Jean Piaget (1896-1980) - biografie en werk

Ewald Vervaet

Ontwikkelingspsycholoog en docent bij Stichting Histos

 

  Geplaatst op 1 juni 2014

Biografie en werk van Jean Piaget

In een artikelenserie van vijf artikelen wordt het leven en werk van Jean Piaget beschreven. De onderwerpen die worden behandeld zijn als volgt:

Adolescentiejaren
Het denken van patiënten en van kinderen
Objectpermanentie
Strukturen en conservatie
Interdisciplinair onderzoek

De genetische epistemologie na 1968
Genetisch strukturalisme
Ontogenese van strukturen
Wetenschapsleer
Kritiek op Piaget
Verklaren; assimilatie en accommodatie
Empirie en exactheid
Leertheorieën en psychoanalyse
Erkenning en toekomst

Biografie Jean Piaget

Piaget is op 9 augustus 1896 in de Zwitserse stad Neuchâtel geboren. Hij kreeg twee zussen: in 1899 werd Madeleine geboren en in 1902 Martha. Zijn volledige naam is Jean William Piaget, maar zijn tweede naam heeft hij niet of nauwelijks gebruikt.
Zijn vader, Arthur Piaget (1865-1952), was hoogleraar in de geschiedenis van het kanton Neuchâtel en in de Franse letterkunde van de Middeleeuwen. Piaget zag in hem een nauwgezet en kritisch man, waar hij zijn zin voor systematisch werk aan te danken had. Zo schreef hij al rond zijn tiende een werkstuk van ongeveer 100 bladzijden over de vogels van Neuchâtel: Nos oiseaux.

Zijn moeder, Rebecca-Suzanne Jackson (1872-1942) die van een Engelse familie afstamde, was volgens hem een intelligentie, sympathieke vrouw. Door haar 'nogal neurotische temperament'[3] echter ontvluchtte hij het gezinsleven. Zo verdiepte hij zich op de lagere school in vogels, fossielen en schelpen en trok hij er tussen 1910 en 1915 met de Le club des amis de la nature op uit.

Adolescentiejaren

Eind juni 1907 vond Piaget een albino-mus in een park. Daar schreef hij een artikeltje van zo'n 120 woorden over, dat hij opstuurde aan Rameau de sapin (Sparretak), een plaatselijk biologie-tijdschrift. Het werd geplaatst! Daarop schreef hij een brief aan het plaatselijke museum voor natuurlijke historie, met het verzoek of hij de vogelcollecties buiten de openingstijden mocht bestuderen. De directeur, Godet, vond het goed en vroeg Piaget of hij hem twee keer per week wilde helpen met het plakken van etiketten op schelpen. Tussen de bedrijven door kwam Piaget veel aan de weet over de malacologie (weekdierkunde), Godets specialisme. Piaget vond het contact met hem zo stimulerend, dat hij al zijn vrije tijd vulde met het zoeken van weekdieren. Daar was hij een tijd zoet mee, want rond Neuchâtel waren er zo'n honderdertig soorten en honderden variëteiten.

Op zekere dag nam hij een slak waar, die in de richting van het meer kroop. Hoe zou het beest op een hindernis reageren? Piaget zette een plankje voor hem. Tot zijn verbazing kroop de slak er om heen en vervolgde hij zijn weg in plaats van halt te houden of om te keren. Had die slak op een of andere manier een beeld van zijn omgeving? Beschikken slakken over enige vorm van intelligentie?

Geloof en kennis

Onder meer door dat soort vragen begon hij te denken over hoe kennis bij de mens ontstaat, in het leven van alledag en in de wetenschap. Er was nog een weg waarlangs Piaget zich kennisvragen was gaan stellen: de verhouding tussen geloof en kennis.
Behalve verschillende temperamenten hadden Piagets ouders ook geheel andere levensbeschouwingen. Zijn moeder was streng protestant, terwijl zijn vader principieel atheïstisch was. We hebben zojuist gezien dat Piaget in zijn liefhebberijen als het ware de systematische kant van zijn vader koos. In zijn levensopvatting zou hetzelfde gebeuren.

Godsbewijzen

Rond zijn vijftiende stuurde zijn moeder hem naar een catechisatiecursus. Hij kwam er in aanrakng met godsbewijzen (doelgerichtheid van de natuur, enzovoort) en met de dogma's van het kerkgenootschap van zijn moeder. Beide vatte hij op als een intellectuele uitdaging. Zo zag hij in die bewijzen slechts gedachtenconstructies, terwijl die dogma's tegenstrijdig bleken te zijn met zijn kennis over de biologie. Zijn geloof bleef er echter door onaangetast.

Geloofscrisis

Rond zijn twintigste raakte Piaget in een crisis omdat hij zijn godsdienstige overtuiging en zijn belangstelling voor de wetenschap niet meer met elkaar kon verzoenen. De aanleiding was dat hij een nauwelijks goed te praten discrepantie zag tussen de geloofsleer en de praktijk van de gelovigen. Het verloop van zijn crisis is goed te volgen aan de hand van zijn eerste twee boeken.[4]

La mission de l'idée

In zijn eerste boek, La mission de l'idée (1915), pleit Piaget voor een Christelijk socialisme dat hand in hand gaat met de wetenschap, en ziet hij Jesus als de eeuwige redder. Daarnaast maakt hij de Kerken en de burgerij bittere verwijten dat ze van het geloof een koud dogma hebben gemaakt, bijvoorbeeld door slechts heil in het hiernamaals in het vooruitizcht te stellen zonder iets te ondernemen tegen de ellende van de Eerste Wereldoorlog.

Recherche

Zijn tweede boek, Recherche, is in 1918 verschenen. Het is een soort autobiografie over zijn definitieve keuze tegen godsdienstige dogma's en voor wetenschap. Hij beschrijft namelijk hoe een zekere Sébastien, net als hijzelf een Franstalige Zwitser van rond de 20 en met een protestantse achtergrond, zich ontworstelt aan zijn religie en tot een 'onwankelbaar geloof in de wetenschap' komt.

God en het leven

In Recherche maakte Piaget zich niet alleen los van zijn godsdienst, maar ook van de filosofie. Om dat te begrijpen gaan we terug naar toen hij een jaar of vijftien was. In de boekenkast van zijn vader vond hij een godsdienstfilosofisch boek van de theoloog Sabatier (1839-1901).[5] Hij las het ademloos uit. De eerste vonk voor de filosofie was overgeslagen. Kort daarna vertelde zijn peetoom tijdens een vakantie aan het meer van Annecy hem over de filosofie van Bergson (1859-1941). Hierdoor raakte Piaget bijna in extase, want door God met het Leven zelf gelijk te stellen zag hij het perspectief voor zich om in de biologie de verklaring voor alles te zoeken, in het bijzonder voor kennis. Hij besloot hier zijn leven aan te wijden, aldus Piaget in 1950.

Biologische kennisleer

Het lezen van Bergsons L'évolution créatrice (1907) stelde hem teleur: hij zag er niet veel meer in dan een 'ingenieuze constructie, ontbloot van elke experimentele basis'.[6] Het contrast met het wetenschappelijke werk bij Godet was te opvallend. Niettemin bleef hij Kant, Comte, Durkheim en andere filosofen gretig lezen. Zijn keuze voor een biologische in plaats van filosofische kennisleer werd er alleen maar door versterkt. Ook drie psychologen trokken zijn aandacht: James, Ribot en Janet.

Psychologie

Te zelfder tijd realiseerde Piaget zich dat er een kloof zat tussen de biologie en de kennisleer, want de denkprocessen van de prehistorische mens en van geleerden als Aristoteles, Archimedes, Galilei en Newton konden niet meer direct onderzocht worden. Die kloof kon maar door één vak empirisch gedicht worden, zo meende hij: de psychologie, 'omdat alle inlichtingen over de historische ontwikkeling van kennis in het algemeen evenals die over de sociale ontwikkeling van de menselijke kenvermogens in de prehistorie ontbreken, moest ik [...] eerst bij het kind de geboorte van de intelligentie en de ontwikkeling van de voornaamste geestelijke operaties bestuderen', schreef hij later.[7]

Biologie en kennis

Piaget hield de kwestie voor onbeslist en ging in zijn andere liefhebberij verder, de biologie. Ook na Godets overlijden in 1911 was hij malacologisch onderzoek blijven doen en schreef hij er geheel op eigen houtje een artikel of 20 over. Ook liet hij zich in 1915 als biologiestudent inschrijven aan de Universiteit van Neuchâtel.
 
Het onderwerp 'kennis' liet hem echter niet los. Omdat de logica hem wellicht een eind op weg kon helpen volgde hij daar colleges in en bouwde hij zijn eigen logica-theorie. De kern daarvan zou hem zijn leven lang dierbaar blijven: ons handelen bevat ook al een zekere logica, zodat de logica als formele discipline haar wortels heeft in de organisatie van het concrete handelen. Viel dit biologisch te funderen?
 
Op zeker ogenblik kreeg Piaget de ingeving dat, van de biologische cel tot het logische denken, alle nivo's door eenzelfde wet worden beheerst, namelijk die tussen deel en geheel. Dat wil zeggen, 'in alle domeinen van het leven (organisch, mentaal, sociaal) bestaan er "totaliteiten" die kwalitatief van hun delen verschillen en die hen een organisatie opleggen'.[8]

Filosofische roman

Hiermee waren de biologie en de kennisleer met elkaar verbonden. Hoe nu verder? Nog steeds wist hij niet hoe hij de psychologie feitelijk tot zijn empirisch veld kon maken. Bij gebrek aan beter deed hij daarom iets waarvan hij zojuist had ontdekt dat men dat beter niet kon doen: het neerschrijven van een stelsel dat (nog) niet experimenteel was gecontroleerd. Nu ja, hij koos een vorm tussen fictie en wetenschap, een filosofische roman: tussen september 1916 en januari 1917 schreef hij het eerder genoemde Recherche. Daar had hij alle tijd voor want om gezondheidsredenen moest hij een jaar in de bergen verblijven.

Het denken van patiënten en van kinderen

In 1918 was Piaget weer helemaal terug als wetenschapper. Allereerst verdedigde hij zijn proefschrift over de weekdieren van het kanton Valais. Daarna vertrok hij naar Zürich, in die tijd het Mekka van de psychiatrie en het Medina van de psychoanalyse. In feite vloeide zijn keuze voor Zürich logisch voort uit zijn eigen theorie. Hij meende immers dat de formele logica haar wortels in het concrete handelen had. Als hij feiten wilde verkrijgen omtrent de wording van kennis, moest hij dus bij concreet levende mensen zijn, bijvoorbeeld bij psychotische en neurotische patiënten om hun bijzondere denkwijzen.

Verblijf in Zürich

Eind 1918, begin 1919 werkte Piaget onder meer in Bleulers kliniek, woonde hij voordrachten bij van Jung en van Pfister en las hij de werken van Freud en het psychoanalytische tijdschrift Imago. Hij brak zijn verblijf in Zürich evenwel abrupt af, omdat hij er niet veel verder kwam met zijn vragen over kennis en omdat hij er teveel een 'solitaire meditatie' in zag, met alle gevaren van dien.[9]

In de herfst van 1919 vertrok hij naar Parijs, waar hij twee jaar zou blijven. Hij volgde er onder meer colleges bij de filosoof en wetenschapshistoricus Brunschvicg (1869-1944) die vanwege zijn nadruk op de psychologische aspecten van wetenschappelijke ontwikkelingen, ook bij wiskundige kennis, een grote invloed op Piaget heeft gehad.

Intelligentietest

Verder leerde Piaget toen de psycholoog Simon (1873-1961) kennen, die met Binet (1857-1911) in 1905 aan de wieg had gestaan van de huidige intelligentietests. Hij vroeg Piaget of hij een kindertest wilde standaardiseren. Meer om wat te doen te hebben dan omdat hij daar het nut van inzag, nam hij dit werk aan. Al binnen een paar weken voelde Piaget zich als een vis in het water. Vanwaar die omslag?

Onderzoek van vragen

Zoals bekend steunen psychometrische tests op het onderscheiden van goede en foute antwoorden. Doorgaans komt men tot een score per kind door het aantal goede antwoorden bij elkaar op te tellen. Omdat Piaget het waarom wilde weten zowel van de goede als van de foute antwoorden, veranderde hij van perspectief: in plaats van alle vragen per kind bekeek hij de antwoorden vraag voor vraag en over alle kinderen. Zo kwam hij er achter dat kinderen tot ongeveer 11;0 (de notatie voor 11 jaar en 0 maanden) moeite hebben met de meeste simpele redeneringen.

Analyse van het denken

Eén van de vragen uit een intelligentietest luidde:
Jan hield een bos bloemen achter zich en zei tegen zijn drie zusjes dat sommige bloemen boterbloemen waren. Marie zei: 'Heel je bos is geel', Simone: 'Een deel ervan is geel', en Rose: 'Geen van je bloemen is geel' - Welke van de drie heeft gelijk?[10]
 
De meeste kinderen jonger dan 11;0 antwoordden 'Marie'. Piaget vond dat merkwaardig; dat wilde hij verklaren. Immers, volgens de regels van de logica moet het 'Simone' zijn en men verwacht dat kinderen die er absoluut niets van snappen, de drie antwoordmogelijkheden ongeveer in gelijke mate kiezen. Achter de voorkeur voor 'Marie' zat kennelijk een logica, maar welke?

Om dat uit te vinden deed Piaget iets wat een testpsycholoog als zodanig nooit zal doen: zonder de kinderen te verbeteren sprak hij met ze over hoe ze tot hun antwoord waren gekomen. De meesten van rond de 10;0 gaven nu zowel Marie als Simone gelijk en vonden dat beide hetzelfde zeiden. Omdat ze de vraag misschien hadden misverstaan of niet hadden begrepen, vroeg Piaget wat beide meisjes hadden gezegd.
 
Kind: 'Eéntje zei dat alle bloemen geel waren, en de tweede een deel van de bloemen'. Het wist de antwoorden dus nog en ook dat ze woordelijk verschillend waren. Piaget: 'Is dat hezelfde?' - 'Ja, omdat de bos een deel is: ze zijn allemaal geel'. 'Een deel?' - 'Ja, een bos is iets dat men heeft afgesneden'. 'En het andere deel?' - 'Dat is daar nog, omdat het immers is afgesneden'. De andere kinderen reageerden analoog.

Met andere woorden, Piaget was op zoek naar een onderzoeksveld om zijn stellingen over deel-geheel-verbanden te toetsen en deze kinderen gaven er blijk van de begrippen 'deel' en 'geheel' nog niet in hun logische betekenis te vatten (subklasse versus klasse), maar als iets concreets ('stuk van een bloem', 'onderdeel van een fiets' enzovoort).

Etappe in de ontwikkelingsgang

Naast zijn onderzoek met de vragen uit een kindertest, hield Piaget ook gesprekken met epileptische kinderen en jongeren uit de Salpêtrière, de kliniek waar Freud eind 1885, begin 1886 stage heeft gelopen bij Charcot. Piaget vroeg zich af of de denkwijze van epileptische kinderen verschilde van die van niet-epileptische en of er een methode zou zijn om die denkwijzen van elkaar te onderscheiden.

Hij legde vier munten en vier kralen in twee rijen naast elkaar in een 1-op-1-correspondentie. Als hij dan één munt wegnam en met de drie resterende munten een langere rij maakt, zeiden de kinderen tot zijn verwondering dat er meer munten waren dan kralen. Dit verschijnsel noemde Piaget later non-conservatie van aantal.
 
Om er zeker van te zijn dat dit een goede methode was om epilepsie te diagnostiseren, herhaalde hij de proef bij niet-epileptische kinderen. Opnieuw was zijn verbazing groot, want die kinderen rond 6;0 bleken hetzelfde te antwoorden! Kortom, gedurende enkele uren duidde Piaget niet-conservatie van aantal als een verschijnsel wat te maken had met een afwijking (epilepsie), maar al gauw verklaarde hij haar als een etappe in de ontwikkelingsgang van eenieder, ook van de grootste wiskundigen.

Hoe kwam Piaget erbij om die proef met vier munten en vier kralen te doen? We hebben gezien dat hij het wenselijk vond het denken van de prehistorische mens en van overleden wetenschappers te onderzoeken. Weliswaar concludeerde hij dat dat onmogelijk was, maar hij had er wel een interesse voor de geschiedenis van de exacte vakken aan over gehouden. Zo had hij bij Brunschvicg gelezen over een telmethode van sommige primitieve volkeren, het ruimtelijke tellen: een bijeengedreven kudde wordt voor talrijker gehouden als ze meer ruimte inneemt. Tot hier kan ik me op feiten beroepen, want uit Piagets autobiografie weten we dat hij tijdens zijn verblijf in Parijs Brunschvicg heeft gelezen[11] en in een artikel uit 1921 haalt hij het voorbeeld van bijeengedreven kuddes aan.12]
 
Het volgende is echter een veronderstelling die ik nog niet heb kunnen natrekken en die misschien ook niet meer na te trekken is: door dat ruimtelijke tellen liet Piaget zich inspireren tot de proef met munten en kralen. Immers, hij maakte de rij van de drie munten langer dan die van de vier kralen, zoals een kudde van 100 dieren een grotere ruimte kan beslaan dan een kudde van 110 dieren.

Hoe het ook zij, Piaget heeft met die munten en kralen verder geëxperimenteerd en hij is tot de conclusie gekomen dat niet-conserveren een algemeen verschijnsel is en niet met een stoornis samenhangt. Op conservatie komen we terug.
 
Dit artikel is onderdeel van een vijfluik over Jean Piaget en is een vijfdeling van één artikel, namelijk 'Jean Piaget (1896-1980) en de genetische epistemologie'. Het oorspronkelijke artikel heeft gestaan in Struktuur en genese, 1990, vol.3 op p.3-29.

Noten

[1] De Amerikaanse psycholoog James Mark Baldwin (1861-1934) is de grondlegger van het genetische strukturalisme. Piaget hoorde van zijn werk voor het eerst op de colleges van Pierre Janet tijdens zijn verblijf in Parijs. Hij zat toen echter al goeddeels op de lijn van het genetische strukturalisme. Belangrijke boeken van Baldwin zijn: Mental development in the child and the race (1894), Social and ethical interpretations in mental development (1897), Thought and things or genetic logic (3 volumina, 1906-1911) en Genetic theory of reality (1915).
[2] J. Piaget, 'Autobiographie', Revue européenne des sciences sociales (Cahiers Vilfredo Pareto), 1976, vol.14, p.1-43; geschreven in 1950, 1966 en februari 1976.
[3] Zie noot 2, p.2.
[4] a. J. Piaget, La mission de l'idée, Lausanne, Concorde, 1915. b. J. Piaget, Recherche, Lausanne, Concorde, 1918.
[5] A. Sabatier, Esquisse d'une philosophie de la religion d'après la psychologie et l'histoire, Parijs, Fischbacher, 1897. Piaget spreekt van 'La philosophie de la religion fondée sur la psychologie et l'histoire (noot 2, p.4).
[6] Zie noot 2, p.15.
[7] Zie noot 24, p.144 (autobiografische aantekening).
[8] Zie noot 2, p.6.
[9] Zie noot 2, p.9.
[10] a. J. Piaget, 'Essai sur quelques aspects du développement de la notion de partie chez l'enfant', Journal de psychologie, 1921, vol.18, p.449-480. b. J. Piaget, 'L'intelligence, selon Alfred Binet', Société Alfred Binet & Théodore Simon (Psychologie de l'enfant et pédagogie expérimentale), 1975, vol.75, p.106-119.
[11] Zie noot 2, p.9.
[12] Zie noot 10a, p.468v en L. Brunschvicg, Les étapes de la philosophie mathématique, Parijs, Alcan, 1912, p.477.

Ontwikkelingspsychologie

Een uitgebreide inleiding in het vakgebied

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

E-learning module
Zone van naaste ontwikkeling
Zone van naaste ontwikkeling
Gratis module over het oudere kind
Wij-leren.nl Academie 
Piaget: objectpermanentie
Jean Piaget: Objectpermanentie en ontwikkeling van de intelligentie.
Ewald Vervaet
Piaget: epistemologie
Jean Piaget: de genetische epistemologie na 1968.
Ewald Vervaet
Piaget: empirisme
Jean Piaget: kritiek en onbegrip - empirisme.
Ewald Vervaet
Piaget: leertheorie
Jean Piaget: leertheorie en psychoanalyse.
Ewald Vervaet
Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie - psychologische ontwikkeling kinderen
Arja Kerpel
Ontwikkeling jonge kind
Naar school - Psychologie van 3 tot 8 jaar
Arja Kerpel
Paradigma in het onderwijs: wat komt eerst?
Ontwikkeling en onderwijs: ronddraaiende kip-ei-kwestie of oplosbaar?
Ewald Vervaet


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



cognitieve ontwikkeling
ontwikkelingspsychologie
piaget

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest