Wat zijn goede voorspellers van de kansen voor succesvol opstromen naar vwo-niveau van leerlingen met een havo-advies?
Geplaatst op 1 april 2021
Wat goede voorspellers zijn voor succesvolle opstroom naar vwo van leerlingen met een havo-advies, is nauwelijks onderzocht. Basisschoolleerlingen met een hoger Cito-eindtoetsadvies dan het schooladvies blijken wel vaker op te stromen in de vierde klas van het voortgezet onderwijs. Ook rapportcijfers in het voortgezet onderwijs kunnen het schoolloopbaansucces voorspellen. Competentiemotivatie van achtstegroepers blijkt ook een voorspeller te zijn. Maar factoren als motivatie zijn vaak al verwerkt in het rapportcijfer. Als een school deze aanvullend meeweegt bij beslissingen over opstroom, kan dat leiden tot een over- of onderschatting van het schoolsucces.
De mogelijkheid om een hoger onderwijsniveau te halen dan het basisschooladvies (opstromen) is belangrijk om leerlingen gelijke kansen te bieden. In de praktijk blijken leerlingen uit hogere sociaal-economische milieus kansen om op te stromen echter beter te benutten dan leerlingen uit lagere sociaal-economische milieus. Determinatiebeslissingen in het vo (bijvoorbeeld over opstroom) moeten daarom worden gebaseerd op gegevens die zo betrouwbaar, objectief en valide mogelijk zijn.
Hoger eindtoetsadvies dan schooladvies kan opstroom voorspellen
Wat goede voorspellers zijn voor succesvolle opstroom naar vwo van leerlingen met een havo-advies, is nauwelijks onderzocht; hetzelfde geldt voor de andere niveaus. Wel blijken het schooladvies en de score op de Cito-eindtoets beide goede voorspellers te zijn voor de positie van een leerling in het vierde jaar van het voortgezet onderwijs. Leerlingen met een hoger toetsadvies dan hun schooladvies, zitten in het vierde leerjaar vaker op een hoger niveau. Mogelijk kunnen scores op toetsen uit het Leerling- en Onderwijsvolgsysteem (LOVS) in groep 6 tot en met 8 van de basisschool nog beter voorspellen dan de Cito-eindtoets; de LOVS-toetsen zijn hier echter niet voor bedoeld.
Rapportcijfers kunnen schoolloopbaansucces voorspellen (in de VS)
Vo-scholen gebruiken leerlingvolgsystemen voor Nederlands, wiskunde en Engels. De voorspellende waarde hiervan en van rapportcijfers (in Nederland) op schoolloopbanen is onbekend. Uit wetenschappelijk onderzoek in de Verenigde Staten blijk dat het gemiddelde rapportcijfer in het vo wel een goede voorspeller is voor schoolloopbaansucces. Vo-scholen in Nederland gebruiken vaak eindrapportcijfers bij determinatiebeslissingen. Omdat scholen verschillen in toetspraktijken en normering, moet iedere school voor zichzelf een balans zoeken tussen het bieden van kansen en het voorkomen van afstroom. Overigens kunnen eindexamencijfers ook schoolsucces voorspellen: goede vmbo-eindexamencijfers maken de kans op het behalen van een havo-diploma groter.
Competentiemotivatie in groep 8 kan opstroom voorspellen
Naast cognitieve indicatoren zoals rapportcijfers worden ook niet-cognitieve indicatoren gebruikt bij determinatiebeslissingen in het vo. Het gaat bijvoorbeeld om motivatie, concentratievermogen, interesse, doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen of werkhouding. Deze aspecten wegen scholen ook vaak mee als ze leerlingen met een havo-diploma toelaten op het vwo. Competentiemotivatie van leerlingen gemeten in groep 8 van de basisschool blijkt voorspellend te zijn voor opstroom in de vierde klas van het voortgezet onderwijs. Competentiemotivatie houdt in dat leerlingen gericht zijn op het leren om de stof te begrijpen. Overigens kan die bij leerlingen in de loop van hun schooltijd veranderen.
