Ontwikkelingspsychologie
Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl
Geraadpleegd op 15-10-2024,
van https://wij-leren.nl/ontwikkelingspsychologie-1.php
De ontwikkelingspsychologie is de wetenschap die de gezonde ontwikkeling bestudeert. Daarbij wordt geprobeerd om gedrag van kinderen te beschrijven, te begrijpen en te verklaren.
Ontwikkeling
Maar wat is ontwikkeling precies? Twee kenmerken van ontwikkeling zijn verandering en voortuitgang. Ontwikkeling is het veranderingsproces waarbij de combinatie van groei, rijping en leren leiden tot een hoger functioneringsniveau. Bij rijping gaat het dan om lichamelijke groei. Bij leren gaat het om het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden.
De klassieke ontwikkelingspsychologie
De klassieke ontwikkelingspsychologie ziet ontwikkeling als een regelmatige opeenvolging van stadia. Het eindstadium is de volwassenheid. De nadruk ligt meer op het resultaat dan op het ontwikkelingsproces. Het is vooral een beschrijvende wetenschap. Daarbij wordt uitgegaan van biologische opvattingen over groei en ontwikkeling.
Hierbij spelen drie factoren een rol:
- De chronologische leeftijd. Op een bepaalde (kalender)leeftijd mag je bepaald gedrag verwachten van een kind.
- De biologische leeftijd. De ontwikkeling wordt mede bepaald door fysieke factoren.
- De sociale context. Omgevingsfactoren hebben invloed op de ontwikkeling.
De levenslooppsychologie
De levenslooppsychologie kijkt naar de invloed van gebeurtenissen die iemand in zijn leven meemaakt. Bij ontwikkeling gaat het om processen die in de hele levensloop een rol spelen. De grondgedachte hierachter is dat de ontwikkeling veel complexer is dan alleen de leeftijdsgebonden aspecten van de fysieke en cognitieve ontwikkeling. De levenslooppsychologie heeft oog voor ingrijpende factoren, zoals:
- Ziekte,
- Echtscheiding,
- Trauma’s
- Het overlijden van een ouder.
- Etc...
Hierdoor is er meer aandacht gekomen voor de interactie tussen kinderen en hun omgeving. Als gevolg van omgevingsinvloeden kan het ontwikkelingsproces tijdelijk stilstaan en dan ineens met een sprong vooruitgaan. Er kan dus sprake zijn van discontinuïteit in de ontwikkeling. De nadruk ligt dus meer op het bijzondere dan op het algemene.
Ontwikkelingsgebieden
De ontwikkeling van kinderen is te verdelen in vier gebieden:
- De fysieke en motorische ontwikkeling.
- De cognitieve ontwikkeling.
- De psychosociale ontwikkeling.
- De morele ontwikkeling.
In dit artikel bespreken we alle vier de ontwikkelingsgebieden.
1. De fysieke en motorische ontwikkeling
De fysieke groei speelt vooral in de eerste vier levensjaren een enorme rol. De groei hangt sterk af van aanleg, maar ook de omgeving heeft invloed. Een voorbeeld daarvan is dat meisjes in West-Europese landen gemiddeld genomen op steeds jongere leeftijd gaan menstrueren. De fysieke ontwikkeling kan ook invloed hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling, bijvoorbeeld als een kind erg klein is voor zijn leeftijd.
Wat de motoriek betreft, is verschil tussen de grove en de fijne motoriek:
- Onder de grove motoriek valt de lichaam coördinatie, de balans en het voortbewegen.
- Bij de fijne motoriek gaat het vooral om het functioneren van de handen.
Kinderen ontwikkelen hun motoriek vooral tijdens het spontane activiteiten, zoals het spelen. Stimuleer een goede fysieke en motorische ontwikkeling, want uit onderzoek is gebleken dat een gebrek hieraan een negatieve invloed heeft op de schoolprestaties. Het is belangrijk om tijdens de hele schoolperiode bewust ruimte te geven voor het bewegen van de kinderen.
2. Cognitieve ontwikkeling
Bij cognitieve ontwikkeling gaat het niet alleen om het denken en de intelligentie, maar ook om creativiteit, waarneming en fantasie.
Er wordt verschillend gedacht over de vraag hoe kinderen kennis en inzicht verwerven. Jean Piaget gaat ervan uit dat kinderen de wereld actief onderzoeken en er een eigen beeld van vormen. Piaget onderscheid vier stadia in de cognitieve ontwikkeling:
- Het sensori-motorische stadium, van nul tot twee jaar. Het kind handelt vooral op basis van zintuiglijke indrukken.
- Het pre-operationele stadium, van twee tot zeven jaar. Het kind is intensief bezig met taalverwerving. Het denken is nog sterk egocentrisch.
- Het concreet-operationele stadium, van zeven tot elf jaar. Het kind ziet meer logische verbanden en denkt zakelijker, minder egocentrisch.
- Het formeel-operationele stadium, vanaf twaalf jaar. Het kind kan abstract denken en oplossingen in gedachten testen.
Er is wel kritiek gekomen op deze theorie.
- Piaget heeft weinig oog gehad voor de waarde van het sociale contact.
- Omdat Piaget de ontwikkeling in opeenvolgende stadia ziet, kon hij de verschillen tussen kinderen van dezelfde leeftijd moeilijk verklaren.
- Er zijn veel dynamischer verklaringen mogelijk zijn, waarbij zelfs kleuters al abstract kunnen denken.
Een recentere theorie is de informatieverwerkingstheorie. Het functioneren van de hersenen wordt daarbij vergeleken met een computer. Informatieverwerking verloopt volgens drie processen: opnemen, opslaan en terugzoeken. De binnengekomen informatie passeert drie stations: het sensorisch geheugen, het kortetermijngeheugen en het langetermijngeheugen.
3. Psychosociale ontwikkeling
Hierbij gaat het om de ontwikkeling van kinderen in relatie tot hun sociale omgeving, de omgang met anderen. Bij het ontwikkelen van sociale interactie speelt imitatie een grote rol. Een voorbeeld daarvan is vadertje en moedertje spelen. Kinderen oefenen hierbij hun denkbeelden over de werkelijkheid en het is goed voor hun communicatieve vaardigheden.
In de schoolperiode verschuift de vriendschap van uiterlijke factoren (mooi speelgoed, leuke kleren) meer naar sympathie, al blijven uiterlijke factoren wel een rol spelen. Kinderen willen graag aan de groepsnorm voldoen, want dat zorgt voor acceptatie.
4. Morele ontwikkeling
Bij de morele ontwikkeling gaat het om het onderscheid tussen wat goed en wat verkeerd is. Dat is wat anders dan algemene regels, zoals verkeers- fatsoen- en spelregels. Laatstgenoemde zijn onmisbaar bij het goed functioneren van de maatschappij, maar ze zijn minder fundamenteel dan morele regels.
De morele ontwikkeling is sterk afhankelijk van de interactie tussen de opvoeder en het kind. Het is belangrijk dat kinderen zich intrinsiek verbonden voelen met de waarden en normen. Dit heet internalisering. Maar hoe gebeurt dat? Het gaat erom dat kinderen van moreel weten tot moreel handelen komen. Daarvoor is het volgende nodig:
- Morele empathie. Dit gaat om empathie en betrokkenheid op de ander.
- Moreel redeneren. Dit is het inzicht in wat wel en niet kan, moreel gezien.
- Morele afweging. Dit gaat over het afwegen van verschillende gedragsmogelijkheden.
- Moreel gedrag. Dat wil zeggen: het zelfstandig nemen van verantwoorde beslissingen en daarnaar handelen.
Jonge kinderen zien regels als absoluut en onveranderlijk. Dit wordt ook wel moreel realisme genoemd. De kleuterperiode is enorm belangrijk als het gaat om gewetensvorming. Als kinderen ouder worden, zien ze dat regels door mensen gemaakt zijn. Dit heet ook wel autonome moraliteit.
Kohlberg onderscheidt drie stadia in de morele ontwikkeling:
- Het preconventionele stadium. Kinderen gedragen zich volgens de geldende regels en houden rekening met straf en beloning. De regels zijn dus nog niet geïnternaliseerd.
- Het conventionele stadium. Kinderen nemen de regels over. Zij zien de waarde die achter de gestelde norm ligt.
- Het postconventionele stadium. In de adolescentieperiode ontwikkelen jongeren morele principes, die los staan van de standpunten van opvoeders en leeftijdsgenoten.
Er is kritiek gekomen op de theorie van Kohlberg, vooral als het gaat om de opeenvolging van de stadia. De waarde van Kohlbergs theorie is dat hij laat zien hoe kinderen moreel redeneren.
Literatuur
Alkema, E. e.a. (2011) Meer dan onderwijs, Assen: Uitgeverij Van Gorcum.
Boeken
Er zijn veel boeken over ontwikkelingspsychologie. Rita Kohnstamm heeft een serie geschreven: