Hoe een kleine school kan overleven
Martie de Pater
Rekenspecialist en onderwijsadviseur bij De Pater Onderwijsadvies
Geraadpleegd op 13-12-2024,
van https://wij-leren.nl/kleine-school.php
Dit artikel is geschreven samen met Jan Buijserd.
Onderwijs op kleine scholen stelt hoge eisen aan leerkracht
“Daar zitten twee jongetjes in de bank, heel áchteraan. Twee broertjes. Hans, zo heet de een. Hennie, zo heet de ander. ’t Is heel stil in de school. De kinderen moeten lezen. Ze kijken heel netjes in hun boek. Ze wijzen heel netjes met hun vinger de woorden bij.”
Zomaar een nostalgisch citaat uit de vertelboeken van W.G. van de Hulst. Uit een tijd dat alles nog klein en overzichtelijk was. Ook op school!
In de discussie over kleine scholen is meer dan eens het argument gebruikt dat kleine scholen minder goed zouden presteren dan grotere scholen. Het lijkt er vaak op dat men een logisch en causaal verband ziet tussen schoolgrootte en de kwaliteit van het onderwijs. In dit artikel willen wij dit verband wat nuanceren.
Met de kwaliteit van onderwijs worden niet alleen de cognitieve leeropbrengsten bedoeld. De Inspectie van het Onderwijs verstaat onder kwaliteit ook de pedagogische, didactische en organisatorische kwaliteit van een school. Vanwege de omvang van dit onderwerp gaan we in dit artikel alleen in op de didactische en organisatorische kwaliteit van een kleine school. Daarnaast geven we een korte beschrijving van een project dat wij uitvoeren met een aantal kleine scholen. Hierin werken we samen met de school aan het optimaliseren van de kwaliteit over de gehele linie.
Schoolgrootte en kwaliteit van het onderwijs
Is er een direct verband tussen de grootte van de school en de didactische kwaliteit van het onderwijs? Wetenschappers zijn het er niet over eens en onderzoeksresultaten spreken elkaar tegen. Ook als het
gaat om combinatiegroepen, is er geen eenduidigheid over de vraag of combinatiegroepen voor- of nadelig zijn voor leerlingen.
Een aantal onderzoekers geeft aan dat het niet zozeer de groepsgrootte of de combinatieklas is die van invloed is op de prestaties, maar de wijze waarop de leerkracht hiermee om kan gaan.
De Inspectie van het Onderwijs hanteert de volgende criteria om de didactische kwaliteit van een school te beoordelen:
5.1: de leraren geven duidelijke uitleg van de leerstof.
5.2: de leraren realiseren een taakgerichte werksfeer.
5.3: de leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten.
6.1: de leraren stemmen de aangeboden leerinhouden af op de verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen.
6.2: de leraren stemmen de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen.
6.3: de leraren stemmen verwerkingsopdrachten af op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen.
6.4: de leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
Een leerkracht moet beschikken over voldoende kennis (van zijn leerlingen, leerlijnen, onderwijsinhouden, et cetera) en vaardigheden om te kunnen voldoen aan bovenstaande criteria. Een efficiënte manier van werken en een goede organisatie en klassenmanagement zijn hierbij noodzakelijk.
Dit geldt uiteraard voor alle leerkrachten, op welke school dan ook. Wel is het zo dat het toepassen van een efficiënte organisatie, planning en instructie in een situatie waarin drie leerjaren bij elkaar zitten meer van een leerkracht vraagt dan bij één enkele jaargroep in een lokaal.
Dit betekent dat de kwaliteit van de leerkracht de meest cruciale factor lijkt om aan bovenstaande criteria te kunnen voldoen. Voor kleine scholen is het dus niet onmogelijk om aan deze criteria te voldoen, maar het kost meer moeite. Er is dan ook geen direct verband tussen de grootte van de school en de kwaliteit van het onderwijs, maar meer een indirect verband tussen beide. Insteken op professionalisering van leerkrachtvaardigheden om om te gaan met meer dan twee jaargroepen in één klas is dan een logisch vervolg.
Onderwijsvernieuwingen en kleine scholen
Onderwijsvernieuwingen zijn vaak gericht op grote scholen. Handelingsgericht werken en Passend Onderwijs zijn daar twee voorbeelden van. Het leerstofaanbod wordt onder andere passend gemaakt door in drie niveaus per leerjaar te werken. Op kleine scholen zijn er echter klassen waarin bijvoorbeeld groep 6 maar uit één of twee leerlingen bestaat.
Wanneer een leerkracht een klas heeft met drie jaargroepen en per jaargroep drie instructiegroepen heeft, legt dit een enorme druk op de organisatie om leerinhouden, instructie en verwerking af te stemmen op alle niveaus in de groep. Dit kan dan een nadelig effect hebben op het realiseren van eerder genoemde criteria.
Een mogelijke oplossing om tegemoet te komen aan deze organisatiedruk voor leerkrachten kan zijn om te gaan werken in niveaugroepen. Dobbelsteen, Levin & Oosterbeek (1999) geven aan dat er vanuit de literatuur sterke aanwijzingen zijn dat ‘het leren van leerlingen wordt bevorderd door de aanwezigheid van medeleerlingen die in cognitieve zin ongeveer even vaardig zijn als zijzelf’. Dit wordt ondersteund vanuit eigen onderzoek dat ze hiernaar hebben gedaan.
Ook uit ander onderzoek blijkt dat het werken in homogene groepen, zeker voor de gemiddelde leerling, een positief effect heeft op de leerprestaties. Er zijn ook andere mogelijkheden om tegemoet te komen aan de hoeveelheid jaargroepen in één lokaal.
Ten eerste het zoveel mogelijk verbinden van vakken. Dus begrijpend lezen verbinden aan de zaakvakken, of woordenschat verbinden aan rekenen. Hierdoor kun je efficiënter omgaan met de beschikbare tijd.
De tweede mogelijkheid is het verbinden van jaargroepen. Je kijkt naar welke stof gezamenlijk is voor de diverse jaargroepen. Je kunt die stof dan gezamenlijk aanbieden aan de hele groep. Nog verder gaat het systeem om binnen het team met specialisten te gaan werken op vakgebieden en de school als één groep te zien waarbij alle leerlingen tegelijk hetzelfde vak aangeboden krijgen en de andere leerkracht(en) als een soort van onderwijsassistenten functioneren naast de specialist. Dit komt dicht in de buurt bij Co-teaching, waarbij meerdere leerkrachten verantwoordelijk zijn voor een grotere groep leerlingen.
Organisatorische kwaliteit
Naast een Intern Begeleider en een Remedial Teacher, komen er op scholen steeds meer specialismen bij, bijvoorbeeld een taal- of rekencoördinator. Deze specialisaties kunnen op een kleine school over minder hoofden worden verdeeld. Dit geldt ook voor allerlei andere praktische taken.
Daarnaast is het aantal uren voor bijvoorbeeld de IB’er en het management op een kleine school vaak uiterst gering. Grotere scholen lijken in het voordeel wanneer het gaat om het uitwisselen van kennis en ervaring met collega’s. Op een kleine school kan dit in beperktere mate, omdat er gewoonweg minder collega’s zijn.
Het is daarom aan te bevelen dat kleine scholen elkaar opzoeken om zo kennis op te doen en uit te wisselen. Op kleine scholen in het buitenland wordt dit steeds meer gemeengoed.
Samenwerken is het sleutelwoordMinder leerlingen, lege lokalen, minder geld van het rijk en een forse afname van de werkgelegenheid. Dat staat het onderwijs in heel veel regio’s in Nederland de komende jaren te wachten. De kosten per leerling lopen op. De kwaliteit van het onderwijs staat onder druk. De onrust is groot. Een dorp zonder basisschool is voor veel inwoners een schrikbeeld. De leefbaarheid in het dorp verslechtert daardoor nog verder. De komende vijf jaar worden een kleine duizend scholen met opheffing bedreigd. Veel onderwijsadviesdiensten begeleiden schoolbesturen bij het maken van keuzes om adequaat in te spelen op deze grote veranderingen. Volgens velen is samenwerken de enige remedie. Ontkenning leidt alleen maar tot vergroting van het probleem. |
Project kleine scholen grote kansen
Zoals we hierboven al aangaven, lijkt het erop dat er geen direct verband is tussen de grootte van de school en de didactische kwaliteit van het onderwijs. Wel vraagt het voor leerkrachten op een kleine school die te maken hebben met drie jaargroepen in één klas, veel deskundigheid en vaardigheden om te kunnen voldoen aan de criteria die door de Inspectie van het Onderwijs zijn gesteld. Goed klassenmanagement is dus een absolute voorwaarde. Dit vraagt om een lerende houding van het team en de directie.
Samen met het team brengen we graag de huidige situatie, de kansen en de bedreigingen in kaart. Daarnaast ondersteunen we het management bij het implementeren van gewenste veranderingen, denken we mee in het opzetten van netwerken met andere scholen voor uitwisseling en helpen we de school om zich op een goede manier te profileren in de omgeving; de zogenoemde ‘branding’. En natuurlijk maken we daarbij ook gebruik van de kansen die een kleine school heeft, bijvoorbeeld korte lijnen en grote betrokkenheid. Samen met het team stellen we doelen vast en stellen een stappenplan op om de gestelde doelen te bereiken en de veranderingen te begeleiden en te implementeren.
VroegsignaleringHet IOO, Instistuut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven, concludeerde vorig jaar dat: - in krimpgebieden de kosten per leerling sterker toenemen dan de lumpsum per leerling; Het instituut schrijft: ‘Instellingen met een zwakke financiële functie hebben drie tot vijf jaar nodig om te signaleren dat er een probleem is. Dan is er nog twee jaar nodig om oplossingen te overwegen en in te voeren.
|