Welke interventies zijn noodzakelijk voor het realiseren en in stand houden van een beroepsorganisatie van leraren?
Geplaatst op 2 juni 2020
Het faciliteren van zelfsturing door leraren in de ontwikkeling van een beroepsorganisatie lijkt het veelbelovendst. Dit geldt vooral als die beroepsorganisatie een professionele oriëntatie centraal stelt, zoals bij de ontwikkeling van een professionele standaard. Belangrijk is draagvlak onder de leden te creëren en de tijd te nemen voor een brede bespreking van voorstellen.
De roep om een georganiseerde beroepsgroep van leraren is niet nieuw. De afgelopen jaren zijn er verschillende initiatieven geweest, die om allerlei redenen zijn gestopt. Het bekendste voorbeeld is het lerarenregister, dat leraren eerder als bedreigend dan als ondersteunend bestempelden. Over het tot stand komen van een beroepsorganisatie in het onderwijs is weinig bekend. Kennis daarover komt uit andere sectoren, waaronder de zorg.
Bestaande beroepsorganisaties
Leraren nemen langs diverse lijnen deel aan beroepsorganisaties, bijvoorbeeld per vak, per sector of per functie. Sommige beroepsorganisaties zijn gericht op de vakinhoud, andere op de professie of de rechtspositie. Ze vervullen (vergelijkbaar met beroepsorganisaties in andere sectoren) verschillende functies in meer of mindere mate naast elkaar. Een eerste functie is het bewaken van de toegang tot het beroep en het toezicht op het beroepsniveau. Een andere functie is de emancipatie van de beroepsgroep. Daar waar professionaliteit en leercultuur zijn weggezakt, kan een beroepsorganisatie bijdragen aan het herstel daarvan.
Opvallend is dat de beroepsorganisaties in het onderwijs weinig merkbaar bij lijken te dragen aan het zelfbeeld en de beroepstrots van leraren. Verder zijn beroepsorganisaties van professionals aanspreekpunt voor en namens de beroepsgroep. In het verlengde daarvan ligt belangenbehartiging op inhoudelijk terrein en op rechtspositioneel vlak.
Al deze functies gelden vooral wanneer sprake is van ‘professies’: beroepen met een lang opleidingstraject, een inhoud gebaseerd op bewezen kennis en hoge kwalificatie-eisen. Andere kenmerken zijn onder meer autonomie in de beroepsuitoefening, een basis in wet- en regelgeving, diplomering en registervorming, en een hoog inkomen, prestige en respect. Kijkend naar deze kenmerken betitelen sommigen het leraarsberoep als een semiprofessie, vooral door de sterke en toenemende externe sturing. Veel leraren en lerarenopleiders ervaren de meeste zeggenschap in hun klaslokaal. Ze hebben een beperkte invloed op hun opleiding en werk. Verder heeft het leraarschap vergeleken met andere professies een relatief laag inkomen en beroepsprestige.
Interventies voor de vorming van een beroepsorganisatie
Er zijn drie modellen van beroepsvorming te onderscheiden:
- van bovenaf met de overheid als drijvende kracht;
- van buitenaf met de markt als belanghebbenden en
- van binnenuit door de beroepsgroep.
Vooral zelfsturing door de beroepsgroep draagt bij aan verdere beroepsvorming. Uitgaande van het laatstgenoemde model, zijn de volgende interventies van belang. De ontwikkeling van een professionele standaard door de beroepsgroep leraren is wenselijk. Een dergelijke standaard ondersteunt de leraar als professional en draagt daarmee bij aan kwalitatief goed onderwijs. Zo’n standaard vergt tijd om zich te ontwikkelen, moet dynamisch zijn en een houvast voor het handelen, geen keurslijf. Cruciaal is ook het creëren van een breed draagvlak binnen de beroepsgroep. Alle leden moeten ruim de gelegenheid krijgen om te praten over een professionele standaard. Het direct vaststellen ervan door afgevaardigden gaat niet werken.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Niek van den Berg (kennismakelaar Kennisrotonde)
Geraadpleegd expert: Marc van der Meer
Vraagsteller: beleidsmedewerker Ministerie van OCW
Vraag
Welke interventies zijn noodzakelijk voor het realiseren en in stand houden van een organisatie die de beroepsgroep leraren vertegenwoordigt (m.a.w. een formele, georganiseerde beroepsgroep leraren) en waarin leraren zich herkennen?
Kort antwoord
Empirisch onderzoek naar (interventies gericht op) de ontwikkeling van beroepsorganisaties in het onderwijs is schaars. Beschikbare literatuur betreft professionele redeneringen op basis van literatuurstudie, sector- en landenvergelijkingen, en interviews. Gegeven de beperkte stand van de kennis, lijkt het faciliteren van zelfsturing door de beroepsgroep in de ontwikkeling van een beroepsorganisatie het meest veelbelovend. Dit geldt vooral als die beroepsorganisatie een professionele oriëntatie centraal stelt, zoals in het geval van de ontwikkeling van een professionele standaard. Belangrijk daarbij is dat een beroepsorganisatie het draagvlak onder de leden borgt door de tijd te nemen voor een brede bespreking van voorstellen.
Toelichting antwoord
Achtergrond
De roep om (zelfsturing door) een georganiseerde beroepsgroep van leraren voert terug naar de oproep van de Stuurgroep Beroepskwaliteit Leraarschap (Akkerman & Mentink, 1997). Een aantal jaren later legde de Wet op de Beroepen in het Onderwijs (2014) het leraarschap als onderwijskundige professie vast. Impulsen voor de professionele ontwikkeling van leraren die daarop volgden zijn onder meer het Actieplan Leerkracht (2008), het Professioneel Statuut (2009), de Lerarenagenda 2013-2020, het voornemen om een Lerarenregister te realiseren, en de Lerarenbeurs en Promotiebeurs. De Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) had het opstellen van bekwaamheidseisen tot taak. SBL is later omgevormd tot Onderwijscoöperatie (James & Van der Meer, 2018). Per 2019 is ook de Onderwijscoöperatie gestopt (zie hierna).
In zijn Verkenning Leraren constateert Rinnooy Kan (2018) dat er op verschillende van de genoemde punten ter versterking van het leraarschap vooruitgang is geboekt, maar dat de Onderwijscoöperatie als versterker van de beroepsgroep onvoldoende succesvol is gebleken. Leraren geven desgevraagd aan zich onvoldoende betrokken te hebben gevoeld. Ook heeft er te veel nadruk gelegen op het Lerarenregister, dat door leraren eerder als bedreigend dan als ondersteunend werd ervaren.
Mede in het licht van het draagvlak onder leraren voor professionalisering pleit Rinnooy Kan voor het faciliteren van een bottom-up vorming van een beroepsgroep, ter vervanging van de Onderwijscoöperatie. In zijn kamerbrief over de Versterking van de Leraar van januari 2019 neemt minister Slob dit advies over. Hij erkent het belang van het bottom-up ontstaan van een sterke beroepsgroep, met vrijheid en ook verantwoordelijkheid. Volgens de minister ontbreekt echter een representatieve, door leraren zelf vormgegeven beroepsorganisatie die eisen stelt aan de uitoefening van het beroep en die zich kan uitspreken over beroepsethiek en scholing. De Beroepsvereniging Opleiders MBO (BVMBO) ziet hij als uitzondering en positief voorbeeld.
In reactie op de verkenning van Rinnooy Kan en de kamerbrief van Slob namen enkele leraren het initiatief tot een Lerarencollectief. Inmiddels zijn BVMBO en Lerarencollectief met faciliteiten van OCW verder aan de weg aan het timmeren.
Wat is er uit onderzoek bekend over de ontwikkeling van beroepsorganisaties en met name over wat bijdraagt aan een duurzame organisatie die leraren daadwerkelijk vertegenwoordigt? Om deze vraag te beantwoorden kijken we hieronder eerst naar de functies van beroepsorganisaties in het onderwijs en enkele andere sectoren. Daarna komen (onderzoeks)inzichten over interventies gericht op de vorming van beroepsorganisaties aan bod.
Beroepsorganisaties
Leraren nemen langs diverse lijnen deel aan beroepsorganisaties, bijvoorbeeld per vak (in de vele organisaties van vakdocenten, vooral in het voortgezet onderwijs, en verenigd in het Platform VVVO), per sector (bijvoorbeeld PO in Actie, BVMBO), per functie (bijvoorbeeld lerarenopleiders in de VELON), en gericht op de vakinhoud, professie en/of rechtspositionele belangenbehartiging.
Aan beroepsorganisaties van professionals (in het onderwijs en andere sectoren) wordt een aantal functies toegekend. Genoemde onderwijsorganisaties vervullen deze functies in meer of mindere mate naast elkaar.
- Ten eerste: het bewaken van de entree tot het beroep, en het toezicht op het niveau van het beroep via zaken als opleidingen en een kennisbasis, beroepsstandaard, beroepscode, gedragsregels en beroepsregister (Bots, 2007; Brekelmans & Van Es, 2017; Coonen, 2010; Heemskerk & Wats, 2014; Heystek, 2001; Milius & Becht, 2014; Schiffelers, Bos & Noordegraaf, 2014).
- Beroepsorganisaties van professionals kunnen ten tweede ondersteunend zijn voor de emancipatie van de beroepsgroep op grond van een gevoelde eigen verantwoordelijkheid voor het beroep en de relatie met de belanghebbenden (Boot, 2019). Daar waar professionaliteit en leercultuur zijn weggezakt, kan een beroepsorganisatie ook bijdragen aan het herstel daarvan (Heystek, 2001). Hoewel verwacht zou mogen worden dat beroepsorganisaties ook bijdragen aan de ontwikkeling van een collectieve identiteit en verbetering van het imago van de beroepsgroep, draagt volgens onderzoek onder leraren door Cörvers en collega’s (2017) participatie in beroepsgroepen in het onderwijs (nog niet) zichtbaar bij aan het zelfbeeld en de beroepstrots van leraren.
- Verder zijn beroepsorganisaties van professionals aanspreekpunt voor en namens de beroepsgroep. In het verlengde daarvan ligt belangenbehartiging op inhoudelijk terrein en (met name door vakbonden) op rechtspositioneel vlak (Leune, 1998; Mok en collega’s, 1998).
Genoemde functies van beroepsorganisaties van professionals gelden met name wanneer sprake is van beroepen die gekenmerkt worden door (zie onder meer Bots, 2007; Heystek, 2001; Van der Ploeg & Cörvers; Van der Zee, 2004; Van Veen en collega’s, 2009):
- Een kennisbasis ondersteund met evidentie
- Een lang opleidingstraject en hoge kwalificatie-eisen
- Een basis in wet- en regelgeving
- Autonomie in de beroepsuitoefening
- Mechanismen voor toegang, selectie en controle (denk aan diplomering en registervorming)
- Hoogbeoordeelde en onvervangbare (essentiële) dienstverlening
- Een hoog inkomen, prestige en respect
Kijkend naar deze lijst is het leraarsberoep volgens sommigen een semiprofessie, onder meer gezien de sterke en toenemende externe sturing (Coonen, 2010; Leune, 1998). Ook wordt wel gesproken van ‘streetlevel professionals’, gezien de inhoudelijke basis die door opleiding en socialisatie wordt bijgebracht, echter met werkzaamheden binnen kaderstellende schoolorganisaties (Brekelmans & Van Es, 2017). De meeste leraren en ook lerarenopleiders ervaren de meeste zeggenschap in hun klaslokaal, minder op schoolniveau. Ze hebben een beperkte invloed op hun opleiding en werk (Hogeling en collega’s, 2009; Leune, 1998; Swennen, 2012, 2013). Ook heeft het leraarschap vergeleken met andere professies een relatief laag inkomen en beroepsprestige (Van der Ploeg & Cörvers, 2018; Cörvers, 2019).
Werkzame interventies voor de vorming van beroepsorganisaties van leraren
In hun onderzoek naar de bijdrage die een beroepsstandaard zou kunnen leveren aan de beroepsvorming van leraren en de kwaliteit van het leraarschap, plaatsen Mok, Blees-Booij en Vrieze (1998) de rol van beroepsorganisaties in het bredere kader van het beroepsvormingsproces van leraren. Vak- en beroepsorganisaties passen in hun theoretisch kader in de functie van macht en gezag binnen een organisatieomgeving (de school) (Schema 1, p.416) en mogelijk ook binnen de maatschappelijke omgeving. Wat betreft dit laatste stellen de auteurs dat wanneer de leden van een beroepsgroep een niet (intern) concurrerende beroepsgemeenschap vormen, de politiek geneigd zal zijn macht te delegeren aan dit collectief, waardoor het een landelijke speler wordt (t.a.p., p.409-410).
Mok, Blees-Booij en Vrieze (1998) onderscheiden verder drie modellen van beroepsvorming, van bovenaf met de overheid als drijvende kracht, van buitenaf met de markt als belanghebbenden en van binnenuit door de beroepsgroep. Op basis van internationaal vergelijkend onderzoek komen de auteurs tot de conclusie (p.417-418) dat met name zelfsturing door de beroepsgroep bijdraagt aan verdere beroepsvorming (zie ook Freidson, 2001; aangehaald door Van der Meer, 2014). Ook Brekelmans en Van Es (2017) komen in hun (juridische) analyse van zelfregulering en zelfordening door beroepsgroepen tot de conclusie dat de ontwikkeling van een professionele standaard door de beroepsgroep leraren wenselijk is.
Een dergelijke standaard ondersteunt de leraar als professional en draagt daarmee bij aan kwalitatief goed onderwijs. Zo’n standaard vergt echter tijd om te ontwikkelen, moet dynamisch zijn, en moet geen keurslijf zijn, maar een houvast voor het handelen. Bovendien is er daadwerkelijke zelfregulering met een breed draagvlak binnen de beroepsgroep nodig; iets waar de Onderwijscoöperatie onvoldoende op heeft ingezet (Brekelmans & Van Es, 2017; zie ook Rinnooy Kan, 2018). Brekelmans en Van Es (t.a.v., p.7) noemen met name het belang van het breed in de beroepsgroep bespreken van een professionele standaard (of code als onderdeel daarvan), in plaats van het direct vaststellen ervan door afgevaardigden.
Waar ook in actueel beleid het belang van zelfsturing door de beroepsgroep wordt benadrukt (zie de eerder genoemde kamerbrief van de minister) wordt door sommigen ook gewaarschuwd dat zelfsturing te vergaand kan zijn c.q. te veel risico’s kan meebrengen. Deze risico’s ontstaan door versnippering over verschillende beroepsorganisaties, een beperkte overdraagbaarheid van de grondwettelijke overheidsverantwoordelijkheid voor het onderwijs, en de spanning tussen een vakbondsoriëntatie en een professionele oriëntatie, die ten koste van de professionele oriëntatie zou kunnen gaan (Leune, 1998).
Geraadpleegde bronnen
- Akkerman, P.W.C. & Mentink, D. (1997). Stuurgroep Beroepskwaliteit Leraarschap. Tekenen voor Kwaliteit. Groningen: Wolters-Noordhoff.
- Boot, J.M. (2018). Ontwikkeling van de kennisinfrastructuur van de verpleging en verzorging. In: M. van der Meer & E. Verheijen (2018). De ‘blik van buiten’. Ontwikkeling van de kennisinfrastructuur en professionalisering in het mbo. Een analyse van vier sectoren. (p.95-103). ’s-Hertogenbosch: ecbo.
- Bots, J.M. (2007). Beroepsvorming stimuleren: opdracht voor de VCR en de opleidingen. Management, Control & Accounting (MCA), 2007(1), 18-22.
- Brekelmans, F. & Van Es (2017). De professionele standaard in het onderwijs: enkele kanttekeningen. School en Wet, juni 2017, 5-12.
- Coonen, H.W.A.M. (2010). Professional governance door leraren. In: R. Klarus & F. de Vijlder (red.). Wat is goed onderwijs? Bestuur en regelgeving (p. 135-155). Den Haag: Boom: Lemma.
- Cörvers, F. (2019). De arbeidsmarktpositie van leraren: cycli, trends en (on)gewenst beleid op de onderwijsarbeidsmarkt. Keynote Onderwijs Research Dagen 2019.
- Cörvers, F., Mommers, A., Van der Ploeg, S. & Sapulete, S. (2017). Status en imago van de leraar in de 21ste eeuw (ROA-R-2017/5). Maastricht: ROA.
- Freidson, E. (2001). Professionalism: the Third Logic. Cambridge: Polity Press.
- Hogeling, L., Wartenbergh-Cras, F., Pass, J., Jacobs, J., Vrielink, S. & Honingh, M. (2009). De zeggenschap van leraren. Nulmeting in het po, vo, mbo en hbo. Nijmegen: ResearchNed.
- Heemskerk E. & Wats, M. (2014). De professie van het toezicht houden. Goed Bestuur & Toezicht, 2(2014), 33-39.
- Heystek, J. (2001). The contribution of teacher unions in the restauration of teacher professionalism and the culture of learning and teaching. South Africa Journal of Education, 21(4), 222-228.
- James, N. & Van der Meer, M. (2018). Rondom het Nationaal Onderwijsakkoord: Bestuurlijke samenwerking in de Stichting van het Onderwijs en de Onderwijscoöperatie. In: Cörvers, F. & Van der Meer, M. (2018). Onderwijs aan het werk – 2018. Analyse, feiten en visie over werken in het onderwijs (p.229-239). Den Haag: CAOP.
- Leune, J.M.G. (1998). Het leraarschap: knelpunten en perspectieven. In: H. Kleijer & G. Vrieze (red.). Leraarsberoep tussen kentering en continuïteit.
- Milius, H. & Becht, P. (2014). Professionele standaarden in de rechtspraak. Rechtstreeks, 1(2014), 12-16.
- Mok, A.L., Vrieze, G. & Warmerdam, J. (1997). Beroepsstandaarden voor leraren in het buitenland. Nijmegen: ITS.
- Mok, A., Blees-Booij, A. & Vrieze, G. (1998). Het proces van beroepsvorming bij leraren. Sociologische Gids, 45(6), 404-425.
- Ploeg, S. van der & Cörvers, F. (2018). Beroepsprestige van leraren gedaald. In: Cörvers, F. & Van der Meer, M. (2018). Onderwijs aan het werk – 2018. Analyse, feiten en visie over werken in het onderwijs (p.63-72). Den Haag: CAOP.
- Rinnooy Kan, A. (2018). Verkenning Leraren. Bijlage bij Aanbiedingsbrief Verkenning Leraren, Den Haag: Ministerie van OCW.
- Schiffelers, M.-J., Bos A. & Noordegraaf, M. (2014). ‘Collectief vakmanschap’. Leren van professionele standaarden in andere beroepsgroepen. Rechtstreeks, 1(2014), 17-36.
- Swennen, A. (2012). Van oppermeesters tot docenten hoger onderwijs: De ontwikkeling van het beroep en de identiteit van lerarenopleiders (proefschrift). Amsterdam: VU.
- Swennen, A. (2013). De ontwikkeling van het beroep van lerarenopleiders: een historisch perspectief. Tijdschrift voor lerarenopleiders, 34(4), 7-18.
- Van Veen, K., Meirink, J.A. & Zwart, R.C. (2009). Het leren van docenten in het kader van herregistratie. Leiden: Expertisecentrum leren van docenten.
- Van der Meer, M. (2014). Vakmensen en bewust vertrouwen. (oratie) Tilburg: Tilburg University.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

ANWB


Voedingscentrum


Augeo

.png)
Uitgeverij Ten Brink


oo.nl





