Risico’s voor over- of onderschatting van succes
Leraren nemen factoren als motivatie vaak al mee in de cijfers die ze geven. Daarnaast kunnen leerlingen mindere cognitieve vermogens compenseren met een goede motivatie en daardoor beter presteren. Als een school zelf rekenregels opstelt voor determinatiebeslissingen en naast rapportcijfers ook factoren als motivatie en een goede werkhouding laat meetellen, dan is dat dubbelop. Want die factoren zijn al verdisconteerd in de rapportcijfers. Daardoor kan er een over- of onderschatting van het schoolsucces ontstaan. Daar komt bij dat factoren zoals motivatie moeilijk objectief meetbaar zijn en ook dat maakt de kans op een foute inschatting van schoolsucces groter.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Edwin Buijs
Vraagsteller: leraar voortgezet onderwijs
Geraadpleegde expert(s): Cor Sluijter van Cito, Anneke Timmermans van GION, Rijksuniversiteit Groningen
Vraag
Wat zijn goede voorspellers van de kansen voor succesvol opstromen naar vwo-niveau van leerlingen met een havo-advies?
Kort antwoord
Er is weinig onderzoek gedaan naar wat voorspellers zijn voor succesvolle opstroom ten opzichte van het schooladvies. Het weinige onderzoek dat is verricht laat het volgende zien: Wat betreft cognitieve leerlingfactoren blijkt dat leerlingen met een hoger toetsadvies van hun Cito-eindtoets dan hun schooladvies vaker opstromen in vo-4. Hoewel onbekend is in hoeverre rapportcijfers in de onderbouw van het vo in Nederland voorspellend zijn voor prestaties in de bovenbouw, blijken vo-rapportcijfers in de VS goede voorspellers te zijn voor schoolloopbaansucces.
Qua niet-cognitieve factoren is bekend dat competentiemotivatie zoals gemeten in po-8 opstroom kan voorspellen. Omdat factoren als motivatie echter reeds gereflecteerd worden in rapportcijfers kan het aanvullende meewegen hiervan in determinatiebeslissingen tot een over- of onderschatting van het succes leiden. Omdat toetspraktijken en normering verschillen per school, is het aan iedere school voor zich om bij het bepalen van de cesuur voor een positieve beslissing tot opstroom (bijv. van een leerling met havo-advies naar vwo-niveau) een afweging te maken tussen het bieden van kansen enerzijds en het voorkomen van hoge afstroom anderzijds.
Toelichting antwoord
Een valide determinatieprocedure is belangrijk voor kansengelijkheid
Onderwijsmobiliteit is kenmerkend voor het Nederlandse onderwijsstelsel en scholen voor voortgezet onderwijs kunnen m.b.t. opstroom, afstroom en doubleren hun eigen beleid voeren (Naaijer et al., 2016). Van de leerlingen met een havo-schooladvies was in 2018/2019 bijvoorbeeld 16% in vo-3 opgestroomd naar vwo-niveau (Inspectie van het Onderwijs, 2020). Deze mogelijkheid om op te stromen is belangrijk met het oog op kansengelijkheid, om eventuele negatieve effecten van de relatief vroege selectie te kunnen compenseren (Korpershoek et al., 2016). In de praktijk blijkt echter dat leerlingen van hogere sociaal-economische milieus de kansen om op te stromen vaak beter weten te benutten dan leerlingen uit lagere sociaal-economische milieus (Korpershoek et al., 2016). Omdat er voor leerlingen veel van afhangt en ter bevordering van de kansengelijkheid is het belangrijk dat de gegevens die in determinatieprocedures gebruikt worden (bijv. voor beslissingen over het wel of niet op laten stromen van leerlingen) zo betrouwbaar, objectief en valide mogelijk zijn. Bij het nemen van dergelijke beslissingen zou gebruik moeten worden gemaakt van leerlingfactoren die de toekomstige prestaties van deze leerlingen op een bepaald schoolniveau zo goed mogelijk kunnen voorspellen.
Het belang van een goed inzicht in welke leerlingfactoren in dit opzicht het beste voorspellen wordt nog verder onderstreept door de discussie over de vraag of scholen en leraren in het vo wel in voldoende mate in staat zijn kansen te herkennen indien het schooladvies van de leerling relatief laag was (A. Timmermans, persoonlijke communicatie per e-mail, 27 mei 2020). In het vo is de kennis over de leerlingen verspreid over een groot aantal leraren, die elk de leerling maar een paar uur in de week zien en dan alleen voor lessen binnen hun specifieke vakgebied. Ook de schaalgrootte maakt dat er in het vo in een relatief korte tijd voor veel leerlingen een beslissing moet worden gemaakt.
Over goede voorspellers voor (succesvol) opstromen is nog weinig bekend
Voor zover bekend is er nog geen wetenschappelijk onderzoek verricht naar de specifieke vraag welke factoren succesvolle opstroom van leerlingen met een havo-advies naar het vwo-niveau voorspellen; hetzelfde geldt voor factoren die een rol spelen bij determinatiebeslissingen voor de andere niveaus. Er is überhaupt nog weinig wetenschappelijk onderzoek verricht naar de verschillen tussen havo en vwo (Michels, 2006), weinig recent onderzoek naar hoe er in het voortgezet onderwijs gedetermineerd wordt, en naar welke leerlingfactoren voorspellers zijn voor (succesvolle) opstroom ten opzichte van het schooladvies (zie bijvoorbeeld Van Rooijen et al., 2017).
In de zogenaamde ‘bovenbouwstudies’ (Korpershoek et al., 2006; Kuyper & Guldemond, 1997; Kuyper et al., 1999) wordt aandacht besteed aan verschillen tussen havo-5- vwo-5-leerlingen op het gebied van onder meer (zelfgerapporteerde) studievaardigheden en huiswerkgedrag. Michels (2006) heeft deze bevindingen uit de rapporten van de eerste twee bovenbouwstudies samengevat en aangevuld met bevindingen uit kleinschalig kwalitatief onderzoek. Op grond hiervan worden handvatten aangereikt welke gebruikt zouden kunnen worden voor determinatiedoeleinden. In hoeverre de factoren waarop verschillen werden gevonden voorspellende waarde hebben voor de kansen voor succesvol opstromen naar vwo-niveau van een leerling met havo-advies blijft echter vooralsnog onbekend.
Een hoger (Cito-)toetsadvies dan het schooladvies kan opstroom voorspellen
Van het schooladvies en de score op de Cito-eindtoets (sinds 2014 de Centrale Eindtoets) is bekend dat deze beide goede voorspellers zijn voor de schoolloopbaanpositie in het vierde jaar van het voortgezet onderwijs; zij hangen ook sterk met elkaar samen (zie bijvoorbeeld Timmermans et al., 2013, 2018). Leerlingen met een hoger toetsadvies (volgens hun Cito-eindtoetsscore) dan hun schooladvies, blijken een grotere kans te hebben om in het vierde leerjaar van het vo te zijn opgestroomd naar een hoger niveau dan dat van hun schooladvies (De Boer et al., 2010; Van Rooijen et al., 2017). Vermoedelijk geldt dit ook voor de andere eindtoetsen, maar in het verleden is vooral de Cito-eindtoets onderzocht (A. Timmermans, persoonlijke communicatie per e-mail, 27 mei 2020).
Er bestaan aanwijzingen dat de scores op toetsen uit het Leerling- en Onderwijsvolgsysteem (LOVS) in groep 6 tot en met 8 van het basisonderwijs samen de schoolloopbaanpositie in vo-4 zelfs nog beter voorspellen dan de Cito-eindtoets (Van Aarsen et al., 2013). Mogelijk zouden deze scores daarom ook een goede voorspeller voor succesvolle opstroom kunnen zijn. Een belangrijk voorbehoud hierbij is dat deze instrumenten geen enkele voorspellende pretentie hebben; LVS-toetsen zijn formatief bedoeld. Als ze wel als voorspellers gebruikt worden, dan is het aan de gebruiker om aan te tonen dat dat gebruik gepast is (C. Sluijter, persoonlijke communicatie per e-mail, 5 juni 2020).
Rapportcijfers kunnen schoolloopbaansucces voorspellen (in de VS)
In het voortgezet onderwijs worden ook leerlingvolgsystemen gebruikt; deze zijn er echter maar voor enkele vakken (Nederlands, wiskunde en Engels) en landelijk onderzoek naar de voorspellende waarde hiervan voor schoolloopbanen op de (middel)lange termijn is niet bekend (zie Kennisrotonde, 2018). Voor het in kaart brengen van de vorderingen van leerlingen in het voortgezet onderwijs wordt (mede daarom) met name gebruikgemaakt van rapportcijfers die bepaald zijn op basis van door de leraren zelf gemaakte toetsen (Kennisrotonde, 2018). Determinatie wordt vaak gebaseerd op eindrapportcijfers (Michels, 2006).
Van eindexamencijfers is bekend dat deze schoolsucces kunnen voorspellen, bijvoorbeeld vmbo-eindexamencijfers voor de kans op het (snel) behalen van een havo-diploma (Kennisrotonde, 2017). Wetenschappelijk onderzoek naar de voorspellende waarde van rapportcijfers in de onderbouw van het Nederlandse vo voor prestaties in de bovenbouw ontbreekt echter. Deze voorspellende waarde zou mogelijk beperkt blijven doordat er verschillen zijn tussen scholen en leraren in toetsingspraktijken en normering en omdat de toetsconstructie op veel scholen voor voortgezet onderwijs niet voldoende voorbereidt op wat in de bovenbouw wordt gevraagd van leerlingen (Kennisrotonde, 2018).
In de Verenigde Staten is wel wetenschappelijk onderzoek verricht naar de voorspellende waarde van het gemiddelde rapportcijfer in het vo; hieruit blijkt dat deze een goede voorspeller is voor schoolloopbaansucces. Zo blijkt het gemiddeld rapportcijfer in grade 6 tot en met 8 (enigszins vergelijkbaar met de vo-onderbouw in Nederland) de prestaties op wiskunde en science in grade 10 en 12 (vergelijkbaar met de vo-bovenbouw in Nederland) goed te kunnen voorspellen (Byrnes & Miller, 2007). Daarnaast blijkt het gemiddeld rapportcijfer in het vo een goede voorspeller te zijn voor succes in het hoger onderwijs in de VS (Geiser & Santelices, 2007; Westrick et al., 2015).
Competentiemotivatie in groep 8 kan opstroom voorspellen
Naast (in hoofdzaak) cognitieve indicatoren zoals rapportcijfers worden ook niet-cognitieve indicatoren gebruikt bij determinatiebeslissingen in het vo (zie bijvoorbeeld Sluijter, 1998) en bij het bepalen van schooladviezen in po-8 (Timmermans, 2016, 2019), zoals motivatie, concentratievermogen, interesse, doorzettingsvermogen, zelfvertrouwen, (on)afhankelijkheid en een goede werkhouding. Ook bij beslissingen tot toelating van havo-gediplomeerden tot het vwo worden naast cijfereisen toelatingscriteria gehanteerd zoals een gerichte motivatie en een goede werkhouding (Kennisrotonde, 2019). Van Rooijen et al. (2017) hebben onderzocht wat de relatieve bijdrage van achtergrondkenmerken en cognitieve, motivationele en sociaal-emotionele factoren van leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs is op de op- en afstroom van leerlingen ten opzichte van het schooladvies. Van de motivationele en sociaal-emotionele factoren bleek alleen competentiemotivatie voorspellend te zijn voor opstroom in vo-4. Een competentiemotivatie, ook wel mastery(-approach) doeloriëntatie genoemd, houdt in dat leerlingen gericht zijn op het leren om de stof te begrijpen (Van Rooijen et al., 2017).
Ook uit onderzoek van Paulick et al. (2013) is gebleken dat een mastery-approach doeloriëntatie mogelijk voorspellende waarde heeft voor de verdere schoolloopbaan: leerlingen bij wie aan het eind van de basisschool (Klasse 4 van het Duitse onderwijs, wanneer leerlingen 9 à 10 jaar oud zijn) een hoge mastery-approach was gemeten, bleken vaker te zijn doorgestroomd naar het hoogste niveau van het Duitse voortgezet onderwijs, Gymnasium; het ging echter om een klein verschil en bij mastery-approach zoals gemeten in Klasse 5 en 6 van het vo (wanneer leerlingen tussen de 10 en 12 jaar oud zijn) bleek dit verband er niet te zijn. Dat leerlingen bij wie aan het eind van de basisschool een hoge mastery-approach is gemeten vaker doorstromen naar een hoger vo-niveau, wil dus niet zeggen dat leerlingen in het hoogste vo-niveau later (nog steeds) dezelfde doeloriëntatie hebben. Dit blijkt ook uit onderzoek naar de doeloriëntaties van leerlingen in vo-3 in Nederland (Scheltinga et al., 2016): vwo-leerlingen hadden vergeleken met leerlingen van andere niveaus juist minder vaak een mastery-approach.
Toevoegen van extra factoren naast rapportcijfers kan leiden tot over- of onderschatting van succes
Als rapportcijfers worden gebruikt voor determinatiebeslissingen, is het echter de vraag in hoeverre andere leerlingfactoren überhaupt zouden moeten worden meegewogen. Zoals blijkt uit het tekstblokje Over wat rapportcijfers precies meten bestaat discussie (zie volgende pagina) worden leerlingfactoren zoals motivatie namelijk tot op zekere hoogte al door leraren meegenomen in de cijfers die zij toekennen. Daarnaast kunnen leerlingen via bijvoorbeeld motivatie compenseren voor minder cognitieve vermogens. Meer gemotiveerde leerlingen die even slim zijn als minder gemotiveerde, zullen harder studeren en dus beter presteren. En dat kan natuurlijk dan ook tot uitdrukking komen in de rapportcijfers (C. Sluijter, persoonlijke communicatie per e-mail, 5 juni 2020).
De voorspellende waarde van een reeks predictoren is hoger als zij elk afzonderlijk sterk in verband staan met het criterium (bijv. als zij elk afzonderlijk het behalen van een vwo-diploma goed kunnen voorspellen), maar tegelijkertijd onderling weinig met elkaar samenhangen (Sluijter, 2013). Wanneer een school zelf rekenregels opstelt en daarin naast het rapportcijfer ook factoren als motivatie en een goede werkhouding meeneemt dan kan dit, door het feit dat dergelijke factoren reeds gereflecteerd worden in het rapportcijfer, resulteren in een over- of onderschatting van het succes.
Een andere kanttekening bij het gebruik van leerlingfactoren zoals motivatie bij determinatiebeslissingen is dat als hiervoor geen gevalideerde en fraude-ongevoelige meetinstrumenten voorhanden zijn, men aangewezen is op intuïtieve inschattingen van leraren. Een intuïtief weegproces is echter minder nauwkeurig voor het bepalen van iemands kans op succes dan een statistische combinatie van testgegevens en leidt daarom tot meer foute beslissingen (Drenth & Sijtsma, 2006).
Een balans vinden tussen kansen bieden en afstroom beperken
Zoals eerder vermeld is onbekend in hoeverre rapportcijfers in de onderbouw voorspellende waarde hebben voor schoolsucces in de bovenbouw in Nederland, maar blijkt uit onderzoek in de Verenigde Staten dat het gemiddeld rapportcijfer in het vo een goede voorspeller is voor schoolloopbaansucces. Rapportcijfers blijven in het Nederlandse vo – naast het schooladvies en het eindtoetsadvies – vermoedelijk ook de belangrijkste gegevens voor het inschatten van het potentieel van leerlingen, en daarmee voor het nemen van determinatiebeslissingen zoals het wel of niet op laten stromen van leerlingen met een havo-advies naar vwo.
Omdat toetspraktijken en normering verschillen per school (waardoor een rapportcijfer 8 voor het vak Engels op de ene school bij een gelijke prestatie van de leerling op een andere school misschien een 7 of een 9 had kunnen zijn geweest), is het aan iedere school voor zich om (op basis van beschikbare gegevens over de voorspellende waarde van rapportcijfers voor de verdere schoolloopbaan van leerlingen van eerdere lichtingen) te bepalen welk rapportcijfergemiddelde als minimumgrens (de cesuur) wordt gehanteerd voor een positieve beslissing tot opstroom. Bij het bepalen van deze cesuur moet een afweging worden gemaakt tussen het bieden van kansen aan leerlingen enerzijds (waarvoor een lagere cesuur zou moeten worden gebruikt) en het voorkomen van hoge afstroom anderzijds (waarbij voor een hogere cesuur zou moeten worden gekozen) (Sluijter, 1998, 2013).
Over wat rapportcijfers precies meten bestaat discussieHoewel uit onderzoek is gebleken dat rapportcijfers schoolloopbaansucces kunnen voorspellen, bestaat er wel discussie over wat rapportcijfers precies meten. Anders dan bij de scores op gestandaardiseerde toetsen zijn er verschillen tussen scholen en leraren in de wijze waarop rapportcijfers tot stand komen. De validiteit van rapportcijfers wordt wel in twijfel getrokken omdat leraren naast de (cognitieve) prestaties van leerlingen (bewust of onbewust) vaak ook factoren als inzet, motivatie en attitude mee laten wegen in deze cijfers (zie bijvoorbeeld Allen, 2005; Rekers-Mombarg et al., 2009). Dit wordt ook wel de ‘hodgepodgehypothese’ genoemd; volgens deze hypothese zouden leraren subjectieve beoordelaars zijn die niet tot een betrouwbare beoordeling van leerlingen kunnen komen (Van der Lans et al., 2015). Daarnaast kunnen beoordelaarseffecten zoals het halo- en horn-effect (beïnvloeding van de beoordeling van een prestatie door respectievelijk positieve en negatieve eerdere ervaringen met een leerling) ook van invloed zijn op rapportcijfers (C. Sluijter, persoonlijke communicatie per e-mail, 5 juni 2020). Er is echter ook onderzoek dat de hodgepodgehypothese deels tegenspreekt. Uit een reviewstudie van Hoge en Coladarci (1989) blijkt bijvoorbeeld dat leerkrachtoordelen over het algemeen behoorlijk met prestaties overeenkomen, hoewel er ook de nodige ruimte voor verbetering is (de mate van overeenkomst verschilde bijvoorbeeld per leraar en leraren bleken de prestaties van hoogpresterende leerlingen beter in te kunnen schatten dan die van laagpresterende leerlingen). Verder beargumenteren Van der Lans et al. (2015) dat mits er minimaal 8 cijfers zijn gegeven voor proefwerken van een vak, dit tot een rapportcijfer kan leiden dat een betrouwbare inschatting geeft van de vaardigheid van de leerling. Geiser en Santelices (2007) beargumenteren dat het feit dat in rapportcijfers ook andere factoren worden meegenomen dan alleen cognitieve prestaties juist bevorderlijk zou zijn voor de voorspellende waarde. Ook Bowers (2011) geeft een soortgelijke argumentatie. |
Geraadpleegde bronnen
- Allen, J.D. (2005). Grades as valid measures of academic achievement of classroom learning. The Clearing House, 78, 218–223.
- Bowers, A.J. (2011). What’s in a grade? The multidimensional nature of what teacher-assigned grades assess in high school. Educational Research and Evaluation, 17(3), 141–159.
- Byrnes, J. P., & Miller, D. C. (2007). The relative importance of predictors of math and science achievement: An opportunity–propensity analysis. Contemporary Educational Psychology, 32(4), 599–629.
- De Boer, H., Bosker, R.J., & Van der Werf, M.P.C. (2010). Sustainability of teacher expectation bias effects on long-term student performance. Journal of Educational Psychology, 102(1), 168-179.
- Drenth, P.J.D., & Sijtsma, K. (2006). Testtheorie. Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
- Geiser, S., & Santelices, M. (2007). Validity of high-school grades in predicting student success beyond the freshman year: High-school record vs. standardized tests as indicators of four-year college outcomes. University of California, Berkeley Center for Studies in Higher Education Research & Occasional Paper Series: CSHE.6.07.
- Hoge, R.D., & Coladarci, T. (1989). Teacher based judgments of academic achievement: A review of the literature. Review of Educational Psychology, 59(3), 297-313.
- Inspectie van het Onderwijs (2020). Technisch rapport hoofdstuk voortgezet onderwijs. De Staat van het Onderwijs 2020. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
- Kennisrotonde (2017). In hoeverre is het gemiddeld eindexamencijfer van het vmbo-diploma een voorspeller voor schoolsucces in het havo? (KR.110). Den Haag: Kennisrotonde.
- Kennisrotonde (2018). Wat is de voorspellende waarde van leerling-resultaten in de onderbouw van het vo en daarop gebaseerde adviezen voor resultaten in de bovenbouw? (KR.420). Den Haag: Kennisrotonde.
- Kennisrotonde (2019). Wat is de invloed van doorstroom havo-vwo op studiesucces in vwo en wo? (KR. 599) Den Haag: Kennisrotonde.
- Korpershoek, H., Beijer, C., Spithoff, M., Naaijer, H. M., Timmermans, A. C., Van Rooijen, M., & Opdenakker, M-C. (2016). Overgangen en aansluitingen in het onderwijs: Deelrapportage 1: reviewstudie naar de po-vo en de vmbo-mbo overgang. Groningen: GION onderzoek/onderwijs.
- Korpershoek, H., Kuyper, H., & Van der Werf, M.P.C. (2006). Havo-5 en vwo-5 en de tweede fase: De bovenbouwstudie van VOCL’99. Groningen: GION.
- Kuyper, H., & Guldemond, H. (1997). Studievaardigheden en huiswerkgedrag in de bovenbouw van havo en vwo. Groningen: GION.
- Kuyper, H., Van der Werf, M.P.C., & Lubbers, M.J. (1999). Tussen basisvorming en studiehuis; de bovenbouwstudie van VOCL'93. Groningen: GION.
- Michels, B. (2006). Verschil moet er wezen. Een werkdocument over verschillen tussen havo en vwo-leerlingen in de tweede fase en handreikingen om daarmee om te gaan. Enschede: SLO.
- Naaijer, H. M., Spithoff, M., Osinga, M., Klitzing, N., Korpershoek, H., & Opdenakker, M-C. (2016). De overgang van primair naar voortgezet onderwijs in internationaal perspectief: Een systematische overzichtsstudie van onderwijstransities in relatie tot kenmerken van verschillende Europese onderwijsstelsels. Groningen: GION onderwijs/onderzoek.
- Paulick, I., Watermann, R., & Nückles, M. (2013). Achievement goals and school achievement: The transition to different school tracks in secondary school. Contemporary Educational Psychology, 38(1), 75–86.
- Rekers-Mombarg, L.T.M., Harms, G.J., & Van der Werf, M.P.C. (2009). Discrepanties tussen schoolexamen- en centraal examencijfers bij allochtone leerlingen. Omvang en verklaringen. Pedagogische Studiën, 86(6), 425-442.
- Scheltinga, P.A.M., Kuyper, H., Timmermans, A.C., & van der Werf, G.P.C. (2016). Dominant achievement goals across tracks in high school. Educational Psychology, 36(7), 1173-1195
- Sluijter, C. (1998). Toetsen en beslissen; toetsing bij doorstroombeslissingen in het voortgezet onderwijs. Arnhem: Cito.
- Sluijter, C. (2013). Selectie bij overgangen in het onderwijs. Een beknopte literatuurstudie. Arnhem: Cito.
- Timmermans, A.C., de Boer, H., Amsing, H.T.A., & Van der Werf, M.P.C. (2018). Track recommendation bias: Gender, migration background and SES bias over a 20-year period in the Dutch context. British Educational Research Journal, 44(5), 847-874.
- Timmermans, A.C., De Boer, H., & Van der Werf, M.P.C. (2016). An investigation of the relationship between teachers’ expectations and teachers’ perceptions of student attributes. Social Psychology of Education, 19(2), 217-240.
- Timmermans, A., Kuyper, H., & Van der Werf, G. (2013). Schooladviezen en onderwijsloopbanen: Voorkomen, risicofactoren en gevolgen van onder- en overadvisering. Groningen: GION/RUG Onderwijskunde.
- Timmermans, A. C., Van der Werf, M.P.C., & Rubie-Davies, C.M. (2019). The Interpersonal Character of Teacher Expectations: The Perceived Teacher-Student Relationship as Antecedent of Teacher Expectations. Journal of School Psychology, 73, 114-130.
- Van Aarsen, E., Roeleveld, J., & Luyten, J.W. (2013). Voorspellende waarde van LOVS toetsen voor schoolsucces. Utrecht: Oberon.
- Van der Lans, R., Van de Grift, W., & Van Veen, K. (2015). Beoordeling door docenten: Een analyse van de betrouwbaarheid van rapportcijfers. Pedagogische Studiën, 92(6), 362-379.
- Van Rooijen, M., Korpershoek, H., Vugteveen, J., & Opdenakker, M.-C. (2017). De overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs en de verdere schoolloopbaan. Pedagogische studiën, 94(2), 110-134.
- Westrick, P.A., Le, H., Robbins, S.B., Radunzel, J.M.R., & Schmidt, F.L. (2015). College Performance and Retention: A Meta-Analysis of the Predictive Validities of ACT® Scores, High School Grades, and SES. Educational Assessment, 20(1), 23–45.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

oo.nl


ANWB





























