Adaptief onderwijs: de actieve en gemotiveerde leerhouding centraal
Geplaatst op 1 juni 2014
Omgaan met verschillen
Letterlijk vertaald betekent het woord adapteren aanpassen. Adaptief onderwijs is dus aanpassend onderwijs. Aanpassend aan verschillen tussen leerlingen. Geen twee kinderen zijn hetzelfde en dus zijn er ook verschillen tussen kinderen als het gaat om de meest effectieve manier om tot leren te komen.
Weer samen naar school
Effectief onderwijs
Leerstof
Een voorbeeld hiervan is natuur- en milieu-educatie, bedoeld om kinderen een duurzame houding ten aanzien van hun omgeving aan te laten nemen. Toen dit onderwerp in de samenleving meer aandacht kreeg, werd het tevens een onderwerp wat in het onderwijs aan de orde moest komen. Als gevolg daarvan kreeg de thematiek een plaats binnen methoden en werden er lespakketten gemaakt. De omvang van de leerstof nam daarmee toe.
Ten tweede is te zien dat de leerstof steeds meer vastgelegd wordt en het aanbieden ervan een min of meer verplichtend karakter krijgt. De kerndoelen zijn hiervan een duidelijk voorbeeld, want hiermee wordt vastgelegd wat kinderen aan leerstof moet zijn aangeboden voor ze groep 8 verlaten. Niet langer is het schoolteam vrij om de inhoud van bijvoorbeeld het vak geschiedenis helemaal zelf te bepalen. Nee, de kerndoelen bepalen dat er in ieder geval aandacht besteed moet worden aan een aantal onderwerpen. Willem van Oranje en het ontstaan van de Nederlandse staat in de tachtigjarige oorlog is hiervan een voorbeeld. Evenals de overgangen tussen de nomadische, agrarische en industriële samenlevingen. Voor scholen die gebruik maken van een methode betekent dit in de praktijk overigens niet meer dan dat ze moeten zorgen dat deze tijdig vernieuwd wordt.
De extra aandacht voor de leerstof is natuurlijk geen onzin, maar er is sprake van een achterliggende gedachte. Deze komt erop neer dat het onderwijs effectiever wordt als kinderen meer en betere leerstof krijgen aangeboden.
Didactiek
Een voorbeeld hiervan is de toegenomen aandacht voor instructie op het gebied van begrijpend lezen, maar een zelfde trend is ook voor veel andere vakgebieden te schetsen. De conclusie was dat het lezen van een lange tekst en het maken van een fors aantal vragen te weinig toevoegde aan het leesbegrip van de meeste kinderen. Dus veranderde de opzet van het begrijpend leesonderwijs en kwam er meer aandacht voor gerichte instructie. En nu zijn begrijpend leeslessen binnen moderne methoden een afwisseling van instructiemomenten, korte teksten lezen en opdrachten maken. Deze ontwikkeling heeft binnen veel vakgebieden geleid tot een aanzienlijke verbetering van de effectiviteit van het onderwijs.
Het verbeteren van het leerstofaanbod en/of de didactiek kan een hele goede manier zijn om het onderwijs effectiever te maken. De verbeteringen brachten nieuwe mogelijkheden om daadwerkelijk wat te doen met verschillen. Het is dus ook geenszins de bedoeling deze inspanningen in de negatieve sfeer te trekken. Maar het aangrijpingspunt van de verbetering heeft decennialang buiten de leerling gelegen. De basisgedachte is steeds geweest dat door betere leerstof en een betere aanbieding het onderwijs effectiever wordt. Wat er zich in de leerling afspeelt, in de zin van hoe kijkt hij/zij tegen leren op school aan, was daarbij nauwelijks relevant. En juist dat is nu precies het aangrijpingspunt voor effectief onderwijs dat vanuit de gedachtengang van adaptief onderwijzen veel aandacht krijgt.
De leerhouding van het kind centraal

figuur 1: basisvoorwaarden voor een actieve en gemotiveerde leerhouding (Stevens, 1993)
Competentie
Een concreet voorbeeld hiervan is dat je als leerkracht die paar kinderen die na een eerste instructiemoment nog moeite hebben met de optelsommen even extra aandacht geeft. Door samen met ze aan de instructietafel nog wat extra te oefenen bijvoorbeeld, misschien wel met gebruik van het honderdveld. Op deze manier kun je faalervaringen vermijden en succeservaringen stimuleren. Je wacht namelijk niet tot dat het kind slecht scoort op de toets, maar probeert dit probleem met extra aandacht voor te zijn. Met als gevolg dat je bijdraagt aan het competentiegevoel van kinderen en ze dus meer open laat staan voor leren.
Relatie
Denk maar eens aan dat kind dat in de pauze een fikse ruzie met twee klasgenoten heeft gehad. De rode ogen en het wegebbende snikken verraden dat het opletten in de taalles nu nog onmogelijk is. Zeker als de problematiek min of meer permanent is, wordt de situatie moeilijk. Het welbevinden is dan zodanig geschaad dat het voor het kind nauwelijks meer mogelijk is om (leer)prestaties te leveren. Je kunt hier als leerkracht iets mee als je het herkent en bespreekbaar weet te maken. Belangrijk is het dan om in overleg deze patstelling te doorbreken en het kind zodoende weer op een 'spoor' te krijgen waar ruimte is voor leren.
Onafhankelijkheid
Observeren is nodig
Gericht kijken naar kinderen is hier zeer belangrijk bij. Zo kun je als leerkracht vaak zien welke kinderen niet of nauwelijks tot leren komen. Afwijkend gedrag, een voortdurend gebrek aan betrokkenheid of het uitblijven van (leer)successen kunnen tekenen aan de wand zijn. Dit is de kern van adaptief onderwijs: kijken naar kinderen en specifieke aandacht geven daar waar nodig is. Of anders gezegd: het onderwijs aanpassen aan verschillen in onderwijsbehoeften van kinderen.
Het pedagogisch klimaat als voorwaarde
Met ondersteuning wordt bedoeld dat er sprake is van bijstand op het moment dat leerlingen helemaal vast lopen. Ook het kinderen elkaar laten helpen, wanneer bijvoorbeeld de natuurkundeproefjes niet lukken omdat ze de thermometer verkeerd gebruiken, is een mogelijkheid. Maar op andere momenten kan een overdosis aan ondersteuning een averechts effect hebben. Voor kinderen die actief en gemotiveerd bezig zijn, kan hierdoor namelijk de uitdaging verdwijnen omdat het gevoel van het onafhankelijk kunnen presteren wordt ondermijnd. Ongevraagd en onnodig hulp verlenen kan voor een aantal kinderen een negatieve uitwerking hebben. Veelal zijn dit kinderen die goed presteren en via zelfontdekking zich veel leerstof zelfstandig eigen maken. Als zij een poosje moeten 'stoeien' voordat ze bijvoorbeeld de bedoeling van een schrijver uit een moeilijke tekst halen, dan is dit geen probleem. Het is voor hen een uitdaging.
Het afgewogen en doordacht omgaan met ondersteuning verlenen en uitdaging bieden is dus heel belangrijk binnen een adaptief pedagogisch klimaat. Het creëren van een dergelijk pedagogisch klimaat zal alleen vorm kunnen krijgen binnen een sfeer van wederzijds vertrouwen. Vertrouwen is daarmee de basis van het pedagogisch klimaat waarbinnen adaptief onderwijzen mogelijk wordt.
Het concept 'adaptief onderwijs' doet geen uitspraak over een organisatievorm, want er zijn vele vormen denkbaar. Niet de organisatievorm staat namelijk centraal, maar het creëren van een situatie waarin je recht kunt doen aan verschillen in onderwijsbehoeften van kinderen. Er zijn dus veel vormen van meer of minder adaptief onderwijs denkbaar en de specifieke schoolsituatie zal uitmaken wat noodzakelijk, wenselijk en haalbaar is.
Enkele voorbeelden van veel toegepaste adaptieve organisatievormen zijn het geven van verlengde instructie aan een kleine groep leerlingen aan de instructietafel, het werken met instructiehoeken, kinderen elkaar laten ondersteunen (samenwerkend leren), etc. Veel meer concretiseringen zijn denkbaar, zolang er maar recht gedaan wordt aan de basisvoorwaarden voor een actieve en gemotiveerde leerhouding: competentie, relatie en onafhankelijkheid.
Vaak wordt hier de redenering aan gekoppeld dat er om recht te doen aan deze basisvoorwaarden sprake moet zijn van individueel onderwijs. Dit is een misvatting, want juist binnen een strikt individuele setting worden de ondersteuningsmogelijkheden die de leerkracht heeft heel beperkt.
Een voorbeeld hiervan is de rekenles met een klas van dertig kinderen die individueel werken gedurende drie kwartier. Als de leerkracht alle dertig kinderen individueel moet ondersteunen (op weg helpen, moeilijkheden bespreken, samen beoordelen, etc.) is daarvoor anderhalve minuut per kind beschikbaar. Veel en veel te weinig dus voor een goede ondersteuning, want je schept binnen deze organisatievorm in principe 30 'niveaus'.
Drie niveau's
Voorbeelden van problemen die zich dan voordoen zijn er voldoende. Vaak zijn er veel wachtende leerlingen die een beroep willen doen op de leerkracht. En deze wachttijd is dus allesbehalve effectief. In veel gevallen is het een bron van onrust en ordeverstoringen. Regelmatig moeten wachten maakt de verleiding voor kinderen groot om betrokken te raken bij andere dingen dan de leertaken. En de aandacht trekken van andere 'lotgenoten' door afwijkend gedrag te vertonen, is dan soms een aantrekkelijk alternatief.
Het bezig houden van de kinderen kan binnen deze vorm van geïndividualiseerd onderwijs een doel op zich worden, waarbij de vraag naar de leeropbrengst te weinig aan bod komt. Het kind maakt het ene na het andere werkblad en oefent vaak meer dan zinvol is. De leerkracht is binnen deze setting vaak genoodzaakt om zich vooral bezig te houden met organisatorische zaken. Deze broodnodige aandacht voor de organisatorische kant gaat dan ten koste van zaken als kinderen observeren en ondersteuning bieden.
Zo bekeken kan deze vorm van individualiseren dus juist echt adaptief onderwijs in de weg staan. Oog hebben voor het individuele kind en zijn/haar leerhouding is dus absoluut wat anders dan een organisatievorm hanteren waarin kinderen hoofdzakelijk zelfstandig en alleen werken.
Samenvattend
Geraadpleegde literatuur:
Stevens, L. (1993). Niet gepubliceerde lezing op WSNS-conferentie in Ede, 1993.
Dit artikel is eerder verschenen in het blad ‘School’, jaargang 24, nummer 9.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

Kennisnet


ANWB


Medilex Onderwijs


Fawaka Ondernemersschool


Augeo


oo.nl





































