Hoe kunnen mbo 3/4 -studenten in een versneld programma succesvol een diploma halen?

Geplaatst op 31 januari 2019

Samenvatting

Voor mbo-instellingen is het vooral inhoudelijk een uitdaging om een versneld programma aan te bieden. Er zijn verschillende aspecten waarmee rekening moet worden gehouden: selectie van studenten, opbouw van de opleiding en herziening van het lesprogramma. Ook moet er worden nagedacht over de onderwijsactiviteiten en het toetsprogramma, en de vaardigheden van docenten.

Mbo-instellingen zijn ervan overtuigd dat meer maatwerk en flexibiliteit wenselijk en zelfs noodzakelijk is. Roc’s kennen immers een diverse groep studenten met elk hun eigen leervragen en loopbaanperspectieven. Het versnellen van een programma (dat ook een vorm van flexibiliseren is) vraagt enerzijds kennis van de wettelijke kaders en anderzijds van de organisatorische en inhoudelijke aandachtspunten.

Wet- en regelgeving bieden de instellingen voldoende ruimte om de organisatie van hun onderwijs af te stemmen op flexibilisering. Onderwijskundig is de overstap naar verkorte trajecten echter ingrijpender. Het curriculum moet worden aangepast. Waar nodig worden nieuwe werkvormen en manieren van toetsing ontwikkeld. In veel gevallen betekent dit ook dat docenten meer complexe vaardigheden moeten ontwikkelen en inzetten.

Professionalisering

Flexibilisering vraagt van docenten dat zij goed de verschillende leerbehoeften en ontwikkelingsniveaus van leerlingen in kunnen schatten. En dat ze de leerinhoud inhoudelijk en qua niveau daarop kunnen afstemmen. Voorbeelden van differentiatie zijn leerlingen begeleiden en coachen in plaats van direct leerstof overbrengen. Een complicerende factor in het mbo is dat niet alleen docenten verantwoordelijk zijn voor het onderwijs maar in toenemende mate ook instructeurs, bedrijfsbegeleiders en studiebegeleiders. Waar sprake is van versnelling en flexibilisering, is aandacht voor professionalisering van al deze ‘onderwijsgevenden’ noodzakelijk.

Digitale middelen

Differentiatie, bijvoorbeeld in de vorm van een versneld traject, gaat gepaard met aanpassingen in het curriculum. Lesmethoden moeten mogelijk worden losgelaten. Elektronische leeromgevingen en een meer modulair onderwijsaanbod bieden goede mogelijkheden om een (in inhoud of doorlooptijd) flexibel onderwijsprogramma te realiseren. Technologie maakt het mogelijk persoonlijke leerroutes in te vullen en tegemoet te komen aan de verschillen tussen leerlingen. Met behulp van ict kunnen leerlingen op hun eigen niveau oefenen of zelfstandig werken. Ict kan ook inzichtelijk maken waar leerlingen staan, en hun sterke en zwakke punten en leergedrag in kaart brengen. Daarnaast zijn er adaptieve ict-programma’s die feedback en leerstof op maat bieden.

In alle gevallen is het belangrijk te bekijken welk(e) doel(en) je als onderwijsinstelling hebt met het aanpassen van een programma, en welke vorm van differentiatie passend is voor de studenten. Dat zou versnellen kunnen zijn, maar een andere vorm van maatwerk is ook mogelijk.

Praktijkvoorbeelden

Er zijn verschillende voorbeelden van onderwijsinstellingen die al verkorte trajecten aanbieden. Een voorbeeld daarvan is het programma van het Groene Lyceum voor studenten die een havoadvies hebben, maar het havo te theoretisch vinden. Het Lyceum biedt een gecombineerd vmbo/mbo-programma van 6 jaar (in plaats van 8). Onderzoek naar door- en uitstroom van studenten aan het Groene Lyceum laat zien dat het programma er in slaagt leerlingen sneller en succesvol te laten doorstromen van vmbo naar mbo en hbo.

Een tweede voorbeeld is Talentontwikkeling Techniek bij Da Vinci in Dordrecht. Dit is een doorlopende route vmbo-theoretische leerweg ® mbo niveau 4 ® hbo. Deze route is bedoeld voor leerlingen met een affiniteit voor techniek en een meer praktische instelling. Doel is niet zozeer versnellen maar een aantrekkelijk alternatief bieden voor de havoroute, zowel qua duur als inhoudelijk. Door overlap uit de route te halen ontstaat ruimte voor verdieping.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Femke Timmermans en Edith van Eck (Kennismakelaars Kennisrotonde) Vraagsteller: docent mbo instelling

Vraag

Aan welke kenmerken moet een versneld programma voldoen om mbo 3/4 -studenten succesvol een diploma te laten halen?

Kort antwoord

Op basis van de literatuur, beleidsdocumenten en enkele praktijkvoorbeelden wordt duidelijk dat het aanbieden van een versneld programma vooral inhoudelijk een uitdaging is voor mbo instellingen. Aspecten waar rekening mee moet worden gehouden, zijn: selectie van studenten; opbouw van de opleiding; herziening van lesprogramma, onderwijsactiviteiten en toetsprogramma; vaardigheden van docenten.

Toelichting antwoord

Inleiding

Het Ministerie van Onderwijs vraagt om flexibele onderwijssystemen die beantwoorden aan de diverse (en complexe) behoeften van individuele leerlingen (Inspectie van het Onderwijs, 2013) en wil meer ruimte voor maatwerk (Ministerie van OCW, 2017). Ook de Onderwijsraad adviseert in ‘Een smalle kijk op onderwijskwaliteit’ uit 2013 om scholen te stimuleren en te faciliteren om onderwijsprogramma’s meer flexibel in te richten en beter af te stemmen op de behoeften van individuele leerlingen.

Mbo-instellingen zijn er van overtuigd dat meer maatwerk en flexibiliteit wenselijk en zelfs noodzakelijk is (Van Kuijk, Vrieze, Peek & Smit, 2010). ROC’s kennen immers een diverse groep studenten met elk hun eigen leervragen en loopbaanperspectieven. In mbo 3/4 hebben de opleidingen bijvoorbeeld te maken met studenten die door willen stromen naar het hbo en studenten die aan het werk willen gaan in hun vakgebied (Ministerie van OCW, 2011). Ook verschillen studenten in de manier waarop ze willen of kunnen leren (Kennisrotonde, 2017).

Ruimte voor versnellen krijgen de instellingen van de Minister. In de Kamerbrief betreffende het wetsvoorstel 'doelmatige leerwegen en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs’ van januari 2013 schrijft de Minister dat het aantal uren onderwijstijd vast ligt, maar de invulling ervan is aan de onderwijsinstellingen zelf: “Het is aan de school om een volwaardig, evenwichtig en uitdagend onderwijsprogramma aan te bieden met voldoende uren, een goede mix aan werkvormen én adequate begeleiding (…).“ Adequate begeleiding kan worden gegeven door een onderwijsteam bestaande uit bevoegde docenten, maar ook instructeurs, gastdocenten en studiebegeleiders.

Vraag is hoe een mbo-4-opleiding tegemoet kan komen aan die verschillen tussen leerlingen en hoe de gewenste flexibiliteit vorm zou kunnen krijgen. Waar moet een opleiding rekening mee houden bij het ontwikkelen van een versneld programma?

Aspecten van flexibilisering

Het versnellen van een programma heeft zowel organisatorische als onderwijskundige implicaties. In een studie voor de Onderwijsraad naar voorwaarden voor flexibilisering – waar versnellen een vorm van is - van het onderwijs in po en vo worden zes aspecten van flexibilisering onderscheiden: onderwijsprogramma, toetsing, onderwijstijd, leraren, onderwijsactiviteiten en locatie en tot slot opbouw van de opleiding (Van der Vegt et al, 2015).

Om een versneld programma te realiseren, is het belangrijk over deze aspecten na te denken. En antwoord te geven op vragen als: hoe krijgen we het lesprogramma rond in minder tijd, mag dat binnen de regels over onderwijstijd, hoe passen examens en toetsen erin, wat vraag het van de leraren, hoe past het in het opleidingenbouwwerk, etc.

Wij zullen ons hier focussen op de volgende aspecten: onderwijsprogramma, toetsing, leraren en opbouw van de opleiding. Ook zullen we een uitspraak doen over het type studenten voor wie versnelde opleidingen geschikt zijn. Tot slot komt ook het gebruik van digitale leermiddelen aan bod.

Opbouw van het programma

In het mbo al van oudsher mogelijk door BOL- en BBL-variant waar studenten kunnen kiezen voor een meer theoretische of praktische leerroute. Verder is in de beroepskolom in toenemende mate sprake van trajecten waarin overlap uit het programma wordt gehaald, zoals het Groene Lyceum, het Vakcollege, de VM2-route en de vakmanschap- en technologieroute. Achterliggende gedachte achter die routes is dat met dat aanbod een bepaald type leerling beter kan worden bediend, dat deze routes versnelde doorstroom mogelijk maken, en uitval kan worden teruggedrongen (Heyma, et al., 2018; Glaudé, Van Eck & Voncken, 2012).

Onderzoek naar door- en uitstroom van studenten aan het Groene Lyceum laat zien dat het programma er daadwerkelijk in slaagt leerlingen sneller en succesvol te laten doorstromen van vmbo naar mbo en hbo. Het voldoet aan een behoefte; met de doorlopende leerlijnen worden leerlingen betere onderwijskansen aangeboden. Ook zijn hbo-studenten die op het Groene Lyceum hebben gezeten, positiever over hun studievaardigheden en theoretische kennis dan leerlingen die van het reguliere mbo komen, blijkt uit de eerste resultaten van een vragenlijstonderzoek van Biemans (Jelier, 2017; Biemans et al, 2016).

Studenten

Voor welke groep studenten zijn verkorte programma’s geschikt? Biemans et al. (2016) pleiten voor een strenge selectie van studenten (zie ook Jäppinen and Maunonen-

Eskelinen, 2012). In het voorbeeld van het Groen Lyceum (Biemans et al., 2016) gaat het om studenten die cognitief het niveau van een hbo-student hebben, maar een voorkeur hebben voor praktische opdrachten. In een regulier programma zouden zij gezien hun voorkeur voor praktische opdrachten vmbo en daarna mbo doen, mogelijk gevolgd door hbo, of havo (zie ook Van den Berg, 2013). Het idee bij programma’s als het Groen Lyceum is dat dit traject beter aansluit bij de behoeften van deze groep leerlingen: er is veel ruimte voor praktijkgerichte opdrachten, terwijl het theoretisch niveau relatief hoog is en de studenten snel door de stof gaan. De reguliere mbo- en hbo- routes worden dus gecombineerd. In dit geval gaat het dus om studenten die cognitief goed onderlegd zijn en een sterke affiniteit hebben met praktische opdrachten in een authentieke situatie.

Voor de selectie van deze groep studenten, moeten passende instrumenten worden gezocht of ontwikkeld. Soms worden bij de selectie toetsresultaten of schoolprestaties gebruikt, maar die zijn eigenlijk niet geschikt om de praktische aanleg van studenten in te kunnen schatten. De scholen beschikken niet over instrumenten die juist die praktische aanleg te meten en worstelen met vragen als:- Wat is die praktische aanleg, wat houdt die voorkeur voor leren met je handen precies in? - (Mededeling Wouter van Diggelen, Da Vinci College Dordrecht).

Toetsing

Het ontwikkelen van een versneld onderwijsprogramma leidt tot de vraag of het toetsprogramma nog passend is. Voorbeelden zijn variatie in inhoud van toetsen en examens en van tijdstippen van examinering. De regelgeving in het mbo is ruimhartig op dit punt. Inhoud en afnametijdstip van examens zijn daar minder centraal gestuurd dan bijvoorbeeld in het voortgezet onderwijs. Op meerdere plaatsen waar vmbo en mbo in elkaar worden geschoven (in Vakcollege, vakmanschap- en technologieroute), wordt momenteel uitgebreid ervaring opgedaan met het eerder en later afsluiten van studieonderdelen om een soepel doorlopen van het programma te bevorderen en overlap en dubbeling tegen te gaan. Hoewel de mogelijkheden er zijn om examens of gedeelten daarvan op andere momenten af te nemen, wordt daar weinig gebruik van gemaakt (Heyma, et al., 2018).

Leraren

Differentiëren, in de klas of in een onderwijsprogramma, is een complexe docentvaardigheid. Dat vraagt van docenten dat zij goed de verschillende leerbehoeften en ontwikkelingsniveaus van leerlingen in kunnen schatten en leerinhoud inhoudelijk en qua niveau daarop kunnen afstemmen. Docenten in het mbo blijken vooralsnog niet voldoende toegerust te zijn voor differentiatie in hun klas of in het onderwijsprogramma, en ook maar in een kwart van hun lessen differentiatievaardigheden en andere complexe vaardigheden toe te passen. Voorbeelden zijn leerlingen begeleiden en coachen in plaats van direct leerstof overbrengen (Inspectie van het onderwijs, 2013; zie ook de Didactief Special (“Meer weten?”)).

Ook de vaardigheden van docenten op wat betreft het ontwikkelen van een curriculum, bijvoorbeeld voor een versneld programma, zijn nog te mager (MBO15, 2014). Een complicerende factor in het mbo is dat niet alleen docenten verantwoordelijk zijn voor het onderwijs maar in toenemende mate ook instructeurs, bedrijfsbegeleiders en studiebegeleiders. Waar sprake is van versnelling en flexibilisering, is aandacht voor professionalisering van al deze ‘onderwijsgevenden’ noodzakelijk.

Digitale middelen

Differentiatie, bijvoorbeeld in de vorm van een versneld traject, gaat gepaard met aanpassingen in het curriculum. Lesmethoden moeten mogelijk worden losgelaten. Elektronische leeromgevingen en een meer modulair onderwijsaanbod bieden goede mogelijkheden om een (in inhoud of doorlooptijd) flexibel onderwijsprogramma te realiseren (Van Kuijk et al., 2010). Technologie maakt het mogelijk persoonlijke leerroutes in te vullen en tegemoet te komen aan de verschillen tussen leerlingen. ICT kan ingezet worden om: leerlingen op hun eigen niveau te laten oefenen of zelfstandig te laten werken, leerlingen inzicht te geven waar ze staan, sterke en zwakke punten en het leergedrag van leerlingen in kaart te brengen. Tot slot zijn er adaptieve ict-programma’s die feedback en leerstof op maat bieden (Van Rens, Kral, Hölsgens, Uerz, 2017).

Voorbeelden van de inzet van ict in het onderwijs, zijn: leerlingen online laten samenwerken en het gebruik van sociale media, apps, games en online simulaties (Van Rens, Kral, Hölsgens, Uerz, 2017). Een ander voorbeeld is ‘flipping the classroom’ waarbij de klassikale instructie via een video verloopt, die leerlingen thuis kunnen bekijken; op school kan de leraar leerlingen op maat begeleiden met aanvullende uitleg. Hiermee kan zowel het onderwijs zowel inhoudelijk als qua tempo beter worden afgestemd op individuele leerlingen. Onderzoek laat zien dat er door flipping the classroom meer ruimte is voor differentiatie en zelfsturing (Van Dijk, 2013).

Uit onderzoek onder 1802 mbo docenten werkzaam bij 8 ROC’s, blijkt dat er grote verschillen zijn in de mate waarin docenten ict inzetten om te differentiëren tussen leerlingen. De helft doet dit soms, een kwart met enige regelmaat, 10% vaak / vrijwel altijd. De overige docenten (16%) gebruiken (bijna) nooit ict voor differentiatie (Van Rens, Kral, Hölsgens, Uerz, 2017). Zoals we eerder aangaven biedt de wetgeving hiervoor de nodige ruimte.

Conclusie

Het ontwikkelen en uitvoeren van een versneld programma vraagt enerzijds kennis van de wettelijke kaders en anderzijds van de organisatorische en inhoudelijke aandachtspunten.

Volgens een onderzoek in opdracht van ECBO (Van Kuijk et al., 2010) bieden wet- en regelgeving de instellingen voldoende ruimte om de organisatie van hun onderwijs af te stemmen op flexibilisering. Te denken valt aan de invulling van de urennorm, cao- afspraken, de regels rondom de bekostiging, het omgaan met jaarritme en de leerstofjaarklassensysteem. Daar kunnen de instellingen zelf oplossingen voor bedenken. Dit geldt ook voor organisatorische aandachtspunten.

Onderwijskundig is de overstap naar verkorte trajecten echter ingrijpender. Het curriculum moet worden aangepast, waar nodig worden nieuwe werkvormen en manieren van toetsing ontwikkeld. In veel gevallen betekent dit ook het ontwikkelen en inzetten van andere, meer complexe vaardigheden voor docenten en de andere partijen die betrokken zijn bij het onderwijs. Bij het ontwikkelen van het traject moeten deze aspecten meegenomen worden.

In alle gevallen is het belangrijk te bekijken welk(e) doel(en) je als onderwijsinstelling hebt met het aanpassen van een programma, en welke vorm van differentiatie passend is voor de studenten. Dat zou versnellen kunnen zijn, maar een andere vorm van maatwerk is ook mogelijk.

Praktijkvoorbeelden

Er zijn verschillende voorbeelden van onderwijsinstellingen die al verkorte trajecten aanbieden. Een voorbeeld daarvan is het Groene Lyceum. Dit is een voorbeeld van een programma voor studenten die een havoadvies hebben, maar de havo te theoretisch vinden. Het Lyceum biedt een gecombineerd vmbo/mbo-programma van 6 jaar (in plaats van 8) en een goede facilitering van de transitie naar het hoger onderwijs (Biemans, Mariën, Fleur, Beliaeva & Harbers, 2018). Meer info via de Didactief Special (“Meer weten?”).

Een tweede voorbeeld betreft Talentontwikkeling Techniek, bij Da Vinci in Dordrecht (Mededeling Wouter van Diggelen, Da Vinci College Dordrecht, verantwoordelijk voor de route ‘Talent Ontwikkeling Techniek’). Dit is een doorlopende route vmbo-theoretische leerweg - mbo niveau 4 - hbo. Deze route is bedoeld voor leerlingen met een affiniteit voor techniek en een meer praktische instelling. Doel is niet zozeer versnellen maar het bieden van een aantrekkelijk alternatief voor de havo-route, zowel qua duur als inhoudelijk. Door overlap uit de route te halen ontstaat ruimte voor verdieping.

Bij ‘meer weten’ staan nog enkele voorbeelden van mbo-opleidingen die voor specifieke groepen zijn ingekort tot 2 of 1 jaar.

Geraadpleegde bronnen

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Congres
Combinatiegroep 2-3
Combinatiegroep 2-3
Een speelleerklas voor het jonge kind
Medilex Onderwijs 
E-learning module
Differentiatie in het VO
Differentiatie in het VO
Gratis online module over visie op differentiatie
Wij-leren.nl Academie 
Passend mbo onderwijs
Passend onderwijs in het mbo maakt meer los dan gedacht
Annemieke Top
Differentiatie
Differentiatie - omgaan met verschillen tussen leerlingen
Arja Kerpel
Leerweg mbo
Voorziet gecombineerde leerweg mbo in behoefte?
Annemieke Top
SBL competenties VO MBO
SBL competenties onderwijs leraar VO MBO
redactie
Efficiënte differentiatie
Beter onderwijs door meer didactische efficiëntie
Michel Verdoorn
Differentiatie adaptief onderwijs
Differentiatie: Wat werkt bij adaptief onderwijs?
Michel Verdoorn
Persona als ijkpersoon bij flexibiliseren van onderwijs
Persona's - Het beschrijven van een ijkpersoon bij het flexibiliseren van onderwijs
Carine Elferink
leeruitkomsten formuleren curriculum
Leeruitkomsten formuleren voor je opleiding
Carine Elferink
Leeruitkomsten ontwikkelen voor mbo
Leeruitkomsten zijn ontwikkeld. Welke stap nu?
Ingrid Roescher


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



beroepsonderwijs
differentiatie
divergente differentiatie
heterogene groepen

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest