Pratend woorden leren -7-

  Geplaatst op 1 februari 2022

Kinderen leren de hele dag door woorden. Het ene woord leren kinderen via instructie, het andere woord incidenteel. Je woordenschatonderwijs moet voor kinderen genoeg mogelijkheden bieden om deze woorden tegen te komen en te kunnen leren. Dit artikel is onderdeel van een serie waarin de vormgeving van woordenschatonderwijs besproken wordt. Hier staat een overzicht van alle artikelen en bronnen.

Woorden missen 

  • Leerkracht: Ben jij wel eens op een camping geweest?
  • Leerling: Oh, dat was een camping, daar was een hele grote paddenstoel en daar spoot water uit om, als je hem aanraakte, dus, ik zat daar, spoot water uit om, als je hem aanraakte, dus zat ik daar in wat moet dat rotding hier en gelijk.. sssplst…en toen lag daar net die bal op.
  • Leerkracht: Was dat een fontein?
  • Leerling: Ja, een fontein, je kon eronder gaan zitten als het lekker regende.

Kinderen kunnen vaak hun eigen ervaringen nog niet volledig onder woorden brengen. Er heeft al wel een begripsvulling plaatsgevonden, maar ze missen daarbij het woord. We kunnen hen helpen om te kunnen zeggen wat ze willen zeggen. De volgende signalen kunnen duiden op ‘woordvindingsproblemen’ bij je leerlingen:

  • Gebruik van ‘dat dinges, weet je wel’;
  • Iets aanwijzen in plaats van het goede woord gebruiken;
  • Lange omschrijvingen van iets geven;
  • Aarzelingen, de zin stokt omdat het kind naar het goede woord zoekt;
  • Opnieuw beginnen met de zin;
  • Veel stereotype woordkeus, weinig variatie in woorden;
  • Het gebruik van veel stopwoordjes.

Woordselectie

Bij het praten proberen je leerlingen ervaringen die ze al hebben opgedaan te verwoorden. De verwerving van voorkennis heeft al plaatsgevonden.

Gebleken is dat betekenisvolle communicatie van cruciaal belang is bij het verwerven van een taal (Damhuis, 1999). 

Door juist de onderwerpen van kinderen zelf als aanknopingspunt voor je woordselectie te nemen, wordt de motivatie van je leerlingen voor het gebruiken en onthouden van de woorden verhoogd. 

Het gaat hierbij om een woordselectie die je vooraf niet kunt voorspellen en die incidenteel of impliciet van aard is; de woordselectie ontstaat tijdens het praten met elkaar. Onderzoek heeft wél aangetoond dat de meeste gesprekken, ook die tussen volwassenen, gebruik maken van de 2000 meest voorkomende woorden en woordfamilies; dat is een veel kleiner aantal dan in geschreven taal (Hayes & Ahrens, 1988, In: Cunningham & Stanovitch, 1998).

Echter, het belangrijkste bij het pratend woorden leren is dat je leerlingen woorden leren, die ze bij het vertellen van hun eigen verhalen misten. Dit zijn vaak heel frequente woorden, waarvan de leerling het concept kent, maar het Nederlandse woord nog niet. Maar ook woorden uit woordgroep-twee waarvan kinderen het concept enigszins kennen op basis van hun ervaring, maar het juiste onderwerpspecifieke woord nog niet: de fontein. Zelfs gemiste woorden uit 'woordgroep-drie', zaakvakbegrippen, kunnen in aanmerking komen voor bespreking tijdens pratend woorden leren: waterdruk.

Wanneer er leerlingen zijn die bepaalde ‘woordgroep-een-woorden’ missen kunnen deze kort worden voorgezegd waarna het door kan gaan met zijn of haar vertelling. Tevens is het van belang is om je leerlingen zo veel mogelijk in contact met veel woorden te laten komen. Dit kan door de interactie tussen leerlingen te bevorderen, maar ook door het stimuleren van taalgebruik tijdens alle lessen. Deze stimulatie hoeft niet apart gepland te worden, maar kan plaatsvinden tijdens andere activiteiten. Hierbij geven Beck en collega’s (2008) als voorbeeld dat je leerlingen wanneer zij in een rij staan de opdracht kan geven om voor, naast of achter bepaalde leerlingen te gaan staan. Dergelijke oefeningen kosten weinig voorbereiding en zijn eenvoudig tussendoor te doen.

Didactiek

Een mogelijke didactiek van ‘Pratend woorden leren’ bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Voorzeggen
  • Vastleggen
  • Herhalen en begrijpen
  • Onthouden en controleren
  • Differentiatie

Voorzeggen

Tijdens het gesprek ligt het voor de hand dat je het gemiste woord van het kind meteen voorzegt. Ook kinderen, bijvoorbeeld de kinderen met een grote woordenschat, kunnen dezelfde rol vervullen; interactie tussen kinderen is belangrijk bij pratend woorden leren. Zaak is dat het vertellende kind vlot verder kan vertellen na het voorgezegde woord. 

Vastleggen van nieuwe woorden

Tijdens een observatiegesprek of een ervaringsgesprek missen kinderen woorden. Het is belangrijk dat je enkele van die gemiste woorden noteert, zodat je er op terug kunt komen.

Herhalen en begrijpen

Na het gesprek komt je terug op een paar van de woorden die kinderen miste: de fontein, spuiten, de waterstraal. Je introduceert die woorden opnieuw. Je geeft een voorbeeldzin met het ontbrekende woord en het kind vult de zin met het juiste woord aan. Als het om een begrip gaat dat je kunt aanwijzen of uitbeelden, bijvoorbeeld ‘mouw’, dan rol je je mouw op en vraagt aan de kinderen “Wat doe ik?” Een kind in de groep noemt de zin met het juiste woord. Het kind dat het woord niet kende, krijgt de opdracht zijn mouw op te rollen en te zeggen wat het doet “Ik rol mijn mouw op”. Je vraagt vervolgens: ‘Bedenk nog eens een andere zin met mouw’. 

Onthouden en controleren

Om kinderen de woorden die ze hebben gemist in hun eigen vertelling, beter te laten onthouden, kunt je hen vragen nieuwe gebruikszinnen te maken met die woorden. Door de woorden in verschillende zinnen te gebruiken, wordt de context waarin woorden worden gebruikt gevarieerd en uitgebreid: was je handen maar in het fonteintje, Max. We spreken dan van ‘contextvariatie’, waardoor de betekenis wordt veralgemeniseerd: door kinderen concrete woorden te laten uitbeelden of door gebruikszinnen bij woorden te vragen, controleert je al tijdens de herhaling of ze het goede woordgebruik op korte termijn kunnen onthouden.

Herhaal aan het eind van de week de gemiste woorden van de kinderen die over hun vakantie hebben verteld. Laat ze die verhalen nogmaals vertellen. Je laat ze concrete begrippen als spuiten uitbeelden en de woorden goede woorden in hun vertelling herhalen: ‘Oh, ik was op de camping en daar was een hele grote paddenstoel, een fontein. En daar spoot water uit als je op een knopje drukte hem. Ik zat daar bij en dat rotding ging spuiten, net toen mijn bal op de rotding lag.’

Vraag aan de kinderen bij welk bekend woord ze het nieuwe woord willen onthouden. Bijvoorbeeld een kind zegt dat het woord ‘de fontein’ wil onthouden bij het woord ‘camping’. En het kind maakt een plaatje in zijn hoofd met de paddenstoel-fontein op de camping en het fonteintje in de klas. 

Je loopt natuurlijk onmiddellijk weer aan tegen de vraag, wanneer er voor deze ‘herhaling met contextvariatie’ tijd is. Kom gedurende de week verspreid telkens even terug. Let bij de herhaling ook op de goede uitspraak van de woorden in zinnen, want de klank van het woord moet goed worden ingeslepen. Laat het woord apart nazeggen én laat het woord in een zin nazeggen: in een zin klinken woorden anders dan het woord apart.

Differentiatie

Vanzelfsprekend missen niet alle leerlingen in je groep dezelfde woorden.

In feite is de ontwikkeling van woordenschat een heel individueel proces.

Maar het is lastig, zo niet onmogelijk, om van elk kind precies vast te stellen welke woorden het in zijn verhalen mist. Maak in je groep bijvoorbeeld een tweedeling van leerlingen die veel woorden missen tijdens hun gesprekjes, en kinderen die al een afwisselend en breder woordgebruik hebben. Voor de eerste groep leerlingen gebruiken we de vuistregel dat veel van de gemiste woorden voor alle leerlingen met een kleine woordenschat belangrijk zijn. In een uitwisseling van deze woorden kunnen je leerlingen dus veel woorden van elkaar opsteken en zal het totaal aan onthouden woorden in de groep toenemen. De ervaring en onderzoek leert dat in het algemeen individueel gemiste woorden van verschillende kinderen de moeite waard zijn voor de hele groep. 

Toepassing 

Over 'kleding’ wordt een themagesprek gevoerd. Op het bord staan rubrieken voor een woordspin als jongens/meisjes, een ander land, het feest, het strand, de school, spelen, het werk, de mode en de zomer/winter. Geef aan hoe je bij bepaalde woorden de aandacht voor de gemiste woorden kan aanpakken bij bij nummer 7, 16, 23 en 25 in het voorbeeld van het thema kleding.

  1. Leerkracht: "Wij gaan praten over kleren. Kijk naar het bord. (de woorden op het bord worden kort toegelicht) Denk allemaal even na waarover je zou kunnen vertellen."
  2. Kind: "Dan moet je ‘n ander uniform aan, als ik ook weer Curaçao bleef wonen."
  3. Leerkracht: "Ja, als je weer naar Curaçao gaat."
  4. Kind: "Ik ben er wel eens geweest. Toen draagde ze rokken".
  5. Leerkracht: "Ze droegen rokken en wat hadden de vrouwen aan?"
  6. Kind: "In Turkije hebben ze, moeten ze zwarte kleren aan behalve deze (wijst naar de kraag) moet wit".
  7. Leerkracht: "Kraag?”
  8. Kind: ''Ik vind het stom meisjes broek en rok; jongens alleen broek."
  9. Leerkracht: "En in Schotland dan?"
  10. Kind: "Met zomer korte, met winter lange kleren ".
  11. Leerkracht: "Waarom ’s winters?” Kun je 's winters geen korte kleren aan?"
  12. Kind: "Met voetbal had jongen ook panty aan ".
  13. Kind: "Ze maken met de mode. Hij kijkt..."
  14. Leerkracht: "Zij ..."
  15. Kind: "Zij hebben gisteren gekeken en daar stond eh .. weet niet meer hoe dat heet".
  16. Leerkracht: "Een jasje."
  17. Kind: "Ja die jasje, zij hebt."
  18. Leerkracht: "Zij heeft."
  19. Kind: "Opgezoekt."
  20. Leerkracht: "Opgezocht."
  21. Kind: "Die pak heeft ze laten maken als ik mijn communie doe."
  22. Kind: "Wij moesten eh ... hetzelfde kleren aandoen, broekje en een ... hemd. Met schoenen doen ze ook soms hetzelfde ".
  23. Leerkracht: "Mode."
  24. Kind: "Mijn vader heeft een schilderpak."
  25. Leerkracht: "Hoe heet dat? Een ... overall."

Toelichting

Leerlingen moeten leren om hun woordkennis en eerder gevormde hypothesen om te zetten in eigen woordgebruik (Carter & McCarthy, 1989). Dit proces kan vooral plaatsvinden als er eerst betekenisvolle intake plaatsvindt en dat is beter mogelijk door eigen ervaringen van kinderen als startpunt van het woordleren te nemen. Tevens is het goed om nieuwe woorden bij bekende ervaringen te onthouden in de eigen levensverhalen. 

Bij een observatiegesprek gaat het erom dat de leerling zijn eigen waarneming deelt met de rest van de leerlingen. In een observatiegesprek is er aandacht voor een concrete ervaring in het hier en nu, bijvoorbeeld bij een concreet voorwerp of een concrete activiteit. Een themagesprek kan gevoerd naar aanleiding van een nieuw en abstract onderwerp: ontbrekende woorden kunnen worden aangevuld.

Welk type gesprek ook gevoerd wordt, de leerlingen die moeite hebben met het verwoorden van bepaalde ervaringen en begrippen moeten door de docent en medeleerlingen ondersteund en begeleid worden om het juiste woord te vinden en te onthouden. Diverse studies hebben aangetoond, dat wanneer het op een gestructureerde manier gebeurt dit vooral taalzwakke leerlingen zeer ten goede komt. 

Uit deze studies bleek onder meer dat de leerlingen in kleinere groepjes meer beurten kregen en hierdoor dus meer mogelijkheden kregen om hun verhaal te vertellen (Damhuis, 1999). Doordat de leerkracht de leerlingen hierin begeleidde kregen ze ook meer vertrouwen in hun woordgebruik, wat weer leidde tot een groter leereffect. 

Je kunt dus bij gesprekken waarbij het doel is om het pratend woordgebruik te verbeteren uitgaan van de eigen ervaringen en de interesses van je leerlingen.

Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat dit voor leerlingen die het Nederlands als tweede taal hebben geleerd, een probleem kan vormen. Veel ervaringen buiten school spelen zich niet altijd in het Nederlands af, maar vaak in hun thuistaal. Daardoor is de kans aanwezig dat ze meer Nederlandse woorden missen om hun ervaringen te verwoorden. 

In dit geval kennen je leerlingen het concept en wellicht het daarbij behorende woord in hun moedertaal wel, maar niet in het Nederlands. Ze moeten de ervaringen in hun eigen taal verbinden aan de verwoording in de tweede taal. Het is aan de leerkracht om hierop in te spelen, het begeleiden en te ondersteunen. Dit kan bijvoorbeeld door het woord snel voor te zeggen en de leerling verder te laten vertellen. Vervolgens leg je enkele gemiste woorden vast en bespreekt ze meteen en later in de week.

Samenvatting

Gedurende de schooldag kun je je woordselectie afstemmen op de woorden die je leerlingen missen bij het praten over wat ze zien, wat ze hebben meegemaakt en bij de introductie van een nieuw thema. Het gaat hierbij dus om impliciet woordleren. Je bedenkt immers niet vooraf welke woorden je je leerlingen gaat aanleren. De woordselectie kun je gebruiken bij je woordenschataandacht die typisch aansluit bij de gemiste woorden van je leerlingen als ze hun eigen verhalen onder woorden willen brengen. Hoe dat op expliciete wijze gaat, vind je in een voorbeeld van de aanpak voor Pratend woorden leren.

 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Gratis webinar
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Bekende experts delen hun kennis
Wij-leren.online Academie 
Webinar
Taalontwikkeling en taalbeleid
Taalontwikkeling en taalbeleid
Gratis webinar met Karen Heij
Wij-leren.nl Academie 
Cursus
Expert kleuterontwikkeling
Expert kleuterontwikkeling
Sensomotorische, sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van kleuters
Medilex Onderwijs 
Lesprogramma
Probeer gratis de Leerlijn Lezen en Schrijven
Probeer gratis de Leerlijn Lezen en Schrijven
Complete leesmethodiek voor begrijpend- en voortgezet technisch lezen
De Schoolschrijver 
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!Woordenschatlessen
Wat maakt woordenschatlessen effectiever?
Jos Cöp
Woordenschat verbinden met taalbeschouwing
Woorden en betekenissen
Dolf Janson
Communicatief woordenschatonderwijs
Communicatief woordenschatonderwijs
Paul Filipiak
Taalgericht zaakvakonderwijs (2): Woordenschat en begrippen
Taalgericht zaakvakonderwijs (2): Woordenschat en begrippen
Paul Filipiak
eigentijds woordenschatonderwijs met woordcirkel
Maak van de school een woordpaleis
Jos Cöp
Woordenschat uitbreiden
Woordenschat uitbreiden bij begrijpend lezen en bij de zaakvakken
Paul Filipiak
Communicatief zaakvakonderwijs
Communicatief zaakvakonderwijs
Paul Filipiak
taalonderwijs met rijke leeromgeving
Taalonderwijs vraagt een rijke leeromgeving
Dolf Janson
Taalgericht zaakvakonderwijs (2): Woordenschat en begrippen
Taalgericht zaakvakonderwijs (2): Woordenschat en begrippen
Paul Filipiak
Communicatieve klas
De communicatieve klas - deel 1
Paul Filipiak
Communicatieve klas deel 2
De communicatieve klas - deel 2
Paul Filipiak
pratend en lezend woorden leren intro en overzicht
Pratend en lezend woorden leren; Intro en overzicht -0-
Paul Filipiak
Woorden in de klas
Woorden in de klas -1-
Paul Filipiak
Woordselectie, woordfrequentie, leerbehoeften
Woordselectie (1) -2-
Paul Filipiak
woordselectie en zins- en tekstbetekenis
Woordselectie (2) -3-
Paul Filipiak
Woordgebruik
Nadenken over goed woordgebruik
Paul Filipiak
Langdurig contact met woorden
In langdurig contact met woorden - deel 1
Paul Filipiak
Langdurig contact met woorden deel 2
In langdurig contact met woorden - deel 2
Paul Filipiak

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



didactiek
leren lezen
taalontwikkeling
woordenschat

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest