Is het voor het betrouwbaar meten van rekenvaardigheid noodzakelijk dat leerlingen niet langer dan de voorgeschreven tijd aan de toets mogen werken?

Geplaatst op 16 februari 2021

Het is voor de betrouwbaarheid van een niveautoets niet noodzakelijk om de voorgeschreven toetstijd aan te houden, tenzij de toets bedoeld is om automatische rekenvaardigheden vast te stellen. Wanneer leerlingen onbedoeld in tijdnood komen, is de validiteit van de toets in het geding. Het is dan beter om meer tijd te geven dan om minder vragen te stellen. Een leerling die extra toetstijd nodig heeft, weet misschien wel hoe het moet, maar heeft de vaardigheid nog onvoldoende geautomatiseerd.

De keuze voor een bepaalde toets is afhankelijk van het doel. Wil de leerkracht weten of de leerling de lesstof voldoende begrijpt, dan kiest hij of zij voor een niveautoets. Gaat het om de snelheid van werken, dan past een tempotoets. Zo’n toets is eveneens in te zetten voor het meten van automatiseringsvaardigheden. In de praktijk is het onderscheid tussen beide toetsen niet zo scherp. Niveautoetsen hebben vaak een snelheidscomponent, en voor een tempotoets moet de leerling ook over vaardigheden beschikken.

Toetstijd

Veel rekenproblemen zijn toe te schrijven aan onvoldoende geautomatiseerde basisrekenvaardigheden. Goed kunnen rekenen betekent dat de leerling in staat is de rekenregels juist toe te passen, en dat doet met een bepaalde snelheid. Naarmate de toets meer gericht is op inzicht in de ontwikkeling van automatische vaardigheden, krijgt de toets meer het karakter van een tempotoets. De beschikbare toetstijd moet hierop afgestemd zijn.
Het uitgangspunt bij niveautoetsen is dat ‘alle leerlingen die de stof voldoende beheersen onder normale omstandigheden voldoende tijd hebben om alle vragen zorgvuldig te beantwoorden’. Er bestaan echter grote verschillen tussen de tijd die leerlingen nodig hebben om de vragen te beantwoorden. Dit hangt over het algemeen niet samen met hun vaardigheid. Het is daarom belangrijk dat alle leerlingen voldoende tijd hebben om alle vragen in de toets af te ronden.

Tijdnood

Als een substantieel deel van de leerlingen door tijdgebrek niet aan een groot aantal vragen toekomt, is er sprake van tijdnood. Leerlingen laten vragen onbeantwoord of ze gaan gokken. Bij een niveautoets is dan de validiteit van de toets in het geding. De onder tijdsdruk niet beantwoorde vragen worden vaak als ‘fout’ bestempeld. Dat leidt mogelijk tot een onderschatting van de vaardigheid van de leerling. De toets meet namelijk niet wat hij zou moeten meten. Hetzelfde geldt wanneer leerlingen vragen snel, onzorgvuldig of gokkend beantwoorden.
Wanneer tijdnood wordt veroorzaakt door minder goed ontwikkelde automatische vaardigheden – en automatiseren maakt deel van de toets uit – dan wil de leerkracht dat terugzien in het resultaat. Het is goed om dan te kijken naar het aantal vragen waar de leerlingen niet aan toe zijn gekomen. En naar de antwoordstrategieën bij de vragen die wel zijn beantwoord. Sommige leerlingen gebruiken strategieën die tot het goede antwoord leiden, maar erg tijdrovend zijn. Deze leerlingen beheersen de automatische vaardigheden nog onvoldoende en dat is belangrijke diagnostische informatie.

Meer tijd of minder vragen?

Wanneer bij niveautoetsen de standaardtijd voor veel leerlingen te kort is om de toets te maken, zijn er twee mogelijkheden: minder vragen voorleggen of meer tijd geven. In het algemeen geldt: hoe minder vragen, hoe minder betrouwbaar de toets. Het verlengen van de toetstijd heeft derhalve de voorkeur.
Het verlengen van de toetstijd kan overigens gevolgen hebben voor de normering. Omdat de condities zijn veranderd, zijn de oorspronkelijke normen in principe niet meer bruikbaar. Daarom is het goed om in de toetshandleiding na te gaan of de normen onder strikte tijdslimiet zijn afgenomen. Als dit niet het geval is, kan wat meer flexibel met de tijd worden omgegaan.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Wilco Emons en Ilse Papenburg (antwoordspecialisten) en Sandra Beekhoven (Kennismakelaar Kennisrotonde)
Vraagsteller: leerkracht basisonderwijs

Vraag

Is het voor het betrouwbaar meten van rekenvaardigheid noodzakelijk dat leerlingen niet langer dan de voorgeschreven tijd aan de toets mogen werken?

Kort antwoord

Het is voor de betrouwbaarheid van een niveautoets niet noodzakelijk om je aan de voorgeschreven toetstijd te houden, tenzij de toets expliciet als doel heeft om automatische rekenvaardigheden te toetsen. Wanneer leerlingen onbedoeld in tijdnood komen dan is de validiteit van de toets in het geding. Het is dan beter om meer tijd te geven dan om minder vragen te stellen. Ingrijpen in de afnamecondities zoals toetstijd kan echter wel gevolgen hebben voor het gebruik van algemene normgegevens. Wanneer leerlingen extra toetstijd nodig hebben, biedt dat ook informatie over de leerling. Een leerling die veel tijd nodig heeft weet misschien wel hoe het moet, maar heeft de vaardigheid nog onvoldoende geautomatiseerd.

Toelichting antwoord

Niveautoetsen versus tempotoets  

Om te beoordelen of strikt vastgehouden moet worden aan de vooraf vastgestelde toets-tijd moet eerst worden gekeken naar het doel van de toets, en daarmee samenhangend het type toets. In de literatuur wordt onder andere een onderscheid gemaakt tussen het toetsen van iemands niveau en het toetsen van iemands snelheid van werken, zogenaamde tempotoetsen (Drenth & Sijtsma, 2006, hoofdstuk 3).

Niveautoetsen kunnen worden onderverdeeld in algemene vaardigheidstoetsen (zoals de LVS-toetsen van het Cito Volgsysteem primair onderwijs) en beheersingstoetsen (zoals methode-gebonden toetsen)[1]. Vaardigheidstoetsen richten zich op de algemene vaardigheden (rekenen, lezen, informatieverwerking). Bij beheersingstoetsen gaat het om de vraag of de leerling de aangeboden lesstof voldoende begrepen heeft en welke onderwerpen eventueel extra aandacht behoeven. Beheersingstoetsen zijn in tegenstelling tot vaardigheidstoetsen over het algemeen nauw verbonden met de gebruikte lesmethode en hebben doorgaans een formatief karakter[2].

Tempotoetsen bestaan vaak uit relatief eenvoudige opgaves, zoals binnen één minuut zoveel mogelijk optelsommen goed oplossen (bijvoorbeeld de TempoTest Automatiseren, de Vos, 2010). Het gaat hierbij om de vraag hoe snel een leerling kan werken. Tempotoetsen worden over het algemeen gebruikt om specifieke cognitieve vaardigheden zoals aandacht en informatieverwerking te toetsen. Toetsen met een snelheidscomponent worden eveneens ingezet voor het meten van automatiseringsvaardigheden, zoals het oplossen van eenvoudige rekensommetjes en technisch lezen.
In de praktijk is het onderscheid tussen niveautoetsen en tempotoetsen vaak niet zo scherp als soms wordt gesuggereerd in de literatuur (Lu & Sireci, 2007). Niveautoetsen hebben vaak een snelheidscomponent, en voor een tempotoets moet je ook altijd vaardigheden hebben. In het geval van een rekenvaardigheidstoets spelen automatiseringsvaardigheden bijvoorbeeld ook een rol.

Onderzoek heeft laten zien dat veel rekenproblemen toe te schrijven zijn aan onvoldoende geautomatiseerde basisrekenvaardigheden (Gelderblom, 2007; Onderwijsinspectie, 2018; ter Woerds, 2016). Met andere woorden, goed kunnen rekenen betekent niet alleen dat de leerling in staat is de rekenregels juist toe te passen, maar ook dat hij of zij dat kan met een bepaalde snelheid. Naarmate de toets meer gericht is op het in beeld brengen van de ontwikkeling van automatische vaardigheden krijgt de toets meer het karakter van een tempotoets. De beschikbare toetstijd moet hierop afgestemd zijn. Wat een adequate toetstijd is zal moeten blijken uit proefafnames van de toets. Hierover zijn geen vaste vuistregels te vinden in de literatuur.

Toetstijd en Tijdnood

Het uitgangspunt bij niveautoetsen, zowel vaardigheids- als beheersingstoetsen, is dat alle leerlingen die de stof voldoende beheersen onder normale omstandigheden voldoende tijd hebben om alle vragen zorgvuldig te beantwoorden (De Groot & Van Naerssen, 1975). Literatuur laat zien dat er grote verschillen bestaan tussen de tijd die leerlingen nodig hebben om de vragen te beantwoorden en dit hangt over het algemeen niet samen met hun vaardigheid (Klein Entink, 2009). Dit betekent dat ook onder de vaardige leerlingen er aanzienlijke verschillen in werktempo kunnen bestaan. Het is daarom belangrijk dat alle leerlingen voldoende tijd hebben om alle vragen in de toets af te ronden.

Als blijkt dat een substantieel deel van de leerlingen door tijdgebrek aan een groot aantal vragen niet toe komen en daardoor de vragen niet beantwoorden of de vragen blind gokken, dan spreken we van tijdnood (Engels: speededness). Tijdnood uit zich in veel vragen die niet worden beantwoord, ook door de betere leerlingen, of beduidend slechtere prestaties op de vragen die aan het einde van de toets zitten.

Tijdnood is een belangrijke zorg bij toetsen en examens (Lu & Sireci, 2007). Wanneer er sprake is van tijdnood bij een niveautoets, dan is de validiteit van de toets in het geding. Wanneer bijvoorbeeld vragen die onder tijdsdruk niet gemaakt zijn fout worden gerekend, dan wordt de vaardigheid van de leerling mogelijk onderschat. Leerlingen die tijdnood ervaren, kunnen er ook voor kiezen om vragen dan maar snel en mogelijk onzorgvuldig te beantwoorden om te voorkomen dat ze niet alles beantwoorden. Ook kan tijdnood tot extra spanningen leiden, waardoor leerlingen onzorgvuldiger worden.
Wanneer tijdnood echter wordt veroorzaakt door minder goed ontwikkelde automatische vaardigheden, en automatiseren deel uitmaakt van de vaardigheid die getoetst wordt, dan wil je dat ook terugzien in het resultaat. Het is goed om dan ook te kijken naar het aantal vragen waar de leerlingen niet aan toe is gekomen en naar de antwoordstrategieën bij de vragen die wel zijn beantwoord. Leerlingen bij wie de vaardigheden onvoldoende zijn geautomatiseerd, gebruiken wellicht strategieën die weliswaar tot het goede antwoord leiden maar erg tijdrovend zijn. Deze leerlingen beheersen de automatische vaardigheden nog onvoldoende en dat is belangrijke diagnostische informatie.

Bij kleinschalig toetsen in de klas zou je de leerlingen kunnen monitoren om te zien welke leerlingen te weinig tijd lijken te hebben. Bij grootschalige toetsen, zoals de eindexamens, kijkt men vooral of met name de vragen aan het eind van het examen door leerlingen niet beantwoord zijn. Als dat het geval is, dan is dat een globale indicatie voor tijdnood (zie bijvoorbeeld, Alberts & Ehrens, 2019). Men moet er echter rekening mee houden dat leerlingen de vragen niet altijd in dezelfde volgorde maken, maar soms tussendoor vragen overslaan om daar later op terug te komen. Ook stemmen de leerlingen hun antwoordgedrag af op de beschikbare tijd en proberen alle vragen zo vlug mogelijk te beantwoorden. Bij open vragen zie je dit terug de kwaliteit van de antwoorden (Lu & Sereci, 2007). Tot slot is ook het ook belangrijk om te kijken naar het belang van de toets. Wanneer er weinig van de toets afhangt (low-stakes toets), dan kan er ook sprake zijn van gebrek aan motivatie.  

Meer tijd of minder vragen?

Wanneer bij niveautoetsen blijkt dat voor veel leerlingen de standaardtijd voor een toets te kort is, dan zijn er twee mogelijkheden: minder vragen voorleggen en/of meer tijd geven. In het algemeen geldt: hoe minder vragen, hoe minder nauwkeurig de toets. Dit kan een grote impact hebben op de betrouwbaarheid waarmee individuele beslissingen worden genomen (Sijtsma & Emons, 2007). Korte toetsen zijn dan ook niet geschikt om belangrijke beslissingen te nemen. Wanneer het praktisch haalbaar is om meer vragen te gebruiken en daarom een langere toetstijd toe te staan, dan heeft dat de voorkeur.

Het verlengen van de tijd heeft mogelijk wel gevolgen voor het gebruik van de normen. Wanneer een toets afgenomen wordt onder andere condities dan waaronder de normen zijn verkregen, dan zijn de normen in principe niet meer bruikbaar (Evers, Lucassen, Meijer, & Sijtsma, 2010). Daarom is het goed om in de toetshandleiding na te gaan of de normen onder strikte tijdslimiet zijn afgenomen. Als dit niet het geval is, kan wat meer flexibel met de tijd worden omgegaan.
Kortom, in de praktijk zal men altijd een balans moeten vinden tussen de inhoudelijke, psychometrische, en praktische eisen (Eggen & Sanders, 1993).

Geraadpleegde bronnen 


[1] zie bijvoorbeeld https://wijzeroverdebasisschool.nl/kennisbank-rekenen/begrippenlijst/verschil-cito-en-methodegebondentoetsen/).

[2] (zie bijvoorbeeld https://www.nro.nl/kennisrotondevragenopeenrij/formatief-toetsen-in-het-onderwijs/).

 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

E-learning module
Wat is formatieve evaluatie?
Wat is formatieve evaluatie?
Online module over formatieve evaluatie
Wij-leren.nl Academie 
Congres
Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong
Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong
Begeleiden van kiene kleuters in de klas
Medilex Onderwijs 
Rekenen met een efficiente strategie
Rekenen met een efficiënte strategie.
Ceciel Borghouts
Diagnosticerend onderwijzen bij rekenen
Diagnosticerend onderwijzen bij rekenen.
Korstiaan Karels
Voorkomen van rekenproblemen
Voorkomen van rekenproblemen - protocol dyscalculie
Korstiaan Karels
Referentieniveau 1F
Kiezen in rekendoelen met leerroutes van Passende Perspectieven
Nina Boswinkel
Beter rekenonderwijs
Op weg naar beter rekenonderwijs
Dolf Janson
Functionele toetsvragen
Bronnen en contexten in toetsvragen niet functioneel
Gerdineke van Silfhout
Rekenproces in de rekenles
Het rekenproces in de rekenles - protocol ERWD
Korstiaan Karels
Singapore rekenen
Singapore Rekenen - Rekenwonders
Korstiaan Karels
Leerlijn rekenen
Leerlijn rekenen - Wie kan delen, kan vermenigvuldigen
Martie de Pater
Tafels leren
Leren vermenigvuldigen: meer dan tafels leren!
Martie de Pater
Schatten en rekenen
Een schatter kan niet zonder redeneren
Dolf Janson
Opbrengstgericht werken en rekenproblemen
Herkenbare rekenproblemen en persoonlijke doelen
Dolf Janson
Citotoets rekenen groep 1 2
Spelen of Toetsen - kansen voor wiskundige ontwikkeling
Martie de Pater
Rekenen automatiseren
Het effect van gericht automatiseren van rekenvaardigheden
Marjolein Zwik
Anders beginnen met vermenigvuldigen en delen
Anders beginnen met vermenigvuldigen en delen
Dolf Janson
Rekenonderwijs kleuters met de vertaalcirkel
Rekenonderwijs in groep 1-2
Ceciel Borghouts
Rekenen koppeling verhaal-som
Koppeling tussen verhaal en som
Ceciel Borghouts
Het proces om een rekenmethode te kiezen
Zo pak je het keuzeproces voor een nieuwe rekenmethode aan
Korstiaan Karels
Beoordeling LVS-toetsen rekenen-wiskunde (6)
Beoordeling LVS-toetsen Rekenen-Wiskunde (6)
Corine Treffers
Beoordeling LVS-toetsen hoofdrekenen en overig (7)
Beoordeling LVS-toetsen Hoofdrekenen en overige specifieke vaardigheden (7)
Corine Treffers
Beoordeling LVS-toetsen rekenen-wiskunde (6)
Beoordeling LVS-toetsen Rekenen-Wiskunde (6)
Corine Treffers
Beoordeling LVS-toetsen hoofdrekenen en overig (7)
Beoordeling LVS-toetsen Hoofdrekenen en overige specifieke vaardigheden (7)
Corine Treffers
Wie is er bang voor wiskunde
Wie is er bang voor Wiskunde?
Dick van der Wateren
Effectief rekenonderwijs
Effectief Rekenonderwijs op de basisschool
Korstiaan Karels
Update Citonormen
Update van de Cito-normen: inflatie en desastreuze gevolgen
Marjolein Zwik


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Toetsen in een video van één minuut uitgelegd
Toetsen in een video van één minuut uitgelegd
redactie
Goed leren rekenen op de basisschool: Tjipcast 005
Goed leren rekenen op de basisschool: Tjipcast 005
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



exacte vakken | bèta vakken
rekenen
rekentoets
toetsen
wiskunde

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest