Waar moet een lesobservatie-instrument aan voldoen om de ontwikkeling van startende leraren in het primair onderwijs te volgen?

Geplaatst op 10 oktober 2019

Een observatie-instrument voor het volgen van leraren moet kwalitatief goed zijn en objectief. Daarnaast is het belangrijk dat het instrument is afgestemd op de context van de school. Een bestuur of school dient na te gaan wat ze willen weten, met welk doel en of de instrumenten daarover voldoende informatie bieden.

Observatie van hun lessen kan een krachtig middel zijn om de professionele ontwikkeling van (beginnende) leraren te bevorderen. Bovendien hebben lesobservaties positieve effecten op leerlingprestaties. Het is dan wel van belang dat de observaties gekoppeld zijn aan gerichte feedback en coaching in een veilig klimaat. Verder moeten leraren zich kunnen vinden in de leervraag.

Toetsingskader voor observatie-instrumenten

Er zijn meer dan dertig instrumenten om systematisch lesobservaties te kunnen verrichten. Zo zijn er instrumenten gebaseerd op competenties en bekwaamheden, op kwaliteitsbeleid en het toezichtkader van de Onderwijsinspectie. Andere baseren zich op handelingsgericht werken en inzichten uit orthopedagogie met als uitgangspunt de relatie tussen leraar en leerling. Ook zijn er instrumenten die het accent leggen op de verschillende kernvakken of op directe instructiemodellen die diverse invalshoeken combineren.

Om scholen en besturen te helpen tot de juiste instrumentkeuze voor hun school te komen, heeft de PO-Raad een toetsingskader laten ontwikkelen. Het toetsingskader geeft handen en voeten aan de term beproefd observatie-instrument. Het stelt scholen en besturen in staat de kwaliteit en toepasbaarheid van een instrument te beoordelen op basis van wetenschappelijke en praktische criteria. Een van die criteria gaat over de inhoud van het instrument, wat wordt gemeten. Daarbij zijn de afbakening en onderbouwing vanuit theorie en onderzoek van belang.

Verder is er een serie technische criteria, zoals de wetenschappelijke opvattingen over meetinstrumenten, verwerking van gegevens, scoringsmethode en betrouwbaarheid. Daarnaast komen de voorwaarden voor afname aan bod. Wie observeert, waar en wanneer gebeurt dat en hoe vaak. Ten slotte is er de toets of het instrument richtlijnen bevat ter ondersteuning van bijvoorbeeld het personeelsbeleid van een school.

Keuzeproces

Zo ondersteunt het toetsingskader scholen en besturen in hun keuzeproces om te komen tot een instrument dat specifiek past bij hun school. Kort weergegeven bestaat het keuzeproces uit een aantal stappen. Bespreek vooraf waar de professionalisering zich op richt, bijvoorbeeld basisvaardigheden, kernvakken, teamontwikkeling. Ook moet duidelijk zijn wat het doel is, is het gericht op ontwikkeling of op beoordeling? Andere vragen zijn voor wie het instrument bedoeld is – alle leraren, starters, teams – en door wie het wordt gebruikt – externe observant, coach, directie.

Deze stappen leiden tot een selectie van instrumenten die in beginsel in aanmerking komen. Het bestuur of de directie overlegt vervolgens met de medezeggenschapsraad om samen na te gaan of de geselecteerde instrumenten voldoen aan de minimale kwaliteitscriteria. Zo kan gezamenlijk tot een weloverwogen keuze van een observatie-instrument worden gekomen. De laatste stap is een zorgvuldige invoering, gedragen door alle betrokkenen.

Als een school al een observatie-instrument gebruikt, dan kan ze het toetsingskader inzetten als kwaliteitscheck. Dat kan door het instrument langs het kader te leggen en na te gaan of het de toets der eigen kritiek kan doorstaan.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Edith van Eck, kennismakelaar Kennisrotonde. Vraagsteller: projectleider basisschool

Geraadpleegde expert(s): Marjan Glaudé, Kohnstamm Instituut.

Vraag

Aan welke criteria moet een lesobservatie-instrument voldoen om op effectieve wijze de ontwikkeling van startende leraren in het primair onderwijs te monitoren?

Kort antwoord

Scholen en schoolbesturen staan voor de taak om te gaan werken met een beproefd observatie-instrument waarmee zij de professionele ontwikkeling van leraren kunnen monitoren. Er is een groot aantal instrumenten beschikbaar. Om scholen, besturen en ontwikkelaars te ondersteunen bij de beoordeling van een instrument en hen in staat te stellen te beoordelen of het voldoet aan een aantal relevante wetenschappelijke en praktische criteria, heeft de PO-raad een toetsingskader laten ontwikkelen. Maar niet alleen de kwaliteit is een voorwaarde voor een succesvolle invoering; minstens even belangrijk is het dat scholen en besturen de keuze goed afstemmen op de context van de school en zorg dragen voor een zorgvuldige implementatie.

Toelichting antwoord

Inleiding

Professionalisering van leraren en de begeleiding van startende leraren in het primair onderwijs (po) in het bijzonder staan nog steeds volop in de belangstelling. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het Bestuursakkoord dat de sector po in 2014 sloot met de overheid en de actualisering ervan in 2018. Ook uit de cao po 2018-2019 blijkt de relevantie van professionele ontwikkeling van startende leraar. Zo staat daarin vermeld dat begeleiding van startende leraren en de instrumenten die daarbij worden gebruikt in het beleid van de school moeten worden vastgelegd en dat de MR moet worden betrokken bij het keuzeproces.

Beoordeling van de professionele ontwikkeling moet terugkomen in de gesprekscyclus; input daarvoor wordt verkregen uit een ‘beproefd en objectief observatie-instrument’. Zo kan de ontwikkeling in bekwaamheid worden vastgesteld.

Besturen en scholen staan daarmee voor de opgave een instrument te kiezen; een instrument dat ook nog eens kwalitatief goed en beproefd moet zijn. Om inzicht te geven in de criteria voor het kiezen van een observatie-instrumenten gaan we eerst kort in op het fenomeen lesobservatie. Vervolgens ontsluiten we een overzicht van verschillende soorten (categorieën) observatie-instrumenten. Daarna bespreken we een toetsingskader waarin is uitgewerkt wat onder ‘een beproefd instrument’ wordt verstaan; het kader vermeldt criteria die relevant zijn bij de keuze van een instrument dat kwaliteit heeft.

Ook bevat het kader aanwijzingen voor implementatie in de school. We sluiten af met enkele aanwijzingen hoe in een stapsgewijs keuzeproces een instrument kan aansluiten bij de context van de school.

Lesobservaties

Observatie van de lessen van leraren door een observator kan een krachtig middel zijn om hun professionele ontwikkeling te bevorderen. Onderzoek wijst bovendien op positieve effecten van lesobservaties op leerlingprestaties (zie bijvoorbeeld Van der Lans, Van Veen, Van der Steeg, 2017). Maar als lesobservaties ingezet worden als enige of geïsoleerde activiteit, betekent dat niet automatisch dat leraren ervan kunnen leren. Daar is meer voor nodig, zoals de koppeling met gerichte feedback, positieve coaching, een veilig klimaat, leraren die zich eigenaar voelen van de leervraag, etc..

Op deze plaats gaan we niet verder in op de kracht van lesobservaties. Wel verwijzen we naar twee bronnen van de Kennisrotonde die meer informatie geven over voorwaarden voor en het effect van lesobservaties. De eerste bron gaat in op de eisen waaraan feedback aan leraren moet voldoen wil deze bijdragen aan professionalisering van leraren. De tweede bron gaat in op de invloed van kijkwijzers op het professioneel handelen.

Overzicht van lesobservatie-instrumenten en vindplaats

Om lesobservaties systematische te kunnen verrichten is het gebruik van een instrument een belangrijke voorwaarde. Een belangrijke bron die kan ondersteunen bij de keuze van een lesobservatie-instrument vormt de website van de PO-raad. In 2015 inventariseerde Overdiep (2015), in opdracht van de PO-raad, een aantal observatie-instrumenten (“Wijzer over Zien en Kijken”). Dit overzicht is in maart 2016 en in april 2018 geactualiseerd (“Nieuwe Wijzer over Zien en Kijken”). Deze geactualiseerde versie van instrumenten is te vinden op: https://www.poraad.nl/ledenondersteuning/toolboxen/werkgeverszaken/lesobservatieinstrumenten-een-nieuwe-wijzer-over-zien

De instrumenten zijn ingedeeld in verschillende categorieën, te weten instrumenten…

  • gebaseerd op competenties en het bekwaamheidsdossier
  • gebaseerd op kwaliteitsbeleid en het toezichtkader van de Onderwijsinspectie
  • gebaseerd op Handelingsgericht werken en inzichten uit orthopedagogie met als aangrijpingspunt de leraar-leerling-interacties
  • gebaseerd op de verschillende kernvakken en directe instructiemodellen die verschillende invalshoeken combineren vanuit IT ontwikkeld.

Schoolbesturen, medezeggenschap, medewerkers van kwaliteitszorg, HR- verantwoordelijken en schoolleiders kunnen zich aan de hand van dit overzicht een goed beeld vormen van welke observatie-instrumenten er beschikbaar zijn en waar ze betrekking op hebben. Per instrument is beschreven wat het doel is, wat wordt gemeten, het proces, de relatie met andere instrumenten, de externe validering, het tijdsbeslag en de kosten.

Een instrument uit het overzicht kiezen

  • Een toetsingskader

Uit het overzicht blijkt dat er momenteel in ieder geval 31 observatie-instrumenten voorhanden zijn. De vraag is vervolgens hoe besturen en scholen een goede keuze kunnen maken uit deze veelheid van observatie-instrumenten om de ontwikkeling van hun startende leraren in kaart te brengen, en wel zo dat dit past bij de context van de school. Wat zijn kritische succesfactoren, wat maakt dat het instrument werkt en dat de betrokkenen het daadwerkelijk benutten?

Omdat scholen en besturen niet beschikten over wetenschappelijk onderbouwde criteria om tot de juiste keuze te komen heeft de PO-Raad een zogenoemd toetsingskader laten ontwikkelen (PO-raad, 2016). Het dient als hulpmiddel bij de keuze voor een beproefd observatie-instrument dat voldoet aan de noodzakelijke kwaliteitscriteria. Bovendien kan het ondersteuning bieden bij de keuze voor een instrument dat past bij de specifieke context. Dan gaat het bijvoorbeeld om de vraag of het instrument aansluit bij het HRbeleid (geven de resultaten van het instrument aanwijzingen voor professionalisering van leraren; is het instrument in te zetten in de kwaliteitscyclus?). En past het bij de onderwijsvisie van de school?

  • Voor wie

Het kader is in de eerste plaats ontwikkeld voor de gebruikers van de instrumenten, zoals besturen en scholen. Zie daartoe: https://www.poraad.nl/files/werkgeverszaken/toetsingskader_observatieinstrumenten_voor_schoolbesturen_en_scholen.pdf

En ten tweede is het kader ook bedoeld voor ontwikkelaars van de instrumenten, gericht op kwaliteitsverbetering van de instrumenten. Aan de hand van kwaliteitscriteria uit het kader is een versie ontwikkeld op basis waarvan een instrument kan worden doorontwikkeld. Zie daartoe: https://www.poraad.nl/files/werkgeverszaken/toetsingskader_observatieinstrumenten_voor_ontwikkelaars.pdf

  • Onderdelen van het toetsingskader: de kwaliteitscriteria

Het toetsingskader geeft handen en voeten aan de term ‘beproefd observatieinstrument’, zoals geformuleerd in de cao. Het kader stelt besturen en scholen in staat de kwaliteit en toepasbaarheid van een instrument te beoordelen aan de hand van een aantal wetenschappelijke en meer praktische criteria:

  • afbakening en inhoudelijke criteria (inhoud in het instrument, afbakening en onderbouwing vanuit theorie en onderzoek);
  • toetstechnische criteria (de wetenschappelijke opvattingen over meetinstrumenten, verwerking van gegevens, scoring, betrouwbaarheid, e.d.);
  • afnamecondities (voorwaarden voor afname, zoals waar observeren, hoe vaak, wie, e.d.);
  • inbedding in de organisatie, algemene voorwaarden (bevat het instrument richtlijnen ter ondersteuning bij gebruik ervan voor HR-beleid).

Dit zijn ook criteria op basis waarvan ontwikkelaars het instrument zelf dan wel de bruikbaarheid ervan verder kunnen verbeteren.

  • Gebruik van het toetsingskader en keuzeproces

Het toetsingskader vormt onderdeel van een keuzeproces met als uitkomst een instrument dat past bij de context van de school. Kort weergegeven bestaat het keuzeproces uit zeven stappen.

Bespreek vooraf:

  • waar professionalisering zich op richt (bijvoorbeeld basisaardigheden, kernvakken, teamontwikkeling),
  • het doel (ontwikkelingsgericht, beoordeling?),
  • de doelgroep (alle leraren, starters, teams?),
  • de voorwaarden (bijvoorbeeld wie betrekken (externe observant, coach, directie), koppeling met beleid en gesprekscyclus),
  • het belang van externe validering van het instrument.

In deze vijf stappen wordt in gezamenlijkheid bepaald wat een bestuur en school belangrijk vinden. Ze leiden tot selectie van een set van instrumenten die in principe in aanmerking komen en waarover in de volgende stap wordt overlegd met de medezeggenschapsraad. De ontwikkelaars van het toetsingskader (Van Eck, Glaudé, Overdiep, 2016) geven aan dat dit het moment is om het toetsingskader toe te passen op de (beperkte set van) geselecteerde instrumenten en na te gaan of ze voldoen aan de minimale kwaliteitscriteria. Wil het instrument als beproefd worden aangemerkt, dan moet het in ieder geval voldoen aan die minimale kwaliteitscriteria zoals aangegeven in het toetsingskader.

Overigens kunnen besturen of scholen die al instrumenten in gebruik hebben, het toetsingskader gebruiken als check op de kwaliteit. Dat kan door het gehanteerde instrument langs het kader te leggen en na te gaan of het de toets der eigen kritiek kan doorstaan. In de laatste stap kiest men een instrument; dit wordt zorgvuldig in de organisatie geïmplementeerd.

Dit 7-stappenmodel laat zien dat het bij de keuze van een observatie-instrument niet alleen gaat om de keuze voor een kwalitatief goed en objectief instrument, maar dat het vooral ook belangrijk is de keuze goed af te stemmen op de context van de school. Een bestuur of school zal moeten nagaan wat men belangrijk vindt en of de instrumenten daarover voldoende informatie bieden.

Uitgebreide informatie over het keuzeproces is te vinden op: https://www.poraad.nl/files/20151109 handreiking kiezen_en gebruiken observatieinstrument.pdf.

Geraadpleegde bronnen

 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Cursus
Leidinggeven aan een professionele schoolcultuur
Leidinggeven aan een professionele schoolcultuur
Cultuurbouwer in een lerende organisatie
Medilex Onderwijs 
Klassenmanagement
Klassenmanagement - welke leerkrachtvaardigheden zijn belangrijk?
Arja Kerpel
Startende leerkracht
De startende leerkracht
Angela Kouwenhoven-de Waardt
SBL competenties BAO
De SBL competenties leerkracht primair onderwijs
redactie
Leerkracht centrale factor
Leerkracht, grijp uw vak!
Albert de Boer
Persoonlijk meesterschap
Persoonlijk meesterschap: Het creëren van je eigen toekomst
Jan Jutten
Het lerarenregister
Het lerarenregister - instrument voor een professionele beroepsgroep
Korstiaan Karels
Meester Mark -2-
Meester Mark vraagt door
Helèn de Jong
Meester Mark -1-
Meester Mark draait door - ten onder in het onderwijs
Arja Kerpel
Leraren zijn net echte mensen
Leraren zijn net echte mensen -
Arja Kerpel
Lessen in orde
Lessen in orde - Handboek voor de onderwijspraktijk
Marleen Legemaat
Handboek voor leraren
Handboek voor leraren
Marleen Legemaat
Stapsgewijze educatie Praktijk en theorie over kinderen van 0-4 jaar
Stapsgewijze educatie Praktijk en theorie over kinderen van 0-4 jaar
Lianne Jongsma
Staat van de leraar
De Staat van de Leraar
Marjolein Zwik


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



bekwaamheidsdossier
beoordelingsgesprek
feedback
gesprekkencyclus

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest