Kunnen geschiedenislessen historisch tijdsbesef versterken?
Geplaatst op 25 maart 2021
Geschiedenisles voor jonge leerlingen, vanaf vijf jaar, is zinvol. Vanaf die leeftijd kan de leerkracht leerlingen helpen een eenvoudig historisch tijdsbesef te ontwikkelen. Op latere leeftijd verdiepen ze dit historisch tijdsbesef. Ze kunnen dan bijvoorbeeld jaartallen koppelen aan periodes in de geschiedenis. De ontwikkeling van historisch tijdsbesef is een essentieel doel bij geschiedenisonderwijs; dit staat los van de ontwikkeling van besef van klok- en kalendertijd. Tijdbalken ondersteunen leerlingen om overzicht te krijgen, chronologie zichtbaar te maken en verbanden te leggen.
Veel basisscholen beginnen pas in groep 5 met geschiedenisonderwijs. Dat is ook het leerjaar waar de meeste methodes voor geschiedenis starten. Uit een kleinschalig onderzoek blijkt dat bijna driekwart van de leerkrachten denkt dat geschiedenis pas deel kan uitmaken van het curriculum als leerlingen ongeveer negen jaar oud zijn.
Dagelijks en historisch tijdsbesef
In de onderbouw van het basisonderwijs is veel aandacht voor dagelijks tijdsbesef, met begrippen als uren, dagen van de week, maanden en seizoenen. Zo krijgen leerlingen grip op hun dagelijks leven. Bij historisch tijdsbesef gaat het om het ordenen en inzichtelijk maken van ontwikkelingen, processen en veranderingen in historische periodes. Daarbij gaat het om tijdsaanduidingen als jaartallen en eeuwen, en om kennis en beeldvorming van het leven in vroeger tijden.
Historisch tijdsbesef ontwikkelt zich niet vanzelf. Het is meer een leerproces dan een ontwikkelingsproces, dat niet hoeft te wachten op de ontwikkeling van dagelijks tijdsbesef. Het is daarom mogelijk om er vanaf de eerste groepen in de basisschool aan te werken.
Tijdbalken, afbeeldingen en verhalen stimuleren historisch tijdsbesef
Er is weinig onderzoek beschikbaar over manieren om historisch tijdsbesef te onderwijzen. Toch toont een aantal studies aan dat tijdbalken, afbeeldingen en verhalen effectieve elementen zijn om het historisch tijdsbesef van leerlingen te stimuleren.
Tijdbalken bieden overzicht en maken de chronologie van historische periodes zichtbaar. Daarnaast zijn tijdbalken te gebruiken om verbanden te leggen. Geschiedenisonderwijs met tijdbalken laat positieve effecten zien, zoals een verbetering in het hanteren van tijdsaanduidingen en een groei van historische kennis bij leerlingen. Een horizontale tijdbalk, met jaartallen voor de eeuwen, is het effectiefst.
Het werkt goed om afbeeldingen van historische gebeurtenissen of personen in een tijdlijn te integreren. Daarnaast kunnen afbeeldingen leerlingen helpen bij de beeldvorming van een tijdvak. Verder ondersteunen afbeeldingen leerlingen bij het maken van vergelijkingen tussen verschillende tijdvakken. Dit geldt ook voor verhalende teksten. Leerlingen van 3 tot 9 jaar zijn al in staat om de chronologie en de stappen in de tijd na te vertellen.
Ontwikkelingsfasen historisch tijdsbesef
Er zijn drie ontwikkelingsfasen van historisch tijdsbesef te onderscheiden: ontluikend (groep 1-3), aanvankelijk (groep 4-6) en voortgezet historisch tijdsbesef (groep 7-8). In elke fase werken leerlingen op hun niveau aan het toepassen van de doelen voor het historisch tijdsbesef, zoals tijdsaanduidingen en tijdsindeling, en aan het plaatsen van gebeurtenissen en personen in chronologische volgorde.
Door vanaf de eerste groepen aan deze doelen te werken, kunnen leerlingen hun historisch tijdsbesef ontwikkelen en verdiepen. Daarin valt nog veel winst te behalen. Leerlingen in de bovenbouw presteren bijvoorbeeld onvoldoende als het gaat om het begrijpen van het verband tussen jaartallen en eeuwen, het plaatsen van gebeurtenissen op de tijdbalk en het vergelijken van historische verschijnselen binnen en tussen tijdvakken.
De grootste leerwinst wordt geboekt in groepen waarin leerkrachten herhaaldelijk en consequent aandacht besteden aan de doelen voor historisch tijdsbesef, in combinatie met tijdbalken, afbeeldingen en verhalen. Leerkrachten zijn vooral enthousiast over de klassikale tijdbalk.
Geschiedenisles
Geschiedenisles voor jonge kinderen, vanaf vijf jaar oud, is zinvol. Vanaf die leeftijd kunnen leraren kinderen helpen een eenvoudig historisch tijdsbesef te ontwikkelen. Op latere leeftijd verdiepen ze dit historisch tijdsbesef. Ze kunnen dan bijvoorbeeld jaartallen koppelen aan periodes in de geschiedenis. De ontwikkeling van historisch tijdsbesef is een essentieel doel bij geschiedenisonderwijs; dit staat los van de ontwikkeling van dagelijks tijdsbesef (besef van klok- en kalendertijd). Tijdbalken ondersteunen de leerling om overzicht te krijgen, chronologie zichtbaar te maken en verbanden te leggen.
Start van het geschiedenisonderwijs
In Nederland beginnen veel scholen in groep 5 met geschiedenisonderwijs. Dat is ook het leerjaar waar de meeste methodes voor geschiedenis starten. Uit een onderzoek onder 48 Nederlandse leraren (De Groot-Reuvekamp, et al., 2014) blijkt dat bijna driekwart van hen denkt dat geschiedenis pas voor het eerst deel kan uitmaken van het curriculum als leerlingen ongeveer negen jaar oud zijn. En allemaal denken ze dat het leren van de begrippen van de dagelijkse tijd (dagindeling, kalender) voorwaardelijk is voor het leren over geschiedenis. Dit is onterecht, zo blijkt uit onderzoek naar de ontwikkeling van historisch tijdsbesef van kinderen. De ontwikkeling van historisch tijdsbesef staat los van de ontwikkeling van dagelijks tijdbesef.
Dagelijks en historisch tijdsbesef
In de discussie over tijdsbesef is het van belang onderscheid te maken tussen dagelijks tijdsbesef (besef van klok- en kalendertijd) en historisch tijdsbesef (besef van geschiedenis).
Bij dagelijks tijdsbesef gaat het over begrippen die horen bij de cyclussen van de dag en de week en bij die van de maanden, jaren en seizoenen. In de onderbouw van het basisonderwijs is veel aandacht voor het leren en toepassen van de bijbehorende terminologie die voor leerlingen van belang is om grip te krijgen om hun dagelijks leven. Voorbeelden zijn dagritmekaarten, liedjes over de dagen van de week en spelletjes met de maanden en seizoenen.
Bij historisch tijdsbesef gaat het om het ordenen en inzichtelijk te maken van ontwikkelingen, processen en veranderingen in de tijd. Daarbij gaat het enerzijds om kennis van de terminologie voor tijdsaanduidingen, bijv. jaartallen en het begrip eeuw. Anderzijds gaat het hier om kennis en beeldvorming van het leven van mensen in historische periodes (Dawson, 2004; Stow & Haydn, 2000; Wilschut, 2011). De ontwikkeling van historisch tijdsbesef is een essentieel doel bij het onderwijs in geschiedenis, dat op de basisschool meestal start vanaf groep 5.
De ontwikkeling van historisch tijdsbesef bij kinderen
In de eerste helft van de twintigste eeuw waren de meeste studies over historisch tijdsbesef gebaseerd op de aanname dat het begrijpen van dagelijkse tijd een voorwaarde was voor het begrijpen van historische tijd. Onderzoekers concludeerden destijds dat kinderen pas vanaf ongeveer 11-jarige leeftijd historische tijd goed kunnen begrijpen (Wilschut, 2011). Zij sloten hiermee aan bij de fasetheorie van Piaget (1969). Hoewel het onderzoek van Piaget geen betrekking had op het historisch tijdsbesef, is zijn fasetheorie lange tijd van invloed geweest op studies naar de ontwikkeling hiervan. Deze theorie blijkt niet de kloppen.
In Engeland en de Verenigde Staten is in de jaren ‘70 en ‘80 van de twintigste eeuw voor het eerst specifiek onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van historisch tijdsbesef. Zo legden Barton en Levstik (1996) negen afbeeldingen uit het dagelijks leven in de Verenigde Staten uit verschillende historische periodes voor aan leerlingen van 5 tot 12 jaar. Vrijwel alle leerlingen konden deze afbeeldingen op de juiste chronologische volgorde leggen. Zij konden veranderingen in de tijd onderscheiden op basis van materiële, zichtbare factoren, zoals vervoer, kleding en bouwstijl. Soortgelijk onderzoek in Engeland leverde overeenkomstige resultaten op (Harnett, 1993; Hoodless, 2002; Hodkinson, 2003; Stow & Haydn 2000). In deze studies toonden jonge kinderen interesse in het verleden en bleken ze al een basale vorm van historisch tijdsbesef hebben. Daarbij gebruikten ze geen jaartallen, maar relatieve tijdsaanduidingen, zoals ‘lang geleden’, vroeger’ en ‘heel oud’. Daarmee is een basis aanwezig om met geschiedenisonderwijs te starten en het historisch tijdsbesef verder te ontwikkelen.
Geschiedenisonderwijs in Engeland
De ontwikkeling van historisch tijdsbesef is meer een leerproces dan een ontwikkelproces, daarom is het mogelijk om er vanaf de eerste groepen in de basisschool aan te werken.
Op Engelse scholen gebeurt dat ook, met een start van geschiedenisonderwijs in year 1, bij leerlingen van 5 jaar. Het Engelse National Curriculum voor geschiedenis (Department of Education, 2013) beschrijft als doelen voor leerlingen van 5 tot 7 jaar dat zij aanduidingen van tijd en tijdsindeling kunnen gebruiken; dat zij gebeurtenissen en personen in de tijd kunnen plaatsen en dat ze het leven van mensen in verschillende tijden kunnen vergelijken. Ze leren om vragen te stellen over het verleden en deze te beantwoorden met gebruik van verhalen en andere bronnen. Ook leren ze hoe kennis over het verleden wordt geconstrueerd met behulp van bronnen.
Hoewel Engelse leerlingen al op jonge leeftijd geschiedenisonderwijs krijgen, blijven de resultaten voor historisch tijdsbesef, net als bij Nederlandse kinderen, vaak onder de maat (De Groot-Reuvekamp, et al., 2014; Ofsted, 2001; Wagenaar, Van der Schoot & Hemker, 2010). Dat was in Engeland een van de redenen om bij de invoering van een nieuw curriculum in 2014, meer aandacht te besteden aan de chronologische volgorde van historische verschijnselen met behulp van tijdbalken.
Wat werkt om historisch tijdbesef te stimuleren
Hoewel er maar weinig onderzoek beschikbaar is over effectieve manieren om historisch tijdsbesef te onderwijzen, toont een klein aantal studies aan dat tijdbalken, afbeeldingen en verhalen effectieve materialen zijn om het historisch tijdsbesef van leerlingen te stimuleren.
Tijdbalken
In de educatieve literatuur wordt het gebruik van tijdbalken aanbevolen om de ontwikkeling van historisch tijdsbesef te ondersteunen. Tijdbalken bieden overzicht, maken de chronologie van historische periodes zichtbaar maken en kunnen gebruikt worden om verbanden te leggen (Hoodless, 1996).
Enkele kleinschalige studies rapporteren positieve effecten van geschiedenisonderwijs met (digitale) tijdbalken, zoals een verbetering in het hanteren van tijdsaanduidingen, in de vaardigheid om afbeeldingen op chronologische volgorde te leggen en een groei van historische kennis (Hodkinson, 2003; Masterman & Rogers, 2002). Uit dit onderzoek blijkt dat een horizontale tijdbalk, met jaartallen voor de eeuwen, effectiever is dan andere vormen, zoals bijvoorbeeld een spiraalvorm.
Op Nederlandse basisscholen maakt nog niet de helft van de leraren actief gebruik van een klassikale tijdbalk (De Groot-Reuvekamp et al., 2014).
Afbeeldingen en verhalen
Verschillende studies tonen aan dat het effectief is om afbeeldingen van historische gebeurtenissen of personen in een (digitale) tijdlijn te integreren (Foreman, et al., 2008; Prangsma, et al., 2008). Daarnaast kunnen afbeeldingen leerlingen helpen bij de beeldvorming van een tijdvak (Dawson, 2004). Afbeeldingen kunnen leerlingen ook ondersteunen bij het maken van vergelijkingen tussen verschillende tijdvakken (Barton & Levstik, 1996; Harnett, 1993). Soortgelijke resultaten werden gevonden in studies die gebruik maakten van verhalende teksten (Hoodless, 2002), waarin kinderen van 3 tot 9 jaar de chronologie en de stappen in de tijd konden navertellen met gebruik van de terminologie van tijd en tijdsindeling.
Historisch tijdsbesef leren en stimuleren
Tabel 1 beschrijft een model met drie ontwikkelingsfasen van historisch tijdsbesef, zoals dat aan bod kan komen vanaf groep 1 van de basisschool. Het model is gebaseerd op literatuur en beschrijvingen in leerplannen voor geschiedenis in Engeland en Nederland (De Groot-Reuvekamp, et al., 2017).
Tabel 1. Model met drie ontwikkelingsfasen (De Groot-Reuvekamp, et al., 2017).
Het model beschrijft voor vijf doelen van historisch tijdsbesef wat leerlingen gemiddeld in een bepaalde fase aankunnen. Er zullen altijd leerlingen zijn die hoger of lager presteren. Ook kunnen hun prestaties variëren voor de verschillende doelen van het model. Door vanaf de eerste groepen in de basisschool aan deze doelen te werken, kunnen leerlingen hun historisch tijdsbesef ontwikkelen en verdiepen. Daarin valt nog veel winst te behalen. Zo blijkt dat leerlingen in de bovenbouw niet optimaal presteren als het bijvoorbeeld gaat om het begrijpen van het verband tussen jaartallen en eeuwen, het plaatsen van gebeurtenissen op de tijdbalk en het vergelijken van historische verschijnselen binnen en tussen tijdvakken (De Groot-Reuvekamp et al., 2017).
Een consistente aanpak loont
Herhaaldelijk aandacht besteden aan doelen voor historisch tijdsbesef, in combinatie met het gebruik van tijdbalken, afbeeldingen en verhalen, leidt tot betere resultaten. Dat blijkt uit promotieonderzoek van De Groot-Reuvekamp (2017), die een methodiek (Tijdwijs) ontwikkelde, die op deze inzichten was gebaseerd.
Om inzicht te krijgen in de effecten van Tijdwijs, hebben zestien leerkrachten van groep 4 en groep 7, na een korte training, gedurende vijf maanden wekelijks TIJDWIJS lessen gegeven. Leerlingen in de experimentele conditie boekten significant meer leerwinst dan leerlingen in een controleconditie, zowel in groep 4 als in groep 7 (De Groot-Reuvekamp et al., 2018a).
Uit observaties van de Tijdwijs-lessen bleek dat de grootste leerwinst werd geboekt in de groepen waarin leerkrachten herhaaldelijk en consequent aandacht besteedden aan de doelen voor historisch tijdsbesef. De leerkrachten vonden de methodiek eenvoudig toe te passen en waren enthousiast over de bijgeleverde materialen, vooral over de klassikale tijdbalk (De Groot-Reuvekamp, et al., 2018b).
Geraadpleegde bronnen
- Dawson, I. (2004). Time for chronology? Ideas for developing chronological understanding. Teaching History, 117, 14-24.
- De Groot-Reuvekamp, M. (2017). Timewise. Improving pupils’ understanding of historical time in primary school (proefschrift, Universiteit van Amsterdam).
- De Groot-Reuvekamp, M., Ros, A., & Van Boxtel, C. (2018b). A successful professional development program in history: what matters? Teaching and Teacher Education 75, 290-301.
- De Groot-Reuvekamp, M., Ros, A., & Van Boxtel. (2018a). Improving elementary school students’ understanding of historical time: Effects of teaching with “Timewise. Theory & Research in Social Education, 46(1), 35-67.
- De Groot-Reuvekamp, M., Van Boxtel, C., Ros, A., & Harnett, P. (2014). The understanding of historical time in the primary curriculum in England and the Netherlands. Journal of Curriculum Studies, 46(4), 487–514.
- De Groot-Reuvekamp, M., Ros, A., Van Boxtel, C. & Oort, F. (2017). Primary school pupils’ performances in understanding historical time. Education 3-13: International Journal of Primary, Elementary and Early Years Education, 45(2), 227-242.
- Department for education (2013). History programmes of study: key stages 1 and 2. National curriculum in England.
- Foreman, N., Boyd-Davis, S., Moar, M., Korallo, L., & Chappell, E. (2008). Can virtual environments enhance the learning of historical chronology? Instructional Science, 36, 155-173.
- Harnett, P. (1993). Identifying progression in children’s understanding: The use of visual materials to assess primary school children’s learning in history. Cambridge Journal of Education, 23(2), 137–154.
- Hodkinson, A.J. (2003). Children’s developing conceptions of historical time: Analysing approaches to teaching, learning and research, Unpublished PhD Thesis, University of Lancaster. Edge Hill, UK.
- Hoodless, P. (1996). Time and Timelines in the Primary School. London: Historical Association.
- Hoodless, P.A. (2002). An investigation into children’s developing awareness of time and chronology in story. Journal of Curriculum Studies, 34(2), 173-200.
- Masterman, E., & Rogers, Y. (2002). A framework for designing interactive multimedia to scaffold young children's understanding of historical chronology. Instructional Science, 30(3), 221-41.
- Ofsted. (2011). History for All. History in English Schools 2007-2010. Retrieved from
- Piaget, J. (1969). The Child's Conception of Time. New York, NY: Basic Books, Inc., Publishers.
- Prangsma, M.E., Van Boxtel, C.A.M., & Kanselaar, G. (2008). Developing a ‘Big Picture’: Effects of collaborative construction of multimodal representations in history. Instructional Science, 36(2), 117-136.
- Stow, W., & Haydn, T. (2000). Issues in the teaching of chronology. In J. Arthur & R. Phillips (Eds.), Issues in the Teaching of History (pp. 83-97). London, United Kingdom: Routledge.
- Wagenaar, H., Van der Schoot, F., & Hemker, B. (2010). Balans van het geschiedenisonderwijs aan het einde van de basisschool. PPON-reeks nummer 42. Arnhem: Cito.
- Wilschut, A. (2011). Beelden van tijd. De rol van historisch tijdsbewustzijn bij het leren van geschiedenis. Assen: Van Gorcum.