Wat dragen kennis van en ervaring met zinsontleding bij aan de taalbeheersing van leerlingen in de onderbouw van het vwo?

Geplaatst op 6 december 2018

Samenvatting

Bij zinsontleding gaat het om herkennen en benoemen van elementen uit een zin: onderwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, aanwijzend voornaamwoord, e.d. Veel scholen voor voortgezet onderwijs voelen zich genoodzaakt om hun leerlingen in de onderbouw uitvoerig zinsontleding en spelling aan te bieden, omdat hogescholen dat vaak bij taaltoetsen vragen. Onderzoek laat echter nauwelijks effecten zien van traditionele zinsontleding op vaardigheden als begrijpend lezen, spelling of schrijven.

Zinsontleding, leesbegrip en schrijfvaardigheid

Internationaal, dus niet op de Nederlandse situatie toegespitst, onderzoek laat zien dat leerlingen in de basisschoolleeftijd met een goed besef van zinsbouw in latere schooljaren beter begrijpend lezen. Leerlingen die een juiste zinsstructuur herkennen, begrijpen beter wat zij lezen. Zinsontleding, dus het herkennen en benoemen van elementen uit een zin, blijkt niet samen te gaan met een beter leesbegrip. Als het gaat om schrijfvaardigheid blijkt tevens onvoldoende bewijs voor de aanname dat instructie over zinsontleding enig (positief of negatief) effect heeft op de schrijfvaardigheid van leerlingen in het voortgezet onderwijs.

Er zijn wel aanwijzingen dat het combineren van meerdere korte zinnen tot één lange zin een (tijdelijk) positief effect heeft op de schrijfvaardigheid van leerlingen. Dit combineren van zinnen betreft een andere benadering van grammatica-instructie ten opzichte van de traditionele zinsontleding. Ondanks het feit dat deze aanpak past bij de kerndoelen voor het vak Nederlands is het de vraag of het aansluit bij de manier waarop scholen zinsontleding in het traditionele curriculum aanbieden.

De beperkte effectiviteit van zinsontleding op leesbegrip en schrijfvaardigheid is een relatieve geruststelling wanneer we het grammaticaniveau van leerlingen in het laatste jaar van het voortgezet onderwijs in Vlaanderen (aso) en Nederland (vwo) in ogenschouw nemen. De meerderheid behaalt namelijk niet de beoogde eindtermen op de onderdelen zinsontleding en woordsoorten, met uitzondering van leerlingen die Latijn in hun vakkenpakket hebben.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Marlies ter Beek (Antwoordspecialist Kennisrotonde) en Sjerp van de Ploeg (kennismakelaar Kennisrotonde)
Vraagsteller: docent voortgezet onderwijs

Vraag

Wat is de bijdrage van kennis van en ervaring met zinsontleding aan een betere taalbeheersing op onderdelen als taalgevoel, schrijfvaardigheid, leesvaardigheid e.d., bij leerlingen in de onderbouw van vwo (inclusief gymnasium)?

Kort antwoord

Het nut van instructie in zinsontleding is een onderwerp waar veel discussie over bestaat. Helaas zijn er weinig onderzoeken bekend naar de effecten van deze instructie op taalvaardigheid van leerlingen, zeker in de context van het Nederlandse voortgezet onderwijs. Van meerdere onderzoeken uit het buitenland is bekend dat er nauwelijks effecten worden gevonden van traditionele zinsontleding op vaardigheden als begrijpend lezen, spelling of schrijven. Desondanks melden Nederlandse en Vlaamse leerlingen dat ze grammatica-instructie nuttig en belangrijk vinden.

Toelichting antwoord

Grammatica-instructie: al jaren een onderwerp van discussie

Onderwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm, aanwijzend voornaamwoord, koppelwerkwoord, en ga zo nog maar even door. Hoe nuttig is het om deze elementen uit een zin te kunnen herkennen en benoemen? Zinsontleding is een belangrijk onderdeel van het vak Nederlands in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Leerlingen leren de verschillende woordsoorten in een zin te herkennen en te benoemen op zins- en woordniveau.

De vraag is echter of deze grammaticale instructie voldoende effectief is om vaardig te worden in zinsontleding en of het ook bijdraagt aan bijvoorbeeld leesbegrip of schrijfvaardigheid. Er gaan tegenwoordig stemmen op om de huidige methoden meer
aandacht dienen te besteden aan cultuur en context waarin een taal tot uiting komt, in plaats van enkel de grammaticaregels aan te leren (De Bruijn e.a., 2016; Van der Leeuw & Meestringa, 2016).

Instructie in de Nederlandse grammatica en zinsontleding in het basis- en voortgezet onderwijs is al tientallen jaren een onderwerp van discussie onder wetenschappers, vakdidactici en docenten. Al in de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw werd geschreven over de vraag of en hoe de grammatica-instructie bij het schoolvak Nederlands vormgegeven moest worden (zie o.a. de beschouwing van Kempen, 1993). Meer recent zijn de onderzoeken van Hulshof (2014) en Devos (2012), die naar aanleiding van de nieuwe eindtermen voor het centraal examen Nederlands opnieuw licht hebben geworpen op deze vraag.

Wat docenten en onderzoekers vooral willen weten, is: ‘werkt’ zinsontleding eigenlijk wel? Veel scholen voelen zich geroepen om hun leerlingen uitvoerig zinsontleding en spelling aan te bieden, omdat het bij taaltoetsen op veel hogescholen bevraagd wordt (Van der Leeuw e.a., 2016). Toch zijn er ook docenten die hun twijfels hebben aan het nut van de (uitgebreide) aandacht voor grammatica-instructie.

De effecten van kennis van zinsontleding op taalbeheersing

Heeft grammatica-instructie een positieve uitwerking op de vaardigheden in begrijpend lezen, schrijfopdrachten of het taalgevoel van leerlingen? Een recent Canadees onderzoek bij leerlingen uit groep 5 en 6 van het basisonderwijs toont aan dat een goed besef van zinsbouw (‘wat is de structuur van deze zin?’) wezenlijk bijdraagt aan het leesbegrip van leerlingen in latere schooljaren (Deacon & Kieffer, 2018). Leerlingen die een juiste zinsstructuur herkennen, begrijpen dus beter wat zij lezen. De vraag is echter of het kunnen benoemen van verschillende zinsdelen (= zinsontleding) ook bijdraagt aan het leesbegrip van leerlingen. Zinsontleding is echter iets dat pas rond de leeftijd van 14- 15 jaar aan bod zou moeten komen, omdat kinderen vanaf die leeftijd pas in staat zijn om de abstracte grammatica te verwerken (Uyttendaele, 2014).

Voorbeeld 1: Expliciete syntax-opdracht. Leerlingen moeten de zin ‘die niet past’ kiezen. In dit geval is het zin 2, omdat ‘melk’ daar niet het onderwerp van de zin is.

  1. Melk maakt je botten sterk.
  2. Melk drinkt mijn broer graag warm.
  3. Melk laat kleine kalfjes groeien.
  4. Melk maakt boeren rijk.

Een Duits onderzoek bij 256 leerlingen uit groep 8 onderzocht de effecten van syntax- instructie op taalvaardigheid, zoals leesbegrip, spelling en het herkennen van zelfstandig naamwoorden (Funke, Wieland, Schönenberg, & Melzer, 2013). Leerlingen uit de experimentele groep kregen expliciete instructie en opdrachten over syntax, naamwoorden en de structuur van zinnen (zie ook Voorbeeld 1); leerlingen uit de controlegroep kregen op een reguliere wijze Duitse les.

Uit de resultaten bleek dat er weinig effecten waren op het leesbegrip en de spelling van de leerlingen. Er waren ook geen verschillen in scores tussen de experimentele groep en de controlegroep. Er was enkel een verschil zichtbaar in het (juiste) gebruik van hoofdletters bij zelfstandig naamwoorden, een taalvaardigheid die specifiek is voor de Duitse taal. Het is dus lastig te zeggen of syntax-instructie bijdraagt aan het leesbegrip van leerlingen.

Een onderzoeksgroep uit het Verenigd Koninkrijk heeft onderzoek gedaan naar de effecten van instructie over zinsontleding en zinsbouw op de schrijfvaardigheid van leerlingen in de leeftijd van 5 tot 16 jaar (Andrews e.a., 2004a en 2004b). Hiervoor zochten zij naar alle studies over dit onderwerp uit de afgelopen decennia. Uit de eerste studie (Andrews e.a., 2004a) bleek vrij duidelijk dat er vanuit de onderwijswetenschap onvoldoende bewijs is voor de aanname dat instructie over zinsontleding enig (positief of negatief) effect heeft op de schrijfvaardigheid van leerlingen in het VO.

In een van de onderzoeken die Andrews e.a. beschrijven, kregen twee groepen leerlingen instructie over zinsontleding, terwijl een derde groep geen specifieke instructie kreeg. De eerste experimentele groep kreeg traditionele grammatica-instructie, waarbij de leerlingen zinnen moesten ontleden. De tweede experimentele groep kreeg
transformatie-instructie, waarbij de focus meer op zinsstructuur en woordgroepen lag. Alle groepen leerlingen, dus ook de leerlingen die geen instructie hadden gekregen, presteerden gelijk op de schrijftaak waarmee hun schrijfvaardigheid werd gemeten.

In een vervolgstudie over hetzelfde onderwerp keken Andrews e.a. (2004b) naar de effecten van ‘sentence combining’, het combineren van meerdere zinnen tot één lange zin, op de schrijfvaardigheid van leerlingen. Dit is een andere benadering van grammatica-instructie ten opzichte van de traditionele zinsontleding (zie ook Voorbeeld 2).

Voorbeeld 2: Sentence combining. Leerlingen moeten zin 1 en 2 combineren tot één volzin. Zin 3 is een voorbeeld van de juiste oplossing.

  1. Het meisje heeft honger.
  2. Het meisje eet een banaan.
  3. Het hongerige meisje eet een banaan.

Uit een diepte-onderzoek bij 18 gepubliceerde studies bleek dat deze manier van grammatica-instructie positieve effecten had op de schrijfvaardigheid van leerlingen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de effecten het sterkst waren direct na de interventie, en dat de effecten op lange termijn wat afgezwakt worden.

Doordat leerlingen zelfstandig en op een creatieve manier nieuwe zinnen moeten formuleren, mag verwacht worden dat deze aanpak de schrijfvaardigheid ten goede komt. Het valt echter te betwijfelen of deze manier van lesgeven past bij de manier waarop zinsontleding in het traditionele curriculum aangeboden wordt. Het past echter wel bij de kerndoelen voor het vak Nederlands zoals omschreven door het SLO, die aangeven dat ‘De kern van het vak bestaat uit het verwerven, verwerken en presenteren van informatie en meer algemeen uit het leren communiceren met behulp van de Nederlandse taal’ (SLO, 2016).

Er zijn geen onderzoeken gevonden die effecten van grammatica-instructie op taalgevoel van leerlingen beschrijven. Dit komt waarschijnlijk doordat ‘taalgevoel’ een abstract begrip is, dat moeilijk op een goede en valide manier gemeten kan worden.

Attitudes van docenten en leerlingen ten opzichte van grammatica-instructie

Effectief of niet, hoe staan leraren en leerlingen tegenover zinsontleding? Cappelle (2011) vroeg Vlaamse docenten Nederlands naar hun opvattingen over het grammaticale niveau van hun (brugklas)leerlingen. Meer dan driekwart van de docenten gaf hierbij aan het gevoel te hebben dat het gemiddelde niveau van hun leerlingen de laatste jaren gedaald is, met name bij leerlingen in de brugklas. Uit onderzoek binnen 73 brugklasleerlingen uit het Vlaamse voortgezet onderwijs bleek inderdaad dat leerlingen grammatica-instructie niet makkelijk vinden: slechts 26% heeft hier geen problemen mee (Siebens, 2014).

Meer dan de helft van de leerlingen gaf echter wel aan de grammaticainstructie bij het vak Nederlands nuttig te vinden voor andere schoolvakken, zoals Engels, Frans, Duits en Latijn. Dat leerlingen de grammatica-instructie bij Nederlands nuttig vinden, wil nog niet zeggen dat ze het ook leuk vinden. 41% van de ondervraagde leerlingen gaf aan het niet leuk te vinden, met uiteenlopende redenen zoals ‘de leraar geeft saaie uitleg’, ‘ik vind het niet nuttig’ en ‘het onderwerp is te gedetailleerd’. Hierbij moet overigens wel opgemerkt worden dat meisjes over het algemeen iets positiever reageren dan jongens.

Van Vooren (2008) onderzocht het grammaticale niveau van 359 leerlingen in het laatste jaar van het voortgezet onderwijs in Vlaanderen (aso) en Nederland (vwo). In deze test werd gekeken naar zinsontleding, woordspelling, werkwoordspelling en woordsoorten. Uit de test bleek dat de meerderheid van de leerlingen niet de beoogde eindtermen behaalde op de onderdelen ‘zinsontleding’ en ‘woordsoorten’, met uitzondering van leerlingen die ook Latijn in hun vakkenpakket hadden. De leerlingen uit het onderzoek van Siebens (2015) schatten zichzelf een stuk hoger in: meer dan 80% van de leerlingen gaf aan dat zij goed in staat waren om zinnen te ontleden en woordsoorten te benoemen. Er lijkt dus een verschil te zijn tussen wat leerlingen denken te kunnen en hoe zij daadwerkelijk presteren op het gebied van zinsontleding.

Geraadpleegde bronnen

Andrews, R., e.a. (2004a). The effect of grammar teaching (syntax) in English on 5 to 16 year olds’ accuracy and quality in written composition. London: EPPI-Centre, Social Science Research Unit, Institute of Education. Via: http://eppi.ioe.ac.uk/cms/Portals/0/PDF%20reviews%20and%20summaries/eng_rv6.pdf?ver=2006-03-02-124846-983

Andrews R. e.a. (2004b). The effect of grammar teaching (sentence combining) in English on 5 to 16 year olds’ accuracy and quality in written composition: Review summary. University of York, UK. Via: http://citeseerx.ist.psu.edu/viewdoc/download?doi=10.1.1.368.6443&rep=rep1&type=pdf

Cappelle, P. (2011). Dutch grammar in secondary education: A research about the attitude of Flemish teachers of Dutch towards grammar education (ongepubliceerde masterscriptie). Universiteit Gent.

De Bruijn, T., Coppen, P-A., Snel, B., Timmermans, M., Walinski, R., en Wassenberg, N. (2016). Grammatica 2.0. ‘Waarom heeft niemand ons dat eerder op deze manier verteld?’ Levende Talen Magazine, 7, 45-47. Via: http://www.lt- tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltm/article/view/1649/1257

Deacon, S. H., & Kieffer, M. (2018). Understanding how syntactic awareness contributes to reading comprehension: Evidence from mediation and longitudinal models. Journal of Educational Psychology, 110(1), 72-86. http://dx.doi.org/10.1037/edu0000198

Devos, F. (2012). Grammatica in het Vlaamse lager en secundair onderwijs: Een verkennend attitude-onderzoek bij leerkrachten. Over taal, 51(5), 134-137.

Funke, R., Wieland, R., Schönenberg, S., & Melzer, F. (2013). Exploring syntactic structures in first-language education: Effects on literacy-related achievements. L1- Educational Studies in Language and Literature, 13, 1-24. http://dx.doi.org/10.17239/L1ESLL-2013.01.03, via: https://www.ph- heidelberg.de/fileadmin/wp/wp-funke/Funke_ua_2013.pdf https://www.ph-heidelberg.de/fileadmin/wp/wp-funke/Funke_ua_2013.pdf

Hulshof, H. (2014). De 'triviale' herkomst van het redekundig ontleden: Uit de geschiedenis van de schoolgrammatica in Nederland. Levende Talen Magazine, 101(7), 20-25. Via http://www.lt-tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltm/article/view/907/879

Kempen, G. (1993). Zinsontleden kan een exact vak worden. Levende Talen, 438, 459-
462. Via: http://pubman.mpdl.mpg.de/pubman/item/escidoc:1088598/component/escidoc:134064 4/Kempen_Zinsontleding_1993.pdf

Siebens, L. (2015). Grammar education “in Dutch”: An attitude study among students in their final year of secondary education (ongepubliceerde masterscriptie). Universiteit Gent. Via https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/571/RUG01- 002212571_2015_0001_AC.pdf

Siebens, L. (2014). Het vak Nederlands in de overgang van het basis- naar het secundair onderwijs: Een verkennend attitudeonderzoek bij leerlingen (ongepubliceerde bachelorscriptie). Universiteit Gent.

SLO (2016). Karakteristieken en kerndoelen. Onderbouw voortgezet onderwijs. Via: http://downloads.slo.nl/Documenten/karakteristieken-en-kerndoelen-onderbouw-vo.pdf

Van Vooren, V. (2008). Grammar education ‘in Dutch’. Study of the Dutch grammar level in the final year of secondary education in Flanders and the Netherlands (ongepubliceerde masterscriptie). Universiteit Gent.

Van der Leeuw, B., & Meestringa, T. (2016). Wie heeft Bello gezien? Kennis over taal bij Nederlands. Levende Talen Magazine, 7, 12-19. Via http://www.lt- tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltm/article/view/1610/1218

Van der Leeuw, B. (red.), Hoogeveen, M., Jansma, N., Langberg, M., Meestringa, T., Prenger, J., & Ravesloot, C. (2016). Nederlands. Vakspecifieke trendanalyse 2015. SLO: Enschede. Via:http://downloads.slo.nl/Repository/nederlands-vakspecifieke- trendanalyse-2015.pdf

Van Vooren, V. & Devos, F. (2008). Grammaticaonderwijs: het oude zeer. Over taal, 47(4), 90-92.

Uyttendaele, J. (2014). Taalbeschouwing volgens de nieuwe eindtermen Nederlands. In: A. Mottart & S. Vanhooren (red.), 28e HSN-conferentie. Gent: Academia Press. Via: http://media.taalunieversum.org/hsnbundel/download/28/hsnbundel-28_1343.pdf

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Congres
Leesproblemen en dyslexie
Leesproblemen en dyslexie
Herken en begeleid leerlingen met stagnaties bij lezen
Medilex Onderwijs 
E-learning module
Mondeling taalgebruik en woordenschat in de klas
Mondeling taalgebruik en woordenschat in de klas
Doorloop deze gratis module!
Wij-leren.nl Academie 
Grammatica in samenhang aanbieden (deel 3)
Grammatica is leuk! (deel 3)
Dolf Janson
Grammatica in samenhang aanbieden (2)
Grammatica is leuk (deel 2)
Dolf Janson
Grammatica in samenhang aanbieden (1)
Grammatica is leuk! (deel 1)
Dolf Janson
Een andere grammatica-aanpak
Hoe nuttig zijn grammaticalessen?
Dolf Janson
Taalonderwijs betekenisvol en effectief
Taal, daar draait het om!
Bea Pompert
Lezen en schrijven
Een lessenserie geïntegreerd literatuur-, lees- en schrijfonderwijs
Gerdineke van Silfhout
Taalgericht onderwijs
Taal in alle vakken - De sleutel naar taalgericht onderwijs
Gerdineke van Silfhout
Leren denken
Leren denken als basis voor succes op school
Dolf Janson
Goed taal- en leesonderwijs
Vijf onderwijskundige voorwaarden voor goed taal- en leesonderwijs
Jos Cöp
Taalontwikkeling
Taalontwikkeling: door taal worden kinderen mensen
Steven Pont
Taal en omgeving
Taal is niet los te verkrijgen
Sieneke Goorhuis
Uitdagend en functioneel taalonderwijs
Uitdagend en functioneel taalonderwijs
Machiel Karels


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Animatie: Schrijven versus typen
Animatie: Schrijven versus typen
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



schrijfontwikkeling
taalontwikkeling
werkwoordspelling
woordenschat

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest