Kennisplatform
Nog enkele plaatsen vrij bij Medilex: Congres Kleutertaal.

Ervaringsgericht onderwijs

Arja Kerpel
Redactielid wij-leren.nl l Projectleider bij Wij-spelen.nl  

Kerpel, A. (2014). Ervaringsgericht onderwijs.
Geraadpleegd op 13-11-2024,
van https://wij-leren.nl/ervaringsgericht-onderwijs.php
Geplaatst op 17 januari 2023
Ervaringsgericht onderwijs

Dit onderwijsconcept (EGO) gaat uit van betrokkenheid en het welbevinden van kinderen. De gedachte daarachter is dat kinderen een optimale ontwikkeling doormaken als ze betrokken werken en met plezier naar school gaan. De grondlegger van dit concept is Ferre Laevers. Ervaringsgericht onderwijs houdt zich niet zozeer bezig met het eindproduct, maar veel meer met het proces dat zich afspeelt in de kinderen en in de groep.

Pijlers

EGO steunt op drie pijlers, die ook in het symbool van EGO verwerkt zijn.

  • De eerste pijler is het vrije initiatief. Het vrije initiatief beantwoordt aan de behoefte van kinderen om de wereld om hen heen te verkennen. Ook werken kinderen gemotiveerder aan een opdracht als zij daar zelf voor gekozen hebben en als het hun interesse heeft.
  • De tweede pijler is milieuverrijking. Milieuverrijking doelt op een rijke leeromgeving met uitdagende activiteiten en materialen, die overzichtelijk ingericht is. Dit vraagt een goede voorbereiding. De leerkracht is hierbij begeleider en observator.
  • De derde pijler is de ervaringsgerichte dialoog. Hierbij is het van groot belang dat de leerkracht een goede band opbouwt met de kinderen. De ervaringsgerichte dialoog is gebaseerd op aanvaarding, echtheid en empathie. Door een empatische houding van de meester of juf voelen kinderen zich begrepen en kan de leerkracht hen beter begeleiden.

Betrokkenheidsfactoren

Omdat dit concept uitgaat van de betrokkenheid van kinderen, wordt rekening gehouden met vijf factoren die de betrokkenheid stimuleren:

• Een goede sfeer en relatie. Kinderen moeten zich veilig en geaccepteerd voelen. De leerkracht houdt rekening met het karakter en de thuissituatie van het kind en speelt daar goed op in.
• Het juiste niveau. Kinderen moeten uitgedaagd worden voor opdrachten. De leerkracht houdt bij de activiteiten rekening met het leervermogen en de ontwikkeling van het kind.
• Aansluiten bij de leefwereld. Kinderen vinden activiteiten die dicht bij de werkelijkheid liggen, veel zinvoller dan opdrachten die hen niet raken. De leerkracht moet zich verdiepen in de leefwereld van de kinderen en goed luisteren naar de onderwerpen die zij aandragen.
• Afwisselende activiteiten. Kinderen willen niet alleen maar stilzitten en luisteren, ze willen graag dingen doen. Dat wil niet zeggen dat alles druk moet zijn, want activiteiten en rust kunnen best samengaan.
• Ruimte voor keuzes. Kinderen krijgen veel mogelijkheden om te kiezen. De leerkracht geeft veel ruimte voor de initiatieven van de leerlingen.

Werkvormen

Een onderwijsconcept moet natuurlijk praktisch uitvoerbaar zijn. Daarom zijn er aan de hand van de vijf betrokkenheidsfactoren ook vijf werkvormen ontwikkeld. Ze sluiten helemaal aan bij de grondgedachtes achter EGO. De werkvormen zijn: kringen en forum, contractwerk, projectwerk, ateliers en vrije keuze.

• De kring is een ontmoetingsplek waar kinderen gedachten en ervaringen uitwisselen. Er zijn verschillende soorten kringen, een ervan is de evaluatiekring. Dan worden de activiteiten geëvalueerd en wordt gecheckt of de doelen behaald zijn. Er is sprake van een forum als er meerdere klassen tegelijk bij elkaar komen om te overleggen of te plannen.
• Contractwerk. Hierin wordt vastgelegd wat voor activiteiten de individuele leerling gaat doen. Dat wordt uitgevoerd in een afgesproken tijd, bijvoorbeeld binnen een week. Elke keer krijgen de kinderen de tijd om aan deze taken te werken, tijdens de zogenaamde contractwerktijd. Binnen deze grenzen kan de leerling zelf beslissen hoelang hij over een opdracht doet en welke taak hij het eerst uitvoert.
• Projectwerk. Dit gaat over een bepaald thema of een probleem, wat de kinderen aanspreekt. Het projectwerk gebeurt altijd in een cyclus van onderzoeken en rapporteren.
• Ateliers. Bij ateliers ligt de nadruk op het actief bezig zijn. Voor ateliers wordt apart tijd vrijgemaakt, bijvoorbeeld een morgen of een middag. Kinderen kunnen dan kiezen uit activiteiten met bijzondere materialen. Vaak worden de activiteiten ook op een andere plek uitgevoerd en hebben de kinderen er speciale begeleiding bij nodig.
• Vrije keuze. Bij vrije keuze kunnen de kinderen kiezen uit een ruim aanbod van opdrachten die op hun niveau en interesses zijn afgestemd. Hierbij krijgen de kinderen veel vrijheid.

Betrokkenheid

Betrokkenheid is een van de kernwoorden als het gaat om EGO. Een betrokken leerling is geconcentreerd en gemotiveerd bezig. Het vergt veel energie en zorgt voor voldoening. Kinderen worden betrokken als een activiteit aansluit bij hun drang om te verkennen en hun niveau. Als een leerling betrokken is, is dat ook te merken aan zijn houding, mimiek en reactiesnelheid.
Bij een hoge betrokkenheid zit de leerling op de grens van zijn mogelijkheden.

Welbevinden

Welbevinden is het andere kernwoord waar het om draait bij EGO. Het welbevinden van kinderen groeit als de leerkracht tegemoet komt aan de basisbehoeften: als zij zich veilig, geaccepteerd en gewaardeerd voelen. Maar welbevinden heeft ook te maken met het kind zelf, of hij/zij een positief zelfbeeld heeft en hoe hij zijn gevoelens beleeft. Signalen van welbevinden zijn: spontaniteit, genieten, ontspannen zijn en zich open opstellen. Het is belangrijk dat kinderen zich goed voelen, want hoog welbevinden zorgt voor een goede emotionele ontwikkeling.
 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.