Wat kunnen basisscholen en middelbare scholen doen om duurzaam afvalgedrag van leerlingen te bevorderen?

Geplaatst op 3 mei 2021

Het lijkt zinvol leerlingen te betrekken bij afval- en milieuproblematiek. De school kan leerlingen ondersteunen bij hun persoonlijke waardenontwikkeling, bij het maken van keuzes en het ontwikkelen van nieuwe gewoonten. Of dit voldoende is voor duurzaam afvalgedrag buiten de schoolmuren is niet bekend. Het bevorderen van blijvende gedragsverandering in het algemeen is sowieso een complexe aangelegenheid.

Om afvalgedrag te beïnvloeden baseren onderzoekers zich op theorieën en modellen voor gedragsverandering in het algemeen. Een veel gebruikte theorie is die van gepland gedrag: iemands gedrag komt voort uit de intentie om dat gedrag te vertonen. Deze is te beïnvloeden door houding (wat vind ik ervan?), subjectieve norm (wat denk je dat anderen vinden?) en het idee of je het gedrag kunt laten zien. Maar, een intentie leidt niet altijd tot nieuw gedrag. De theorie voorspelt bewust gedrag; het betrekt geen gewoontegedrag en onbewuste invloeden (vanuit de omgeving).

Algemene interventies om nieuw gedrag te stimuleren

Een mogelijke interventie voor het veranderen van gedrag is het aanwakkeren van zogenoemde cognitieve dissonantie. Door leerlingen te confronteren met een mismatch tussen hun overtuiging (hier: goed willen zijn voor natuur en milieu) en hun gedrag (afval op de grond gooien), ontstaat een onaangename spanning. Als leerlingen daar vanaf willen, kunnen ze hun gedrag aanpassen. Andere algemene interventies zijn doelen stellen, voordoen en aanwijzingen geven.
Ook hier zijn kanttekeningen te plaatsen. Afvalgedrag vertonen op school bijvoorbeeld, leidt niet automatisch tot vergelijkbaar gedrag in andere situaties. Effecten van gedragsinterventies zijn afhankelijk van veel factoren. En interventies richten zich op verschillende deelgedragingen, zoals afval weggooien, scheiden, hergebruiken of voorkomen. Er is niet één alles omvattende interventie.

Interventies in het onderwijs gericht op duurzaam afvalgedrag

Een lessenreeks over duurzaam afvalgedrag zal zich niet moeten beperken tot kennis, bewustzijn en houding. Even belangrijk voor nieuw aan te leren gedrag lijken empowerment, sociale normen en plezier. Verder kan aandacht voor ondersteuning van keuzeprocessen van leerlingen helpen om in specifieke situaties tot het gewenste gedrag te komen. Weten is nog geen doen; de kans op doen is waarschijnlijk groter als denken verbonden is met voelen (affectie). Het vóórleven van waarden – door leraren of ouders – kan daarbij helpen.

Het leerproces is veelomvattend; het bestaat uit begrijpen en verdiepen, activeren van persoonlijke waarden en zelfsturing, stelling nemen en experimenteren. Lessen en lesmateriaal voor milieuvriendelijk gedrag, gericht op waardenontwikkeling en gedragsverandering kunnen daar het best op aansluiten. Leraren doen er goed aan om inspirerende voorbeelden te tonen. Leerlingen zelf actie laten ondernemen en experimenteren, is eveneens kansrijk. Zeker als ze werken vanuit persoonlijke zorgen, vragen, wensen en leerdoelen.

Programma’s die leerlingen betrekken bij het thema

Bestaande programma’s als Samenwerken aan Bèta-Burgerschap en Socioscientific issues betrekken leerlingen bij het oplossen van complexe maatschappelijke vraagstukken. Leerlingen krijgen eerst kennis en vaardigheden aangeboden, zodat zij volwaardig over het vraagstuk kunnen meedenken, een mening kunnen vormen en kunnen meebeslissen. Deze werkwijze is gericht op het vergroten van hun bewustwording en betrokkenheid. Of het afvalgedrag van leerlingen daarmee ook verandert, is onbekend.

Het bevorderen van duurzaam (afval)gedrag is complex

Gedragsverandering is een complex proces. Het duurzaam aanpassen van afvalgedrag dus ook. Zoals eerder vermeld omvat afvalgedrag meerdere deelgedragingen en speelt een groot aantal factoren een rol. Voor duurzame gedragsveranderingen zijn ingrijpende leerprocessen en routineveranderingen van alle betrokkenen nodig. Hoewel lessen of programma’s op school kunnen bijdragen aan het bevorderen van afvalgedrag van leerlingen spelen veel andere factoren mee. En veel van die factoren vallen buiten de invloedsfeer van scholen, terwijl ze wel impact kunnen hebben. Dit alles maakt het lastig om effecten op eventueel geconstateerde gedragsveranderingen te kunnen toeschrijven aan interventies van de school.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Christa Teurlings (kennismakelaar)
Vraagsteller: projectleider projectmanagementorganisatie
Geraadpleegde expert: Veerle Graauwmans (gedragspsycholoog)

Vraag

Wat kunnen basis- en middelbare scholen doen om duurzaam afvalgedrag van hun leerlingen te bevorderen?

Kort antwoord

Er zijn weinig overtuigende effectstudies bekend naar gedragsinterventies of lesprogramma’s van scholen, die daadwerkelijk en blijvend duurzaam afvalgedrag van leerlingen hebben vastgesteld. Onderzoek laat wel zien welke interventies het meest effectief lijken om huishoudens te ondersteunen bij milieubewust gedrag, of wat bij individuele scholen heeft gewerkt voor het afvalgedrag op de school. Onduidelijk is in hoeverre deze inzichten bruikbaar zijn voor scholen om blijvend duurzaam afvalgedrag van leerlingen te bevorderen.

Wel zijn er kansrijke inzichten beschikbaar over wat scholen kunnen doen om leerlingen meer bewust te maken van het afvalprobleem en om hen te helpen kennis, vaardigheden en houdingen te ontwikkelen. Het lijkt het zinvol leerlingen te betrekken bij de problematiek en hen te ondersteunen bij hun persoonlijke waardenontwikkeling, bij het maken van eigen keuzes en bij het ontwikkelen van nieuwe gewoonten. Of dit voldoende is voor een blijvende gedragsverandering buiten de schoolcontext is (nog) niet bekend.

Toelichting antwoord

Duurzaam afvalgedrag is méér dan rommel opruimen

Steeds meer overheden en scholen maken werk van zwerfafval. Zij zetten bijvoorbeeld gekleurde voetstappen in als ‘duwtje’ richting afvalbakken (nudges), of gebruiken visuele of verbale aanwijzingen (prompts) (Houghton, 2006).
Maar duurzaam afvalgedrag is méér dan afval in de prullenbak op school gooien. Het gaat er ook om dat leerlingen hun afval in de thuissituatie of in de wijk gaan en blijven opruimen. En hun afval gaan scheiden, hergebruiken, milieubewust (laten) vernietigen. Ook het aanschaffen van afvalarmere producten en het bezuinigen op energie past bij duurzaam afvalgedrag.

Determinanten van afvalgedrag 

Om afvalgedrag te beïnvloeden baseren onderzoekers zich op theorieën of modellen voor gedragsverandering in het algemeen (Dandi e.a., 2016; Midden, 2015). Deze geven aan welke determinanten ofwel factoren van invloed zijn op het gedrag.
Eén van de meest gebruikte theorieën hierbij is die van gepland gedrag van Azjen en Fishbein (Raghu & Rodrigues, 2020). Deze theorie (in Midden, 2015) geeft aan dat iemands gedrag voortkomt uit de intentie om dat afvalgedrag te vertonen. Deze is te beïnvloeden door je houding (wat vind ik ervan?), door de subjectieve norm (wat vinden anderen?), en door het idee of je het gedrag kunt vertonen (waargenomen gedragscontrole).

Ondanks het vele gebruik van deze theorie, is er veel kritiek (Midden, 2015). Zo leidt een intentie niet altijd tot gedrag (Árnadóttir e.a., 2018), en betrekt de theorie niet het onbewuste gedrag (gewoonten en routines). De theorie houdt ook geen rekening met onbewuste beïnvloedende factoren uit de omgeving. Zo gooien mensen bijvoorbeeld meer afval op de grond in buurten die meer vervuild zijn, zoals door illegale graffiti op de muren (Keizer e.a., 2008).
Daarom worden er aanvullende psychologische modellen ontwikkeld, die andere of specifiekere factoren benoemen of die een andere focus leggen. Zo stelt Schwarz (in Midden, 2015) bijvoorbeeld dat normen niet direct leiden tot afvalgedrag (zoals in het model van Azjen en Fishbein). Schwartz benadrukt daarom dat bij het gedrag juist persoonlijke normen een rol spelen, en dat die zich in een sociale context of tijdens een beleidsinterventie kunnen ontwikkelen.

Ook zijn er modellen die zich richten op een deelaspect van afvalgedrag. Zo beschrijft Midden (2015) een conceptueel kader voor afvalscheidingsgedrag, met psychologische en persoonlijke kenmerken, sociale en culturele kenmerken, ruimtelijke en technische kenmerken, en interventies voor afvalscheidingsgedrag.
Geen van de modellen is echter perfect in staat gebleken om afvalgedrag van diverse groepen burgers (waaronder leerlingen) in diverse situaties te verklaren of beïnvloeden (Dandi e.a., 2016a).

Algemene interventies

Er zijn veel algemene interventiestudies over afvalgedrag (Hansmann & Steiner, 2015; Houghton, 2006; Osbaldiston & Scott, 2012).
Zo is in een meta-analyse van 87 studies naar pro-omgevingsgedrag nagegaan wat de effecten waren van 253 (combinaties van) interventies op 10 soorten van (deel)gedragingen (Osbaldiston & Schott, 2012), zoals recyclen en energiebesparen. Programma’s met de volgende interventies leverden de grootste effecten (vaak ook in combinatie):

  • Zorgen voor cognitieve dissonantie. Door kinderen te confronteren met een mismatch tussen hun overtuiging (bijvoorbeeld: goed willen zijn voor natuur en milieu) en hun gedrag (bijvoorbeeld: afval op de grond gooien), ontstaat bij hen een onaangename spanning, waar ze vanaf willen. Dit kunnen zij bijvoorbeeld doen door hun gedrag aan te passen.
  • Doelen stellen
  • Voordoen
  • Aanwijzingen (prompts), zoals op een sticker op een prullenbak

Verder bleken niet alle gedragsinterventies voor alle gewenst gedrag effectief. Zo is een prompt (bijvoorbeeld een sticker op een prullenbak) wel effectief voor het scheiden van afval ter plekke, maar niet automatisch ook voor afvalscheiding in andere situaties. En voor energie besparen thuis zijn prompts weer minder effect dan het voordoen van het gewenste gedrag. 
De onderzoekers concluderen dat er niet één (combinatie van) interventie(s) effectief is voor al het afvalgedrag. Ook Midden (2015) is voorzichtig in zijn conclusies. Effecten van gedragsinterventies zijn immers afhankelijk van diverse factoren en richten zich op verschillende doelgedragingen (bijvoorbeeld afval weggooien, scheiden, hergebruiken, voorkomen).

Interventies gericht op afvalgedrag op scholen

Op scholen zijn er diverse (milieu)programma’s om positief afvalgedrag van hun leerlingen en docenten in of rondom de school te bevorderen (bijvoorbeeld in klassen of op schoolpleinen). We hebben enkele empirisch onderzoeken naar effecten van dergelijke programma’s op afvalgedrag gevonden, maar brede (review-)studies naar gedragseffecten niet.
Zo bleek een interventie die was ingebed in een breder gedragsprogramma effectief om passend afvalgedrag te bewerkstellingen in een kantine van een basisschool (Wheatley e.a., 2009). De interventie bestond uit een uitleg van gewenst gedrag, het bieden van gelegenheid om vaardigheden op te doen, en een beloningssysteem. Gedurende de studie bleek de hoeveelheid zwerfafval in de kantine verminderd.

En oudere studie (Gendrich e.a., 1982) toonde aan dat een anti-afval-programma, waarin leerlingen en leraren van drie scholen feedback kregen, het afval op het schoolplein verminderde, ook een half jaar later.
In een Indonesische studie keken veertien kleuters (Musthofa, & Koentjoro, 2019) naar een dierenpoppenspel met een volksverhaal over afval. Ook spraken zij met de verhalenverteller. Kort na afloop bleek het afvalgedrag van de kinderen verbeterd. Volgens de onderzoekers was het bewustzijn, de kennis en vaardigheden van de kinderen verbeterd. Er zijn geen gegevens over effecten op langere termijn. Van belang was dat leraren op school het goede voorbeeld bleven geven. Bij oudere kinderen werkte deze werkvorm minder goed.

Ontwikkeling van interventies van scholen in Nederland gericht op duurzaam afvalgedrag

Er zijn enkele Nederlandse praktijkgerichte onderzoeken beschikbaar over het ontwikkelen van interventies van scholen voor duurzaam afvalgedrag, dus ook buiten de school, thuis en op langere termijn. Deze onderzoeken zijn gebaseerd op de eerder genoemde theorieën over gedragsdeterminanten en –beïnvloeding. Empirische gegevens over de effecten van deze interventies op duurzaam afvalgedrag van leerlingen zijn echter (nog) niet voorhanden.
Dandi e.a. (2016a; 2016b) bijvoorbeeld ontwikkelden een instrument dat zicht geeft op de kansrijke elementen voor lessen over afvalreductie aan groep 7 en 8. Dit deden zij op basis van onder meer literatuuronderzoek, brainstormsessies, interviews, en vragenlijstonderzoek. Ze komen tot de conclusie dat een les zich niet alleen zou moeten richten op kennis, bewustzijn en houding, maar ook op empowerment, sociale normen en vreugde/plezier(enjoyment). Daarnaast zou er aandacht moeten zijn voor ondersteuning van keuzeprocessen van leerlingen om in specifieke situaties tot het (gewenste) gedrag te komen.

Leijdekkers e.a. (2015) ontwikkelden een lijst met aanbevelingen voor lesprogramma’s bij 12-18 jarigen, op basis van literatuuronderzoek en interviews met experts. Zij concluderen op basis van dit onderzoek om het sociale netwerk van jongeren in te zetten, om gebruik te maken van korte berichten, kleuren en plaatjes, en om het goede afvalgedrag te belonen.
Remmerswaal (2017) bouwt in een studie naar zwerfafval op deze inzichten voort, maar baseert zich ook op bijvoorbeeld inzichten in morele ontwikkeling van kinderen. Zij geeft aan, dat ‘weten’ (kennis over bijvoorbeeld afval) nog geen ‘doen’ is. De kans daarop is groter als denken verbonden is met voelen (affectie). Ook het vóórleven van waarden (door bijvoorbeeld docenten of ouders) is volgens Remmerswaal erg belangrijk.

De onderzoeker stelt dat er bij leerlingen een leerproces nodig is, dat bestaat uit: begrijpen en verdiepen, activeren (van persoonlijke waarden en zelfsturing), stelling nemen en experimenteren. Ze stelde een aantal aanbevelingen op voor lessen en lesmateriaal voor milieuvriendelijk gedrag, gericht op waardenontwikkeling en gedragsverandering (Remmerswaal, 2017, pg. 36):

  • Laat leerlingen zelf actie ondernemen en laat ze inspirerende voorbeelden zien
  • Laat ze werken vanuit persoonlijke zorgen, vragen, wensen en leerdoelen
  • Ga samen met leerlingen experimenteren en reflecteren
  • Vervang gedragsverandering door gewoontevorming en empowerment
  • Zorg voor continuïteit en steek het onderwerp op schoolniveau in
  • Maak het onderwerp breder dan zwerfafval
  • Zoek goede voorbeelden van kinderen

Ook recente programma’s ‘Samenwerken aan Bèta-Burgerschap’ en ‘Socioscientific issues’ (Tolkamp, 2018; TechYourfuture.nl) betrekken leerlingen uit het onderwijs bij het oplossen van complexe maatschappelijke vraagstukken, zoals het afvalprobleem. Leerlingen krijgen eerst kennis en vaardigheden aangeboden, zodat zij volwaardig over de vraagstukken kunnen meedenken, een mening kunnen vormen en mee kunnen beslissen. Onderzoekers zagen meer bewustzijn en betrokkenheid bij de vraagstukken (Klaver & Walma-van der Molen, 2020), maar effecten op het daadwerkelijke afvalgedrag van de leerlingen zijn (nog) onbekend.

Het bevorderen van duurzaam afvalgedrag is een complex praktijkvraagstuk

Het duurzaam aanpassen van afvalgedrag is complex, net zoals gedragsverandering in het algemeen. Dat ervaart iedereen persoonlijk ook bijvoorbeeld als we willen stoppen met roken.
Maar het bevorderen van duurzaam afvalgedrag (door scholen) is ook een complex en weerbarstig maatschappelijk praktijkvraagstuk, zo ook het doen van onderzoek daarnaar.

  1. Ten eerste is het vaststellen van afvalgedrag niet eenvoudig. Veel onderzoek naar afvalgedrag maakt gebruik van zelfrapportages en beoordelingen (door mensen te vragen naar hun of andermans afvalgedrag), of vraagt mensen alleen naar hun voornemens of intenties (Camago & Shavelson, 2009). Deze uitkomstmaten zeggen echter niet of het daadwerkelijke afvalgedrag is veranderd. Daarnaast bestaat afvalgedrag weer uit diverse deelaspecten, die afzonderlijke metingen (in diverse contexten) noodzakelijk maken.
  2. Ten tweede omvat afvalgedrag vele deelgedragingen en speelt een complex samenspel van factoren een rol (Midden, 2015). Het ontbreekt onderzoekers aan een compleet model waarmee afvalgedrag goed te verklaren is (Dandi e.a., 2016). Daarnaast hangt het afvalgedrag ook af van het gevoerde overheidsbeleid. Tot slot zijn voor duurzame gedragsveranderingen ook ingrijpende leerprocessen en routineveranderingen van alle betrokkenen (ook uit de sociale leefomgeving van kinderen) nodig.

Dit maakt het lastig om eventueel geconstateerde gedragsveranderingen te kunnen toeschrijven aan de interventie(s) van de school. Er spelen immers veel factoren mee. En veel van die factoren vallen ook nog buiten de directe invloedsfeer van scholen, terwijl ze wèl van invloed kunnen zijn.
Diverse onderzoekers (Midden, 2015; Osbaldiston & Schott, 2012) zijn dan ook voorzichtig om op basis van beschikbaar onderzoek generieke uitspraken te doen over effectieve gedragsinterventies voor blijvend duurzaam afvalgedrag. Er is dus niet één algemeen geldende oplossing. Mede hierdoor doen onderzoekers voorstellen voor het doen van gedragsanalyses in de praktijk, voor het op basis daarvan in de praktijk ontwikkelen, onderzoeken en bijstellen van interventies en/of voor de mogelijke rol van scholen daarbij (Hermsen & Renes, 2016; Midden, 2015; SME, 2009; Taurtiz & Wals, 2009; Van Poeck e.a., 2018).

Geraadpleegde bronnen

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Cursus
Antipestcoördinator in het po
Antipestcoördinator in het po
Pestgedag signaleren, beleid in de praktijk en gespreksvoering
Medilex Onderwijs 
Webinar
Burgerschap: noodzaak of hype?
Burgerschap: noodzaak of hype?
In gesprek met Jan Bransen - gratis toegang
Wij-leren.nl Academie 
Burgerschapsonderwijs
Burgerschap in de school
René Leverink
Burgerschap games
Games en burgerschap
redactie
Drie instrumenten voor burgerschapsvorming
Aan de slag met burgerschapsvorming
Jaap Versfelt
Persoonsvorming: socialisatie of subjectificatie
Persoonsvorming in het onderwijs: Socialisatie of subjectificatie?
Gert Biesta
Samenlevingsgerichte school
De Samenlevingsgerichte School
Peter de Vries

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Hoe maak je van een schoolplein een aantrekkelijke, groene speelomgeving?
Hoe maak je van een schoolplein een aantrekkelijke, groene speelomgeving?
redactie
Omix Webtalks met Adjiedj Bakas - De onderwijsinrichting van morgen
Omix Webtalks met Adjiedj Bakas - De onderwijsinrichting van morgen
redactie
Omix Webtalks met Ben Tiggelaar - Leiderschap en verandering in het onderwijs.
Omix Webtalks met Ben Tiggelaar - Leiderschap en verandering in het onderwijs.
redactie
Het belang van maakonderwijs op de basisschool. Tjipcast 020
Het belang van maakonderwijs op de basisschool. Tjipcast 020
redactie
Hoe is de mens geworden wie hij is? Tjipcast 006
Hoe is de mens geworden wie hij is? Tjipcast 006
redactie
Wat is een lerende organisatie? En hoe word je het? Tjipcast 019
Wat is een lerende organisatie? En hoe word je het? Tjipcast 019
redactie
Wat zijn de meest hardnekkige onderwijsmythes? Tjipcast 030
Wat zijn de meest hardnekkige onderwijsmythes? Tjipcast 030
redactie
Hoeveel eigenaarschap kunnen professionals aan? Tjipcast 0012
Hoeveel eigenaarschap kunnen professionals aan? Tjipcast 0012
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



attitude
buitenspelen
burgerschap
burgerschapsvorming
curriculum
facilitaire organisatie
gezonde schoolkantine
verantwoordelijkheid

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest