: TIER, Universiteit Maastricht.
- Wolff, C. de, Korevaar, L., Zijlstra, A., Alferink, B. & Hofman, E. (2009). Studeren met succes. Vijf succesvolle projecten rond Begeleid Leren voor studenten met psychische beperkingen. Groningen: Hanzehogeschool.
- ZonMw (z.j.) Evaluatie van de rol van de jeugdarts bij "M@zl op het mbo:, een interventie voor een integrale aanpak van het ziekteverzuim op het mbo. Geraadpleegd op 5 februari 2019.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

Medilex Onderwijs


oo.nl


























