Leerlingen zelf vragen laten stellen
Dolf Janson
Senior onderwijsadviseur en -ontwikkelaar bij Jansonadvies
Geraadpleegd op 12-12-2024,
van https://wij-leren.nl/leerlingen-zelf-vragen-laten-stellen.php
Gemotiveerde en actief lerende leerlingen, welke leraar heeft dat niet als ideaal? Toch is de praktijk niet altijd daarop afgestemd. Dit artikel beschrijft een aanpak die dat ideaal dichterbij brengt. Het is gebaseerd op het boek Make just one change1 van Rothstein en Santana (2011). Dit artikel beschrijft hoe deze aanpak werkt en welk effect je daarmee kunt bereiken.
De aanpak waarmee je leerlingen uitdaagt om zelf vragen te formuleren en daarmee aan de slag te gaan, sluit aan bij de natuurlijke manier van leren bij kinderen. Jonge kinderen stellen voortdurend vragen. Of ze daarmee doorgaan en of die vragen veranderen, hangt sterk af van de reactie van de volwassenen om hen heen.
Op school is het effect van onderwijs voor een groot deel afhankelijk van de betrokkenheid en het als betekenisvol ervaren van de onderwerpen en activiteiten waarmee de leerlingen bezig zijn. Teams die merken dat leerlingen lagere resultaten laten zien dan zij op basis van de kenmerken van die leerlingen verwachtten, kunnen deze aanpak inzetten om daarin verandering te brengen.
Het nut van vragenstellen
Op school leren kinderen al snel dat zij in de rol van leerling vooral geacht worden antwoorden te geven en dat vragen stellen tot de rol van de leraar gerekend wordt. Leerlingen die in de les te veel of te vaak vragen stellen worden al snel daarin afgeremd.
Om dit te voorkomen kunnen leraren het vragen stellen ook stimuleren en een effectieve plek in het leerproces geven. De bedoeling van de hier beschreven aanpak is om leerlingen te leren om voor henzelf bruikbare en zinvolle vragen te stellen.
Deze aanpak volgt een aantal stappen. Deze stappen zijn aan de ene kant bedoeld om eigen en bruikbare vragen te generen. Aan de andere kant is het ook de bedoeling dat de leerlingen steeds handiger en effectiever worden in het bedenken van vragen waarmee ze verder kunnen.
Bij het bedenken van vragen gelden een paar regels. Deze zijn bedoeld om het zelf stellen van vragen door leerlingen te stimuleren, te legitimeren en veilig te maken, terwijl zij tegelijk leren zich te concentreren op dat ene doel ‘vragen bedenken’.
- a. Stel zoveel vragen als je kunt. Blijf zolang mogelijk doorgaan (binnen de aangegeven tijd).
- b. Onderbreek het vragenstellen niet om daarover te discussiëren, de vragen te beoordelen of ze te beantwoorden.
- c. Schrijf de vraag steeds precies op, zoals die bij je opkomt.
- d. Verander alle stellingen / uitspraken / oordelen die in je opkomen in vragen.
Deze laatste regel is toegevoegd omdat soms iets genoteerd wordt dat eigenlijk geen vraag is. Voorbeeld: Niemand kon uitleggen waardoor dat gebeurde. Het woordje waardoor zet hen dan op het verkeerde been. Deze vierde regel helpt dan om de echte vraag te formuleren, zoals Waardoor gebeurde dat? Of Wie zou kunnen uitleggen waardoor dat gebeurde?
De vraagfocus
Om het bedenken van vragen mogelijk te maken en te stimuleren begin je als leraar met een vraagfocus. Dat is de aanduiding van iets dat je inbrengt om vragen op te roepen en tegelijk de aandacht te richten, te focussen.
Die vraagfocus moet aan ten minste twee eisen voldoen:
- a. Het onderwerp, gebied, of zorgpunt moet helder, concreet en kort geformuleerd zijn. Het woord focus wijst al daarop. De aandacht van de leerlingen moet gericht worden, zodat ze niet naar alle kanten uitwaaieren met hun associaties, waardoor de vragen niet meer over het aangedragen onderwerp gaan.
Voorbeelden van zulke startzinnetjes zijn: het ontstaan van pestgedrag of stemmentrekken bij verkiezingen of honden in het asiel.
- b. Het mag geen vraag zijn. De leerlingen moeten zelf vragen bedenken, maar de start is anders. Juist omdat leerlingen gewend zijn dat de leraar (of de gebruikte methode) vragen stelt, moet duidelijk zijn dat zij nu niet aan zet zijn om antwoorden te geven. Die start kan een stelling of uitspraak van iemand zijn, maar ook een opmerkelijk voorwerp, een bijzondere anekdote, een prikkelende cartoon, een foto, een nieuwsbericht, een tweet of zoals hierboven, een kort geformuleerd onderwerp.
Daarnaast blijken nog drie kenmerken nuttig:
- c. Laat de start wat uitdagend of verrassend zijn, zodat de leerlingen zich gestimuleerd voelen om te reageren.
- d. Zorg dat de stelling niet jouw persoonlijke mening weergeeft of precies daartegenin gaat, want dat maakt het voor de leerlingen lastiger om vrij te reageren.
- e. Het onderwerp moet voldoende herkenbaar zijn voor de leerlingen, om daarover vragen te kunnen bedenken. Dit betekent niet dat ze veel erover moeten weten, maar wel dat zij het onderwerp kennen, of kunnen plaatsen.
Een onderwerp kan ook te kort geformuleerd zijn. Leraren die het met één woord (bv. ‘keuzes’) probeerden, merkten dat dit weinig reacties losmaakte. Toen zij het iets uitgebreider formuleerden (‘de keuzes die je dagelijks maakt’) bleek het wel te werken. Dat wil niet zeggen dat het nooit kan met maar een woord, maar dat hangt af van de actualiteiten die in de groep spelen of bekend zijn. Wie na de paralympics het woord ‘bladerunner’ zou gebruiker, maakt vast wel vragen los.
De vraagfocus moet een doel dienen. Dat kan bijvoorbeeld zijn:
- interesse wekken;
- zelf nadenken stimuleren;
- onderzoek of uitproberen uitlokken;
- dieper begrip veroorzaken;
- info verzamelen over wat de leerlingen al begrijpen.
Denk vooraf na over manieren waarop je het gekozen doel kunt uitlokken met een vraagfocus. Welke vormen zijn mogelijk en wat is er nog meer mogelijk dan ‘woorden presenteren’? Let ook op het uitgangspunt ‘houd het simpel’.
Vergelijk steeds de vormen en inhouden die je als start bedenkt, met de hierboven opgesomde kenmerken van een effectieve vraagfocus. Bedenk, bij wijze van check, welke vragen jouw leerlingen zouden kunnen bedenken. Klopt dat met het doel waarvoor je deze startfocus had gekozen?
Leren vragenstellen
De werkwijze gaat dan als volgt.
- Noem of toon de startfocus.
- Een tijdslimiet af en laat de leerlingen daarbinnen zoveel mogelijk vragen stellen.
- Laat de leerlingen hun vragen ordenen onder twee kopjes: open vragen en gesloten vragen.
- Laat ze vervolgens met ten minste een medeleerling bij elke vraag nagaan wat de voor- en nadelen zijn van de keuze voor open of gesloten.
- Stimuleer ze waar nodig ten minste een open vraag te veranderen in een gesloten vraag en andersom.
- Laat ze vervolgens de drie belangrijkste / bruikbaarste vragen uitkiezen en uitleggen waarom ze deze zo belangrijk vinden.
- Tenslotte moeten de leerlingen bedenken hoe ze deze vragen nu gaan gebruiken om antwoorden te vinden. Wat moeten ze doen om aan antwoorden te kunnen komen?
Door de leerlingen in een groepje te laten werken en, zeker in het begin, die vragen in tweetallen te laten bedenken, ordenen en aanpassen, stimuleer je het nadenken over vragen. In de tafelgroep zou dan het gesprek kunnen plaatsvinden over waarom bepaalde vragen de belangrijkste vragen zijn en over de vraag hoe je nu verder moet met die belangrijke vragen.
Vervolgens moet er natuurlijk tijd en ruimte zijn om daarmee aan het werk te gaan. In het kader van thematisch werken is dit een mooie manier om startmomenten te creëren of om een nieuwe impuls te geven aan een thema, of aan een subthema, dat nog wat minder uit de verf is gekomen.
Zodra de leerlingen doorhebben hoe dat vragenstellen, ordenen en prioriteren gaat, kunnen ze het gewoon zelf gaan gebruiken om hun onderzoek voor te bereiden en om oefenonderwerpen te genereren.
Stel dat je deze werkwijze inzet in rekenlessen en je het gebruik van verschillende maten als focus gebruikt. Dan kunnen leerlingen door die nadere verkenning en analyse tot de conclusie komen dat het werken met verschillende maten alleen handig werkt als je bepaalde basiskennis hebt, zoals het paraat hebben van referentiematen.
Dit kan dan weer leiden tot gerichte oefening, liefst samen met een andere leerling, zodat ze hun inzichten moeten verwoorden en zo die begrippen steeds weer moeten gebruiken.
Door nieuwe onderwerpen steeds weer te starten met het laten stellen van vragen, verdwijnt het passief afwachten en klakkeloos uitvoeren van voorgebakken opdrachtjes. Dit geeft een andere sfeer in de groep, maar leidt ook tot een andere manier van lesgeven. Bovendien komt de invulling van differentiatie veel dichter bij de essentie te liggen: het recht doen aan de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen.
Leraren die deze aanpak willen gaan gebruiken, doen er goed aan de tijd te nemen om hiermee te oefenen en zo ervaring op te doen. Kies bij voorkeur onderwerpen die ruimte bieden voor verschillende accenten en aanvliegroutes. Binnen wereldoriëntatie zijn die het snelst te vinden. Bedenk vervolgens dat elke stap die je de leerlingen laat zetten, aparte aandacht en oefening vraagt. Dat betekent niet alleen laten uitvoeren, maar ook nabespreken en feedback uitwisselen. Op basis daarvan is dan soms een herkansing nodig, in plaats van gewoon doorgaan naar de volgende stap.
Misschien twijfel je nog of dat bij bepaalde leerlingen wel haalbaar is. Dan is het goed te weten dat deze aanpak op zogenaamde summerschools (bijspijkercursussen), als uiterst succesvol is ervaren door de leerlingen. 87% vond het zelf vragenstellen of de hele cyclus van vragenstellen het waardevolste wat ze hadden geleerd tijdens die weken. Dat is opmerkelijk, omdat dit niet was waarvoor ze naar die summerschool gekomen waren.
Verder lezen
Rotstein, D. & Santana, L. (2011). Make just one change – teach students to ask their own questions. Cambridge MA: Harvard Education Press.
Noot
1 Deze titel geeft al aan dat die ene verandering (leerlingen die zelf vragen gaan stellen) een wereld van verschil veroorzaakt. De auteurs hebben dat uitgevoerd of bestudeerd van basisonderwijs tot hoger onderwijs en op al die plekken gemerkt dat het een positief effect heeft op leerlingen. Met name Santana heeft het ook ingezet in achterstandswijken, omdat zij daar merkte dat ouders niet naar ouderavonden durfden, omdat ze niet wisten wat zij op school aan de leraar moesten vragen.[1] Deze titel geeft al aan dat die ene verandering (leerlingen die zelf vragen gaan stellen) een wereld van verschil veroorzaakt. De auteurs hebben dat uitgevoerd of bestudeerd van basisonderwijs tot hoger onderwijs en op al die plekken gemerkt dat het een positief effect heeft op leerlingen. Met name Santana heeft het ook ingezet in achterstandswijken, omdat zij daar merkte dat ouders niet naar ouderavonden durfden, omdat ze niet wisten wat zij op school aan de leraar moesten vragen.
Dit artikel is ook gepubliceerd in PO-management.