Het Ontwikkelingsperspectief als groeimodel
Korstiaan Karels
Onderwijsadviseur en rekenexpert bij Viatora.nl
Geraadpleegd op 11-11-2024,
van https://wij-leren.nl/ontwikkelingsperspectief-groeimodel.php
Inspectieproof format
Wanneer en voor welke leerling moet een ontwikkelingsperspectief (OPP) worden opgesteld? En wat is een bruikbaar en inspectie-proof format? In dit artikel wordt op beide zaken ingegaan. Het artikel laat zich lezen als een handleiding bij het format dat u door wij-leren.nl wordt aangeboden.
Bij de samenstelling van dit format is rekening gehouden met de publicatie van de PO-raad ‘Ontwikkelingsperspectief in het basisonderwijs’. Onderaan het artikel kunt u het format downloaden.
De handigste manier om het Ontwikkelingsperspectief op te stellen is door het als een groeimodel te gebruiken. Dat wil zeggen dat een OPP in principe gebruikt kan worden binnen de basisschool. Wanneer de problematiek complexer wordt en aanvraag van advies en/of ondersteuning bij het samenwerkingsverband noodzakelijk wordt, kan vervolgens hetzelfde document worden aangevuld. Het is zeer wenselijk dat binnen het samenwerkingsverband op een eenduidige manier met een herkenbaar format wordt gewerkt.
Binnen de basisschool wordt een OPP alleen opgesteld voor leerlingen waarvan duidelijk is dat zij beperkte cognitieve capaciteiten (maximaal niveau eind groep 7) hebben. Als gevolg daarvan worden zij losgekoppeld van het reguliere programma en krijgen eigen leerlijn voor taal én rekenen en wiskunde. Het gaat hier dus om uitzonderingsgevallen. Wanneer voor deze leerlingen een OPP is opgesteld volgens onderstaande werkwijze, dan kan de school de resultaten van deze leerlingen uitsluiten bij de beoordeling van de opbrengsten. Om hierover te kunnen oordelen volgen de richtlijnen van de PO-raad, gebruikt u dit (hyperlink naar beslisschema in pdf, tevens als afbeelding bijvoegen) beslisschema.
Rubrieken A en B
In rubriek A worden de relevante gegevens van de leerling vermeld. Rubriek B bevat de bouwstenen voor het ontwikkelingsperspectief. In rubriek B1 vermeldt u de voorgeschiedenis van de leerling. U kunt volstaan met het noteren van kruisjes voor de leer- en ontwikkelingsgebieden waarvoor de leerling een handelingsplan heeft of heeft gehad. Indien nodig kunt u deze als bijlage toevoegen. In rubriek B2 beschrijft u per ontwikkelingsgebied de belemmerende én bevorderende factoren. Voor wat betreft de thuissituatie, wordt er geen onderscheid gemaakt in belemmerende en bevorderende factoren. Beschrijf vooral de feitelijke situatie.
Onderzoeksgegevens worden genoteerd in rubriek B3. Als er een nieuw psychologisch onderzoek afgenomen is, worden de gegevens toegevoegd. Voeg de belangrijke gegevens uit het psychologisch rapport ook in bij B2, beschermende en belemmerende factoren, zodat daar in de lessen rekening mee gehouden kan worden (vb. zwak auditief korte termijn geheugen bij belemmerende factoren).
Rubriek C, Toetsresultaten en LRV
In deze rubriek geeft u een overzicht van de toetsresultaten. In veel gevallen kunnen de resultaten ook uit het digitaal leerlingvolgsysteem worden bijgevoegd. Uiteraard volstaat u dan met een verwijzing naar deze overzichten en voegt ze toe als bijlage.
In dit format wordt gebruik gemaakt van Leerrendementsverwachting (LRV). Deze is te berekenen vanuit het DL en het DLE (DLE/DL=LRV). Een andere manier is om gebruik te maken van de vaardigheidscores. In dat geval wordt gesproken van een geplande vaardigheidsgroei (GVG). Beide manieren zijn goed te verdedigen; de keuze voor het gebruik van LRV is voornamelijk ingegeven door de praktische bruikbaarheid en wordt gesteund door onder andere deze artikelen: Het verantwoord gebruik van Didactische Leeftijds Equivalenten (DLE’s) en ‘De kritiek op DLE’s weerlegd’.
De LRV dient een beredeneerd en gewogen gemiddelde te zijn, en geen geautomatiseerd gemiddelde. Dat betekent dat bij het bepalen van de LRV weliswaar berekend wordt wat de leerwinst is tussen (minimaal drie) verschillende toetsen; bij het vaststellen van de verwachte groei dienen echter de hierboven beschreven belemmerende en bevorderende ontwikkelingsfactoren meegewogen te worden. In het groeps-of handelingsplan wordt genoteerd hoe hieraan gewerkt is en wat de evaluatie daarvan was.
Bij het vaststellen van leerrendementsverwachting is bij spelling en technisch lezen het leerrendement van afgelopen periode zeer bepalend. Bij begrijpend lezen en rekenen is juist de bouwsteen IQ heel bepalend.
Het vaststellen van de LRV en uitstroomverwachting wordt gedaan door IB-er én de leerkracht. Bij twijfelgevallen wordt een orthopedagoog geraadpleegd. De redenering om tot de LRV te komen dient bij ‘verantwoording van de LRV’ beschreven te worden.
Het verwachte uitstroomniveau
Het uitstroomniveau wordt alleen bepaald voor leerlingen met een DL van minimaal 27. Voor jongere leerlingen is het niet mogelijk/niet verstandig om al een uitspraak te doen over het verwachte uitstroomniveau.
In deze vakken wordt het verwachte niveau gegeven van de leerling bij een DL van 60, dus eind groep 8. De aanpak in het onderwijs richt zich op de streefdoelen. De minimumdoelen worden gegeven om een bandbreedte te benoemen waarbinnen de leerling in ieder geval moet presteren. De LRV wordt vanaf het derde toetsmoment aangegeven.
De verwachte uitstroombestemming
Het uitstroomniveau kan per vakgebied verschillen; de uitstroombestemming is een uitspraak over het verwachte of geplande vervolgonderwijs. Deze uitspraak is opnieuw een gewogen besluit op basis van de uitstroomniveaus van de verschillende hoofdvakken én de belemmerende en bevorderende ontwikkelingsfactoren. Een prognose uit een digitaal leerlingvolgsysteem kan meegewogen worden, maar mag nooit automatisch overgenomen worden.
Voor het bepalen van het realistisch te verwachten vervolgonderwijs gelden de volgende vuistregels:
- PRO: IQ tussen 55 en 80. DLE lager dan 30 (bij een DL van 60) bij minimaal 2 van 4 leerdomeinen (TL, SPE, R&W, BL) waarvan tenminste 1 bij R&W en/of BL
- LWOO: IQ tussen 75 en 90. DLE tussen 30 en 45 bij minimaal 2 van 4 leerdomeinen (TL, SPE, R&W, BL) waarvan tenminste 1 bij R&W en/of BL
- LWOO: IQ tussen 91 en 120. DLE tussen30 en 45 bij minimaal 2 van 4 leerdomeinen (TL, SPE, R&W, BL) waarvan tenminste 1 bij R&W en/of BL + SEO-problematiek
- VMBO: IQ tussen 91 en 120. DLE minimaal 45 voor tenminste R&W en BL
Bij de vorm van ondersteuning kan behalve aan LWOO ook gedacht worden aan een integratie- of trajectklas of een cluster 4 voorziening.
Het bepalen van tussendoelen
In rubriek D worden tussendoelen aangegeven nadat in rubriek C een uitspraak is gedaan over de LRV en de verwachte uitstroombestemming. Bij voorspellingen over een langere periode is er altijd sprake van een grote onzekerheidsmarge. Vandaar dat alleen tussendoelen worden bepaald voor maximaal twee toetsmomenten in de toekomst. Geef bij beide toetsmomenten de doelen aan in een bandbreedte: een minimumdoel en een streefdoel. Er is een rekenhulp als Excel-bestand beschikbaar (maak hyperlink). Deze rekenhulp kan helpen om de doelen te bepalen, maar tussendoelen zullen ook altijd gewogen en beredeneerd moeten zijn. Voor vakgebieden waar de leerling zich goed/normaal ontwikkelt, verwijst u naar het groepsplan.
Behalve leergebiedspecifieke doelen, zullen er in de meeste gevallen ook doelen zijn die leergebiedoverstijgend zijn.
Het planningsdeel
Formeel is een OPP pas compleet als de doelen worden uitgewerkt in beschrijving van aanpak, leerstofaanbod en regelmatige evaluatie. Om praktische redenen kan volstaan worden met een verwijzing naar bestaande hulpplannen en groepsplannen. Realiseert u zich dat deze plannen dus voorzien moeten zijn van een heldere koppeling met de hier beschreven doelen, een duidelijke formulering van de onderwijsbehoefte en de genoemde aanpak, leerstof en evaluatie.
Ondersteuning vanuit het Samenwerkingsverband.
Wanneer de leerling binnen de basisondersteuning geholpen kan worden, is het OPP in principe compleet, echter wanneer er ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband nodig is, zal de commissie die beslist over de toekenning van middelen en arrangementen (meestal het loket genoemd) er prijs op stellen dat de school de ondersteuningsbehoefte van de leerling en de leerkracht formuleert. Daarvoor dient rubriek E.
Beschrijf bij E1 concreet en kindspecifiek wat de leerling nodig heeft. Gebruik ter inspiratie voorbeeldzinnen uit publicaties over handelingsgericht werken. Vul bij ‘Aanvraag arrangement type en zwaarte’ de omschrijving en de zwaarte van het arrangement in die binnen het samenwerkingsverband gebruikelijk zijn.
Rubriek E2 biedt ruimte om de (extra) ondersteuningsbehoefte leerkracht concreet te formuleren. Hiermee is het groeidocument compleet.
Toestemmingsverklaring en Vaststelling (rubriek F)
Gezien de inhoud van dit document is het zeer wenselijk dat het bepalen van het ontwikkelingsperspectief van de leerling besproken wordt met de ouders. Het overleg van de school met de ouders is op overeenstemming gericht; ouders zetten geen handtekening voor akkoord, maar voor gezien. Het OPP dient jaarlijks met de ouders besproken te worden. Voor gebruik binnen school is rubriek F1 uiteraard niet van toepassing; deze kan dan verwijderd worden.
Beknopt OPP voor gebruik binnen school
Binnen de basisondersteuning is het werken met een OPP niet verplicht, maar in sommige gevallen wel wenselijk. De rubrieken A t/m D zijn voldoende voor een OPP dat alleen een functie heeft binnen de school. Het geeft een verantwoording van de speciale ondersteuning die de leerling krijgt, maar die binnen de basisondersteuning valt. De onderwijs- en ondersteuningsbehoeften dienen dan wel te worden beschreven in een aanvullend groeps- of hulpplan. Wanneer de leerling wordt aangemeld bij het samenwerkingsverband voor extra ondersteuning dient wel het volledig OPP worden ingevuld.
Documenten
De in dit artikel beschreven documenten kunt u via de links hieronder downloaden.
Format ontwikkelingsperspectief (Word)
Beslisschema OPP (PDF)
Rekenhulp tussendoelen (Excel)