Inclusie een kwestie van attitudes
Anke de Boer
Universitair docent - onderzoeker bij Rijksuniversiteit Groningen
Geraadpleegd op 15-10-2024,
van https://wij-leren.nl/inclusie-attitude.php
Onderzoek naar de acceptatie van leerlingen met leerlinggebonden financiering in het reguliere basisonderwijs
Inleiding
Het onderwijs in Nederland is er steeds meer op gericht om ook leerlingen met beperkingen onderwijs op maat te bieden in de reguliere (basis)school. Door de invoering van de leerlinggebonden financiering (LGF) is het mogelijk geworden om leerlingen met zintuigelijke-, lichamelijke- of verstandelijke beperkingen of psychiatrische problemen in het reguliere onderwijs op te nemen. Deze ontwikkeling wordt vaak aangeduid met ‘inclusief onderwijs’ en verwijst naar het handhaven van leerlingen met beperkingen in het reguliere onderwijs, in plaats van hen te verwijzen naar speciaal onderwijs.
In Nederland was het lange tijd ondenkbaar om leerlingen met beperkingen in het reguliere onderwijs op te nemen. Deze leerlingen volgden vooral onderwijs aan speciale scholen, waardoor ze minder contacten konden opdoen met hun leeftijdsgenoten zonder beperkingen. Speciale scholen staan immers vaak niet in de buurt, waardoor deze leerlingen meer moeten reizen en het contact met buurtgenoten verliezen. Een belangrijke gedachte achter ‘inclusief onderwijs’ is het belang van acceptatie van leerlingen met een beperking in de reguliere klas. Leerlingen met een beperking hebben meer mogelijkheden voor sociale contacten op een reguliere school dan in het speciaal onderwijs. De grote meerderheid vindt inderdaad sociale aansluiting bij klasgenoten in het regulier onderwijs. Voor deze leerlingen lijkt inclusief onderwijs een succes te zijn. Echter, een deel van de leerlingen met beperkingen wordt niet volledig geaccepteerd door klasgenoten. Dit is een zorgelijke constatering, want afwijzing door klasgenoten kan leiden tot aanpassingsproblemen, lage leerprestaties en psychosociale problemen op lange termijn. Waardoor het komt dat bepaalde leerlingen met beperkingen moeilijk worden geaccepteerd door hun klasgenoten is onbekend. Er wordt erondersteld dat de attitudes van direct betrokkenen, zoals leerkrachten, ouders en klasgenoten, hiermee te maken hebben. Bewijs voor deze veronderstelling is er tot op heden niet. Daarnaast is het onduidelijk of er andere factoren zijn die van invloed zijn op de acceptatie van leerlingen met beperkingen in de reguliere klas.
Om meer inzicht te krijgen in de acceptatie van leerlingen met beperkingen en de factoren die hier invloed op hebben, is de afgelopen jaren een onderzoek uitgevoerd vanuit de afdeling Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen. Het onderzoek richtte zicht op:
1) De acceptatie van leerlingen met LGF in de groepen 5, 6, 7 en 8 van het regulier onderwijs. Het onderzoek richtte zich op leerlingen met een cluster 4 indicatie1(voornamelijk leerlingen met de diagnose Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) of Autisme Spectrum Stoornissen (ASS)) in het reguliere basisonderwijs.
2) De attitude van leerkrachten, ouders en klasgenoten ten opzichte van leerlingen met een cluster 4 indicatie.
3) De invloed van attitude (en andere factoren) op de acceptatie van leerlingen met een cluster 4 indicatie in het reguliere basisonderwijs. In totaal hebben ongeveer 50 leerkrachten, 600 ouders en 1100 leerlingen meegedaan aan het onderzoek.
1Met de invoering van de Wet op de Expertise Centra in 2003 is het speciaal onderwijs in Nederland verdeeld in vier clusters, namelijk: cluster 1= leerlingen met visuele beperkingen,
cluster 2= leerlingen met auditieve beperkingen en spraak- taalmoeilijkheden, cluster 3= leerlingen met verstandelijke- en/of lichamelijke beperkingen en cluster 4= leerlingen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek.
Het meten van acceptatie
Om de acceptatie en vriendschappen van leerlingen met LGF door klasgenoten in kaart te brengen, hebben we gebruik gemaakt van de zogeheten ‘nominatieprocedure’.
De bovenstaande vraag geeft informatie over het aantal ontvangen nominaties van alle leerlingen. Bijvoorbeeld: in een klas van 20 leerlingen kan elke leerling maximaal 19 keer (20– zichzelf) genomineerd worden. Dit geeft inzicht in de acceptatie van de leerlingen in de klas. Het aantal ontvangen nominaties van de leerlingen met LGF en leerlingen zonder LGF wordt vervolgens met elkaar vergeleken. Daarnaast geeft de vraag informatie over de (wederzijdse) vriendschappen van de leerlingen. Hiervan is sprake als twee leerlingen elkaar nomineren als vriend. Bij een maximum van vijf nominaties (zie kader hierboven), kan een leerling dus maximaal vijf wederzijdse vrienden in de klas hebben. De antwoorden van de leerlingen op de vraag ‘wie zijn je beste
vrienden/vriendinnen in de klas’ kunnen omgezet worden in een sociogram2. Een sociogram is een figuur waarin de sociale relaties in een klas visueel zijn weergegeven (zie figuur 1).
2Via de website www.sometics.nl kunt u zelf een soortgelijk figuur maken van uw klas
Figuur 1. Sociogram waarin de acceptatie en de wederzijdse vrienden van de leerlingen in de klas zijn weergegeven.
De acceptatie van leerlingen met LGF
De vergelijking van de acceptatie van leerlingen met LGF en leerlingen zonder LGF laat zien dat er een duidelijk verschil is tussen beide groepen leerlingen. Leerlingen zonder LGF worden gemiddeld 3,9 keer genomineerd en hebben gemiddeld 2,5 vriendschappen. Leerlingen met LGF worden gemiddeld 2,5 keer genomineerd als vriend en hebben gemiddeld 1,7 vriendschap. In figuur 2 worden drie groepen leerlingen met elkaar vergeleken voor acceptatie en vriendschappen (reguliere leerlingen, leerlingen met ADHD, leerlingen met ASS). Er is hierin een verschil te zien in het aantal nominaties (acceptatie) en vriendschappen van leerlingen zonder LGF ten opzichte van de leerlingen met ADHD of leerlingen met ASS. Er is geen groot verschil in de acceptatie en het
aantal vriendschappen tussen leerlingen met ADHD en ASS.
Figuur 2. Gemiddeld aantal nominaties (acceptatie) en vriendschappen bij leerlingen zonder LGF, leerlingen met ADHD en leerlingen met ASS.
Wanneer we kijken naar het percentage leerlingen dat niet geaccepteerd is (zij die geen enkele nominatie hebben ontvangen), is er een duidelijk verschil zichtbaar tussen leerlingen zonder LGF en leerlingen met LGF. Een klein percentage van de leerlingen zonder LGF wordt niet geaccepteerd of heeft geen vriend in de klas. Voor leerlingen met ADHD of ASS ligt dit percentage hoger
(zie tabel 1).
Tabel 1. Overzicht van percentages van de acceptatie en vriendschappen in de klas, weergegeven voor de drie subgroepen: zonder LGF, met ADHD en met ASS.
De uitkomsten van het onderzoek geven aan dat ongeveer 10 tot 16% van de leerlingen met een cluster 4 indicatie niet of nauwelijks geaccepteerd wordt door hun klasgenoten in de reguliere klas. Het percentage leerlingen met LGF dat geen vriendschap in de klas heeft, ligt hoger (16 tot 24 %). Deze uitkomsten zijn in eerder Nederlands onderzoek ook gevonden3. Onderzoeken
in andere landen geven vergelijkbare uitkomsten: leerlingen met een beperking worden minder geaccepteerd en hebben minder vrienden in de klas in vergelijking met klasgenoten zonder een beperking. Leerlingen met gedragsproblemen (waaronder ADHD) hebben vooral moeite met het krijgen van vriendschappen in de reguliere klas.
3Raadpleeg bijvoorbeeld het artikel van M. Koster, E.J. van Houten, H. Nakken, & S.J. Pijl (2010).
Sociale participatie van leerlingen met leerlinggebonden financiering binnen het regulier basisonderwijs.
Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 49(4), 169-175.
De gevolgen van afwijzing
Acceptatie en het hebben van vrienden is belangrijk in de sociale ontwikkeling van kinderen. Naast het contact met ouders brengen kinderen de meeste tijd door met vrienden, wat in de basisschoolleeftijd vaak klasgenoten zijn. Afwijzing door klasgenoten of geen vrienden hebben heeft vaak een negatieve invloed op de sociale ontwikkeling van kinderen. Kinderen die geliefd zijn bij anderen, hebben meer zelfvertrouwen, laten betere leerprestaties zien en zijn meer betrokken bij school. Daarnaast voelen deze kinderen zich minder alleen en zijn ze minder depressief dan leerlingen die minder geliefd zijn. Kinderen die niet geaccepteerd worden of geen vrienden hebben voelen zich eenzamer, depressiever, presteren minder goed op school en krijgen op latere leeftijd vaker sociaal- emotionele problemen dan kinderen die geaccepteerd worden of vrienden hebben. Zoals eerder beschreven, worden kinderen met beperkingen minder goed geaccepteerd dan leeftijdsgenoten zonder beperkingen. Daarnaast is het voor deze kinderen niet vanzelfsprekend om een vriend(in) in de klas te hebben. Deze uitkomsten geven, samen met de negatieve gevolgen van afwijzing, aan dat het belangrijk is om te onderzoeken door welke factoren dit wordt beïnvloed en hoe de situatie voor kinderen met beperkingen in de reguliere klas verbeterd kan worden. Er wordt verwacht dat de attitude van direct betrokkenen (zoals leerkrachten, ouders en klasgenoten) een rol speelt in de acceptatieproblemen van kinderen met een beperking. Hierna wordt ingegaan op de attitudes van deze drie groepen.
Het meten van attitude
We hebben de attitude van leerkrachten, ouders en klasgenoten in kaart gebracht door middel van vragenlijsten. Om de attitude ten opzichte van leerlingen met een cluster 4 indicatie te kunnen beschrijven, hebben we gebruik gemaakt van een situatieomschrijving4. In deze situatieomschrijving staat een kind centraal dat kenmerken laat zien van ADHD of PDD-NOS. Deze situatieomschrijving is aan de deelnemende leerkrachten, ouders en klasgenoten voorgelegd en vervolgens is aan hen gevraagd om de stellingen in de vragenlijst te beantwoorden. Elke leerkracht/ouder/klasgenoot heeft een vragenlijst ingevuld over óf ADHD óf over PDD-NOS5. De situatieomschrijvingen zijn hieronder weergegeven.
4 Deze vorm van bevraging kunt u ook zelf gebruiken om de attitudes tegenover leerlingen met beperkingen van direct betrokkenen in uw school/samenwerkingsverband in kaart te brengen.
5Deze situatieomschrijvingen zijn gebruikt voor leerkrachten en ouders. Voor de leerlingen zijn geslachtsspecifieke situatieomschrijvingen gemaakt, waardoor meisjes een vragenlijst hebben
ingevuld over Janet/Sandra en jongens over Mark/Alex. Daarnaast is het type beperking in de vragenlijst voor de leerlingen niet genoemd.
De attitude van leerkrachten, ouders en klasgenoten
Attitude van leerkrachten
De leerkrachten die mee hebben gedaan aan het onderzoek geven aan dat ze positief staan tegenover de opname van leerlingen met beperkingen in de reguliere klas. Zo vinden ze dat leerlingen met beperkingen het recht hebben om onderwijs te volgen aan een reguliere school. Het merendeel van de leerkrachten voelt zich competent om leerlingen met beperkingen te onderwijzen. Daarnaast zijn leerkrachten bereid aanpassingen te doen aan hun dagelijkse programma en willen ze hun handelen en de klas zo aanpassen dat ze leerlingen met beperkingen in de klas op kunnen nemen. De antwoorden van de leerkrachten verschillen niet per situatieomschrijving, wat betekent dat het type beperking niet van invloed is op de attitude van leerkrachten.
Attitude van ouders
De attitude van ouders laat een meer genuanceerd beeld zien. Ouders hebben een neutrale attitude. Aan de ene kant onderstrepen ouders de gedachte van ‘inclusief onderwijs’ en geven ze aan dat het goed is dat leerlingen met beperkingen de mogelijkheid krijgen om naar het reguliere onderwijs te gaan. Aan de andere kant blijkt dat ouders minder positief zijn als het gaat om persoonlijk contact tussen hun eigen kind zonder beperking en het kind met een beperking. Zo heeft het merendeel van de ouders er moeite mee wanneer hun kind een kind met ADHD zou uitnodigen voor zijn/haar verjaardagsfeestje.
Voor- en nadelen van inclusief onderwijs
Ouders zien zowel voordelen als nadelen in de opname van kinderen met beperkingen in het reguliere onderwijs. Als het gaat om hun eigen kind zondercbeperking zien ouders voornamelijk voordelen: een grote groep ouders denkt dat inclusief onderwijs leidt tot meer acceptatie van mensen met beperkingen in de maatschappij, het leren omgaan met mensen met beperkingen en het leren omgaan met eigen sterke/zwakke kanten.Als het gaat om de opname van een kind met een beperking in de reguliere klas hebben ouders zorgen. Ouders denken bijvoorbeeld dat de opname in een reguliere klas negatieve gevolgen kan hebben voor de emotionele ontwikkeling van kinderen met beperkingen. Daarnaast denken ouders dat kinderen met beperkingen minder vrienden krijgen in het reguliere onderwijs dan in het speciaal onderwijs en dat ze vaker afgewezen worden. Voor de meeste antwoorden geldt dat ouders niet anders aankijken tegen de opname van kinderen met ADHD of ASS, behalve wanneer het gaat om eventueel direct contact tussen hun eigen kind (zonder beperking) en het kind met de beperking. Dan zijn ouders negatiever over kinderen met ADHD. Het percentage negatieve en positieve antwoorden op een aantal stellingen is te zien in tabel 2.
Tabel 2. Percentage negatieve en positieve antwoorden van ouders op de attitude stellingen (N= 508).
Attitude van klasgenoten
Klasgenoten hebben gemiddeld een neutrale attitude, wat betekent dat ze niet uitgesproken negatief of uitgesproken positief zijn over leeftijdsgenoten met ADHD of ASS. De klasgenoten laten wel nuances zien in hun attitude en zijn terughoudend als het gaat om meer persoonlijk contact. Zo zou ongeveer de helft van de klasgenoten de leeftijdsgenoot met de beperking niet uitnodigen voor zijn verjaardagsfeestje. Ook zou het merendeel van de klasgenoten geen geheimen delen met Mark/Sandra. De uitkomsten geven aan dat klasgenoten de meest negatieve attitude hebben als het gaat om een leeftijdsgenoot met ADHD. De resultaten laten zien dat jongens een meer negatieve attitude hebben ten opzichte van leeftijdsgenoten met een beperking dan meisjes. Daarnaast zijn
jongere leerlingen ook negatiever dan oudere leerlingen. Dit betekent dat jongens in bijvoorbeeld groep 5 geen neutrale attitude meer hebben, maar een negatieve attitude.
Tabel 3. Percentage negatieve en positieve antwoorden van klasgenoten op de attitude stellingen (N= 1113).
De invloed van ouders op hun kind
Vanuit verschillende ontwikkelingstheorieën is het bekend dat ouders eengrote invloed hebben op de ontwikkeling van hun kind(eren). Ouders speleneen belangrijke rol in de ontwikkeling van schoolse vaardigheden en sociale vaardigheden van het kind. Of de attitude van ouders tegenover kinderen met beperkingen van invloed is op de attitude van hun kind(eren), hebben we in dit onderzoek bekeken. Dit hebben we gedaan door de vragenlijsten van de ouders en hun kind(eren) aan elkaar te koppelen, waardoor de situatieomschrijving in de oudervragenlijst overeenkwam met de situatieomschrijving in de vragenlijst van het kind.
Factoren die de acceptatie van leerling met LGF beïnvloeden
In de afgelopen jaren is er vooral aandacht geweest voor het beschrijven van de acceptatie en vriendschappen van leerlingen met een beperking in het reguliere onderwijs. Er is erg weinig zicht op factoren die invloed hebben op deze acceptatie. Om hier meer zicht op te krijgen hebben we een drietal factoren meegenomen in het onderzoek: kenmerken van de LGF-leerling, kenmerken van de klasgenoot en kenmerken van de klas. We hebben in het onderzoek vooral gekeken naar factoren die beïnvloed kunnen worden in interventies en geen aandacht gegeven aan bijvoorbeeld de invloed van uiterlijke kenmerken van de LGF-leerling. Zoals in figuur 1 (zie pag. 4) te zien is, zijn er in het basisonderwijs vaak twee sociale netwerken in een klas aan te duiden: een jongens- en meisjesnetwerk. Dit betekent dat leerlingen in deze leeftijd vooral omgaan met leeftijdsgenoten van hetzelfde geslacht. Hierdoor komt het in de leeftijd van 8 tot 12 jaar maar weinig voor dat meisjes en jongens elkaar kiezen als vriend. Op basis van deze bevinding hebben we afzonderlijk gekeken naar de invloed van verschillende factoren op de acceptatie van jongens en meisjes met LGF.
Kenmerken van de LGF-leerling
Uit het onderzoek blijkt dat leerlingen met ADHD en leerlingen met ASS niet van elkaar verschillen in hun acceptatie. Dit betekent dat het type beperking geen invloed heeft op de acceptatie door klasgenoten. Daarnaast geven de uitkomsten aan dat de sociale problemen in de klas (zoals pesten en eenzaamheid) van meisjes met LGF van invloed is op hun acceptatie. Hoe meer sociale problemen meisjes met LGF hebben in de klas, hoe minder de kans dat zij geaccepteerd worden door klasgenoten. Sociale problemen in de klas van jongens met LGF hebben geen invloed op hun acceptatie door klasgenoten.
Kenmerken van de klasgenoot
Als kenmerk van klasgenoten hebben we gekeken naar de invloed van hun attitude op de acceptatie van LGF-leerlingen. De uitkomsten laten zien dat de attitude van klasgenoten invloed heeft op de acceptatie van LGF-leerlingen.Voor jongens en meisjes zijn de uitkomsten wel verschillend: jongens worden beïnvloed door de groep waar ze bij horen en laten dit meespelen in de acceptatie van een leerling met LGF. Meisjes kijken meer vanuit hun eigen persoonlijke referentiekader en zijn minder gevoelig voor de groep waar ze bij horen.
Kenmerken van de klas
De invloed van de aanwezigheid van een klas-assistent op de acceptatie van leerlingen met een LGF is meegenomen in het onderzoek als een kenmerk van de klas. Het blijkt dat een klas-assistent een negatieve invloed heeft op de acceptatie. Dit lijkt misschien een onverwachte uitkomst, maar deze uitkomst is in lijn met onderzoeken die uitgevoerd zijn in andere landen. De klasassistent brengt vaak veel tijd door met de LGF-leerling waardoor hij/zij door de klasgenoten als ‘anders’ wordt gezien. Bovendien zorgt een klas-assistent ervoor dat mogelijkheden voor contact tussen leerlingen met en zonder LGF beperkt worden.
Aspecten die de acceptatie van leerlingen met LGF verbeteren
Het is mogelijk om de acceptatie van leerlingen met LGF te verbeteren door verschillende aspecten, waaronder:
• Het verminderen van sociale problemen van meisjes LGF door bijvoorbeeld sociale vaardigheidstraining of assertiviteitstraining. Hierin is het vooral belangrijk aandacht te geven aan het verminderen van afhankelijkheidsgevoel, pestgedrag en minderwaardigheidsgevoel.
• Het beïnvloeden van de attitude van leerlingen ten aanzien van klasgenoten met LGF. Dit kan gedaan worden door:
o De onderlinge contacten tussen de leerlingen zonder LGF en leerlingen met LGF in de klas te versterken door bijvoorbeeld coöperatief leren;
o Leerlingen meer te leren over beperkingen en hoe ze daarmee om kunnen gaan door bijvoorbeeld het project ‘Iedereen hoort erbij’.
• Het verminderen van nadrukkelijke ondersteuning van de klas-assistent aan de leerling met LGF, maar andere leerlingen betrekken bij bijvoorbeeld extra instructie, het uitvoeren van taken of opdrachten.
Coöperatief leren
Coöperatief leren is een vorm van samenwerken die op zowel het leren als op de onderlinge contacten van leerlingen goede resultaten laat zien. Binnen coöperatief leren werken leerlingen zonder beperkingen en leerlingen met beperkingen gezamenlijk aan een gestructureerde opdracht. Om coöperatief leren effectief te laten zijn is het belangrijk dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan6:
• Positieve wederzijdse afhankelijkheid
Tijdens het coöperatief leren worden de opdrachten zo geformuleerd dat leerlingen van elkaar afhankelijk zijn om tot een goed resultaat te komen. De opdrachten kunnen alleen slagen als deze samen worden uitgevoerd. Dit betekent dat elk groepslid een bijdrage moet leveren en zich moet inspannen om tot een goed resultaat te komen.
• Individuele verantwoordelijkheid
Elk groepslid is aanspreekbaar op de eigen inbreng en op het groepsresultaat. Het is belangrijk aan te geven dat alle groepsleden beter worden van samenwerkend leren.
• Directe interactie
In de opdrachten binnen coöperatief leren staat directe interactie in een groepje centraal. Er wordt samen gepraat en samen aan de opdracht gewerkt. Daarom is het belangrijk het volgende in acht te nemen:
o De opdracht moet interactie tussen leerlingen uitlokken;
o Het niveau van de opdracht moet aansluiten bij alle leerlingen in de groep;|
o De leerlingen moeten elkaar aan kunnen kijken tijdens het samenwerken.
• Sociale vaardigheden
Om goed te kunnen samenwerken, zijn sociale vaardigheden van belang. Niet alle leerlingen leren deze vaardigheden automatisch zodat deze aangeleerd moeten worden voordat er gestart wordt met coöperatief leren.
• Aandacht voor het groepsproces
Het bespreken van het proces in de groep is belangrijk binnen coöperatief leren. Hierdoor leren de leerlingen hoe de samenwerking gaat en hoe ze het kunnen verbeteren.
6Meer informatie over coöperatief leren is te vinden in: L. Jansen & M. Förrer (2008). Coöperatief leren binnen Passend Onderwijs, Amersfoort: CPS.
Project ‘Iedereen hoort erbij’
Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat klasgenoten vaak onbegrip hebben voor leerlingen met beperkingen. Dit onbegrip kan voortkomen uit een gebrek aan kennis over bijvoorbeeld de beperking van de leerling. Om basisschoolleerlingen meer te leren over beperkingen is het project ‘Iedereen hoort erbij’ opgezet7. Dit project heeft als doel om de attitude van basisschoolleerlingen tegenover leerlingen met beperkingen positief te beïnvloeden en de acceptatie van deze leerlingen te bevorderen. Gedurende vier weken worden er elke week twee voorgestructureerde lessen gegeven door de leerkracht. In de eerste les wordt er op een speelse manier meer uitleg gegeven over een bepaald type beperking (bijvoorbeeld autisme). Tijdens de lessen wordt er gebruik gemaakt van bestaande voorleesboeken of videomateriaal waarin een kind met een beperking centraal staat. Naar aanleiding van het verhaal wordt er een kringgesprek met de klas gevoerd. In de tweede les wordt er aandacht gegeven aan de gevolgen van de beperking in het dagelijks leven.
7Meer informatie kunt u vinden op: www.iedereenhoorterbij.nl of contact opnemen met de auteur van deze brochure
Wat kunt u zelf doen?
Het in kaart brengen van de acceptatie van leerlingen in de klas
Er zijn verschillende manieren om de acceptatie en onderlinge sociale relaties van leerlingen in de klas in kaart te brengen. Hieronder worden een paar genoemd:
• Neem een sociogram af door leerlingen de volgende vraag te stellen: Met wie ben je beste vrienden in de klas of met wie doe je het liefst een opdracht samen?
Een sociogram is een screeningsinstrument om goed zicht te krijgen in de onderlinge relaties in de klas. Hierdoor wordt duidelijk welke leerlingen elkaar graag mogen en met elkaar omgaan, en welke leerlingen een kwetsbare sociale positie innemen in de klas.
• Observeer het aantal interacties van de leerling met LGF.|
• Neem eventueel andere vragenlijsten af of gebruik een leerlingvolgsysteem om de sociaal-emotionele ontwikkeling in kaart te brengen. Voorbeelden hiervan zijn: Sociaal Competentie Observatie Lijst (SCOL)8of het Volg Instrument Sociaal Emotionele Ontwikkeling (VISEON)9.
8Voor meer informatie zie: www.scol.nl.
9Voor meer informatie zie: www.cito.nl.
Het verbeteren van de acceptatie van leerlingen in de klas
• Bespreek in de groep dat iedereen anders is en leerlingen met een beperking gelijkwaardig zijn en net als anderen met respect benaderd moeten worden.|
• Benadruk de positieve kanten van de beperking, bijvoorbeeld: kinderen met ADHD hebben heel veel energie10.
• Maak duidelijke afspraken over de omgang met elkaar.
• Zorg ervoor dat het ‘anders zijn’ van de LGF-leerling niet te veel benadruktm wordt in gesprekken en opdrachten. Anders wordt er een uitzonderingspositie gecreëerd en valt de leerling extra op in de groep.
• Stimuleer de competentie en inzet van de leerling met LGF.
• Zorg dat problemen besproken worden met de leerling en de ouders.
• Betrek ouders bij problemen in de klas en benadruk dat een positieve attitude van ouders van invloed is op de attitudevorming van hun kind.
• Overweeg om interventies te integreren in het onderwijsprogramma, zoals coöperatief leren of het project ‘Iedereen hoort erbij11.
10Via de website www.uitgeverijpica.nl kunt u posters zoals ‘pluspunten ADHD’ bestellen en in de klas ophangen.
11Voor meer informatie over het project kunt u contact opnemen met de auteur van deze brochure.
Samenvatting
In dit artikel is gekeken naar de acceptatie en vriendschappen van LGFleerlingen in het reguliere basisonderwijs. De uitkomsten geven aan dat leerlingen met LGF minder goed geaccepteerd zijn en minder vriendschappen hebben dan hun klasgenoten zonder LGF. Vervolgens is er gekeken naar de attitude van leerkrachten, ouders en klasgenoten ten aanzien van leerlingen met LGF (ADHD en PDD-NOS) in het reguliere basisonderwijs. Alle drie groepen hebben een neutrale attitude, wat betekent dat zij niet uitgesproken negatief of uitgesproken positief zijn over de opname van leerlingen met ADHD en PDD-NOS in het reguliere basisonderwijs. De invloed van verschillende factoren op de attitude van klasgenoten en de acceptatie van LGF-leerlingen is weergegeven in figuur 3.
Figuur 3. Samenvatting van de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek.
Vragen of meer informatie
Als u meer wilt weten of vragen heeft over het onderwerp leerlingen met een beperking in het reguliere onderwijs kunt u te allen tijde contact met ons opnemen. Wij geven u graag meer informatie, verzorgen graag presentaties of ouderavonden. Ook als er vanuit uw organisatie, samenwerkingsverband of school (onderzoeks)vragen zijn die raakvlakken hebben met het onderwerp van deze brochure horen wij dat graag. In het kader van afstudeerprojecten zijn wij regelmatig op zoek naar organisaties/scholen die een onderzoeksvraag beantwoord willen zien.