Wat zijn effectieve aanpakken van leerachterstanden in het leerwegondersteunend onderwijs?

Geplaatst op 31 januari 2019

Samenvatting

Bij leerwegondersteunend onderwijs wordt veelal gekozen voor klassenverkleining. Uit internationaal onderzoek weten we dat klassenverkleining effect heeft op leerlingprestaties, maar dat die effecten niet groot zijn. Klassenverkleining in combinatie met meer individuele aandacht van de leraar, leidt wel tot betere leerresultaten.

Leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) is bedoeld voor leerlingen die voldoende capaciteiten hebben om een vmbo-diploma te halen, maar daar extra begeleiding bij nodig hebben. Tot op heden heeft er geen wetenschappelijk onderzoek plaatsgevonden naar een effectieve aanpak van leerachterstanden in het lwoo. De invulling van het lwoo is een zogenoemde ‘blackbox’. Een school kan namelijk zelf bepalen hoe zij de lwoo-gelden besteedt. Hier zijn geen richtlijnen voor. Wel onderzocht is in welke vorm lwoo wordt gegeven en hoe effectief klassenverkleining is, de meest voorkomende vorm van lwoo.

Ondersteuning in het lwoo

Vmbo-scholen bieden veel verschillende vormen van ondersteuning in het lwoo. Afdelingen vmbo-bk met lwoo-licentie werken vrijwel allemaal met klassenverkleining in de onderbouw (98 procent) en in overgrote meerderheid ook in de bovenbouw (74 procent). Voor afdelingen vmbo-t geldt dit minder. In de onderbouw werkt de meerderheid wel met klassenverkleining (61 procent), in de bovenbouw is dat nog een kleine minderheid (16 procent).

Daarnaast zetten verreweg de meeste scholen met licentie extra uren in voor de mentor of zorgcoördinator. En ze maken gebruik van een zorgadviesteam of andere specialistische ondersteuning. Daarnaast gebruiken scholen het geld in veel gevallen voor ondersteuning van het leerproces (bijvoorbeeld remedial teaching) of voor extra taal- of rekenonderwijs.

Effectiviteit van klassenverkleining

De meest voorkomende maatregel in het kader van lwoo is klassenverkleining. Volgens omvangrijke metastudies worden significante verschillen gevonden tussen kleine en grote klassen. Vooral uit kwalitatief goede studies blijkt een duidelijke relatie tussen klassengrootte en leerling¬prestaties. Die relatie gold voor verschillende schoolvakken, voor kinderen van verschillend intelligentieniveau en bleek vooral sterk te zijn in het voortgezet onderwijs.

Hoewel klassenverkleining wel degelijk een positief effect heeft op leerresultaten, is het effect weinig betekenisvol in vergelijking met andere maatregelen. Een verklaring voor dit kleine effect is dat leraren hun didactische aanpak niet afstemmen op de kleinere klassen. Ze blijven op dezelfde manier lesgeven als voorheen en maken dus onvoldoende gebruik van de mogelijkheden die kleine klassen bieden.

Samenhang klassengrootte en leraargedrag

Een studie naar de samenhang tussen klassengrootte en leraargedrag laat zien dat leerlingen in kleinere klassen meer individuele aandacht krijgen van de leraar. Ook is de interactie tussen leraren en leerlingen intensiever. Dit is een relevante bevinding voor het lwoo, om twee redenen. In de eerste plaats is deze studie uitgevoerd in het voortgezet onderwijs, In de tweede plaats blijkt dat vooral kinderen met een lager prestatieniveau voordeel hebben van een kleine klas. Dit betekent dat de groep lwoo-leerlingen meer dan gemiddeld profiteert van klassenverkleining.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Anne Luc van der Vegt (Kennismakelaar Kennisrotonde) Vraagsteller: vo-instelling - schoolleider
Referentie: Kennisrotonde. (2018). Wat zijn effectieve aanpakken van leerachterstanden in het leerwegondersteunend onderwijs? (KR.411). Den Haag: Kennisrotonde.

Vraag

Wat zijn effectieve aanpakken van leerachterstanden in het leerwegondersteunend onderwijs?

Kort antwoord

Er is tot op heden geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar een effectieve aanpak van leerachterstanden in het leerwegondersteunend onderwijs. Met één studie is geïnventariseerd in welke vormen lwoo aangeboden wordt. Daaruit blijkt dat veelal wordt gekozen voor klassenverkleining. Uit internationaal onderzoek weten we dat klassenverkleining effect heeft op leerlingprestaties, maar dat die effecten gemiddeld genomen weinig betekenisvol zijn. In onderzoek waar een relatie werd gevonden tussen klassenverkleining en meer individuele aandacht van de leraar, werden ook betere leerlingresultaten aangetoond.

Toelichting antwoord

Leerwegondersteunend onderwijs

Lwoo is bedoeld voor leerlingen die voldoende capaciteiten hebben om een vmbo- diploma te halen, maar daar extra begeleiding bij nodig hebben (Koopman & Voncken, 2013). Lwoo-leerlingen zijn leerlingen ‘met een IQ tussen 75 en 90 met een leerachterstand in het basisonderwijs van tussen anderhalf en drie jaar (minimaal op inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen) of leerlingen met een IQ tussen 91 en 120 met een vergelijkbare leerachterstand en met sociaal emotionele problematiek in relatie tot de leerprestaties, op het gebied van prestatiemotivatie, faalangst of emotionele instabiliteit’ (Koopman & Voncken, 2013, p. 1).

Vmbo-scholen bepalen zelf hoe zij leerwegondersteunend onderwijs aanbieden (Rijksoverheid, 2017). Sinds 1 januari 2016 valt leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) onder passend onderwijs, en zijn samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs daarmee verantwoordelijk voor de invulling van lwoo (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2016). Zesentwintig samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs zijn via ‘opting out’ begonnen met het loslaten van landelijk vastgestelde duur, criteria en/of licenties voor lwoo (Weijers & Heim, 2017).

Tot op heden heeft er geen wetenschappelijk onderzoek plaatsgevonden naar een effectieve aanpak van leerachterstanden in het lwoo. Koopman en Voncken (2013) geven aan dat de invulling van het lwoo een zogenaamde ‘blackbox’ is, omdat een school zelf kan bepalen in welke vorm de school omgaat met lwoo-gelden en hier geen richtlijnen voor zijn.

Wel onderzocht is a) in welke vorm lwoo wordt gegeven en b) hoe effectief klassenverkleining is, de meest voorkomende vorm van lwoo. Op beide onderwerpen gaan we in.

a) Vormen van ondersteuning in het lwoo

In 2014 is geïnventariseerd welke vormen van ondersteuning vmbo-scholen bieden in het lwoo, met behulp van een enquête onder 99 schoolleiders uit het vmbo (Eimers e.a., 2014). De resultaten van de enquête laten zien dat scholen een grote variatie aan maatregelen inzetten.

Afdelingen vmbo-bk met lwoo-licentie werken vrijwel allemaal met klassenverkleining in de onderbouw (98%) en in overgrote meerderheid ook in de bovenbouw (74%). Voor afdelingen vmbo-t geldt dit minder. In de onderbouw werkt de meerderheid wel met klassenverkleining (61%), in de bovenbouw is dat nog een kleine minderheid (16%).

Daarnaast zetten verreweg de meeste scholen met licentie extra uren in voor de mentor of zorgcoördinator en maken gebruik van een zorgadviesteam of andere specialistische ondersteuning. Daarnaast gebruiken scholen het geld in veel gevallen voor ondersteuning van het leerproces (bijv. remedial teaching) of voor extra taal- of rekenonderwijs.

In welke mate de bovenstaande strategieën ingezet worden, verschilt per niveau (vmbo- bk en vmbo-t) en per soort lwoo-school (wel een licentie of geen licentie). Scholen met vmbo-bk zetten meer maatregelen in. Op scholen zonder licentie speelt de mentor een minder grote rol; er wordt op deze scholen wel veel gebruik gemaakt van specialistische ondersteuning.

Zie voor een volledig overzicht van de aantallen scholen die bepaalde vormen van ondersteuning inzetten Eimers et al. (2014, p. 29).

De resultaten van het eerder genoemde voortgangsonderzoek naar opting out (Weijers & Heim, 2017) laten zien dat opting out niet heeft geleid tot een wezenlijk andere inrichting van onderwijsondersteuning voor lwoo leerlingen.

b) Effectiviteit van de meest voorkomende vorm van lwoo: klassenverkleining

De meest voorkomende maatregel in het kader van lwoo is klassenverkleining. Dit is ook de enige maatregel waarnaar in het onderwijs (vooral primair en voortgezet onderwijs) veel onderzoek is verricht, dat relevant is voor het lwoo. We vatten de uitkomsten van enkele omvangrijker internationale review-studies samen.

Internationaal onderzoek naar klassenverkleining

Al sinds lange tijd is er een controverse rond de effectiviteit van klassenverkleining. Volgens omvangrijke metastudies worden weliswaar significante verschillen gevonden tussen klein en grote klassen, maar de omvang van deze effecten staat ter discussie. Dat de klassengrootte verschil maakt, staat buiten kijf. Dit is al overtuigend aangetoond in de jaren zeventig, met de metastudie van Glass en Smith (1979). Vooral in kwalitatief goede studies vonden zij een duidelijke relatie tussen klassengrootte en leerling- prestaties. Die relatie gold voor verschillende schoolvakken, voor kinderen van verschillend intelligentieniveau en bleek vooral sterk te zijn in het voortgezet onderwijs.

In de jaren tachtig volgde de grootschalige Tennessee Study naar klassengrootte in ‘Project STAR’ (Finn e.a., 1999). Dit was een experimentele studie in de onderbouw van het basisonderwijs, waarbij leerlingen en leraren ‘at random’ werden toegewezen aan grotere of kleinere klassen. In deze studie werden verscheidene positieve effecten gevonden. De leerlingen in kleinere klassen presteerden beter dan de leerlingen in grotere klassen, tijdens en na afloop van het experiment. De grootte van de effecten viel echter tegen. De effect sizes lagen rond de 0,20. Effecten met een effectgrootte lager dan 0,20 worden over het algemeen beschouwd als verwaarloosbaar. Belangrijke toevoeging: bij leerlingen uit een sociaal-economische achterstandssituatie was het effect aanmerkelijk groter.

Op basis van zijn recente synthese van talrijke meta-studies concludeert John Hattie (2008) dat klassenverkleining wel degelijk een positief effect heeft op leerlingresultaten, maar dat het effect weinig betekenisvol is in vergelijking met andere maatregelen.
Hattie’s verklaring voor dit kleine effect is dat leraren hun didactische aanpak niet afstemmen aan de kleinere klassen. Ze blijven op dezelfde manier lesgeven als voorheen en maken dus onvoldoende gebruik van de mogelijkheden die kleine klassen bieden.

Een voorbeeld van een studie waarin is gekeken naar de samenhang tussen klassengrootte en leerkrachtgedrag, is de studie van Blatchford, Bassett en Brown (2011). Zij lieten zien dat leerlingen in kleinere klassen meer individuele aandacht krijgen van de leraar en dat de interactie tussen leraren en leerlingen intensiever is. Dit is een relevante bevinding voor het lwoo, om twee redenen. In de eerste plaats is deze studie uitgevoerd in het voortgezet onderwijs, in de tweede plaats blijkt dat vooral bij kinderen met een lager prestatieniveau de voordelen van kleine klassen zichtbaar worden. Dit betekent dat de groep lwoo-leerlingen meer dan gemiddeld profiteert van klassenverkleining.

Nederlands onderzoek naar klassenverkleining

Voor de Nederlandse situatie is er weinig recent onderzoek waaruit blijkt of en hoe de klassengrootte relevant is voor leerlingprestaties. Onderzoek in het basisonderwijs laat zien dat het succes van klassenverkleining onder meer afhangt van de taakgerichte interacties van de docent en de inzet van extra personeel. Zie voor meer informatie een eerder antwoord van de Kennisrotonde (2016).

Tot slot

We moeten concluderen dat er al met al weinig bekend is over effectieve vormen van lwoo. Het onderzoek naar klassenverkleining is relevant, maar er is behoefte aan aanvullend onderzoek naar specifieke lwoo-maatregelen.

Geraadpleegde bronnen

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Cursus
Mentale veerkracht jongeren
Mentale veerkracht jongeren
Werken aan motivatie, zelfinzicht en positief denken
Medilex Onderwijs 
Webinar
Klassenmanagement - vijf kenmerken van een goede les
Klassenmanagement - vijf kenmerken van een goede les
Gratis webinar met Niels de Jong
Wij-leren.nl Academie 
Leren zichtbaar maken
Leren zichtbaar maken - John Hattie.
Arja Kerpel
Zorg voor het kind
Zorg voor het kind: passend onderwijs - onderwijsbehoeften
Arja Kerpel
Leerstofjaarklassensysteem is failliet!
Het leerstofjaarklassensysteem is failliet!
Machiel Karels
Uitleg DLE
Het verantwoord gebruik van DLE's
Gerard Melis
Kleine scholen
Hoe een kleine school kan overleven
Martie de Pater
Leerkracht en Passend Onderwijs
Zorgen voor of zorgen over passend onderwijs?
Kees van Overveld
Ontwikkelingsperspectief
Een alternatieve benadering voor het opstellen van het ontwikkelingsperspectief in het reguliere basisonderwijs
Gerard Melis
Pittige pubers
Pittige pubers - Opvoeden van je puber met ADHD of autisme
Marleen Legemaat


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



achterstandsleerlingen
heterogene groepen
klassenmanagement
leerprestaties
onderwijsbehoeften

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest