Aan welke eisen moet de inzet van Expliciete Directe Instructie (EDI) voldoen om effectief bij te dragen aan het leren van hoogbegaafde leerlingen?
Geplaatst op 20 mei 2021
Bij het gebruik van het EDI-model gaat de instructie voor hoogbegaafde leerlingen vaak te langzaam. Als de leraar voldoende differentiatiemogelijkheden biedt, kan dit model toch goed werken voor hoogbegaafde leerlingen. Zij hebben vaak genoeg aan een zeer korte versie van de instructie en kunnen vervolgens verder werken aan verdiepende en verrijkende opdrachten. Ontdekkend leren en meer keuzevrijheid in wat ze leren, waar mogelijk in een groepje gelijkgestemden, werkt ook motiverend voor hen.
Het Directe Instructiemodel (DIM) is een veel gebruikte en effectieve, didactische methode voor instructie in het basisonderwijs. Het EDI-model is een verfijning daarvan. Hierbij stelt de leerkracht expliciet duidelijke leerdoelen die hij deelt aan het begin van de les. EDI bestaat uit 5 onderdelen:
- Het opdelen van complexe vaardigheden in kleinere segmenten;
- De aandacht van leerlingen richten op belangrijke aspecten van de leerstof door middel van modelleren en hardop denken;
- Het bevorderen van betrokkenheid door het systematisch aanbieden en afbouwen van ondersteuning;
- Leerlingen mogelijkheden geven om te reageren en feedback te ontvangen;
- Betekenisvolle oefenmogelijkheden creëren.
Kenmerken van hoogbegaafde leerlingen
Hoogbegaafde leerlingen hebben niet alleen een hoge intelligentie, maar ook vaak een groot doorzettingsvermogen, een hoge sensitiviteit en ze zijn perfectionistisch. Ze denken en leren effectiever en gebruiken vaker zelfregulerende leerstrategieën dan gemiddelde leerlingen. Als hoogbegaafde leerlingen onderwijs op een lager niveau of tempo krijgen, dan kunnen ze gedemotiveerd raken of zelfs gaan onderpresteren.
EDI aanpassen aan hoogbegaafde leerlingen
Volgens het EDI-model moet informatie stap voor stap worden aangeboden, bijvoorbeeld door het modelleren en het opdelen in kleinere segmenten. Het stapsgewijze werken naar een einddoel is voor hoogbegaafde leerlingen echter vaak saai, omdat zij niet zo expliciet stilstaan bij de tussenliggende stappen. Het gaat te langzaam en daardoor kunnen zij gedemotiveerd raken. Toch is het EDI-model wel bruikbaar voor deze leerlingen als de leraar tenminste goed kan differentiëren en variëren in werkvorm.
Kortere instructie en meer verrijking
Belangrijk is dat de leraar goed in kaart brengt wat een hoogbegaafde leerling al kent en kan en daarop aansluitend onderwijs aanbiedt. Bij nieuwe onderwerpen of vaardigheden kunnen hoogbegaafde leerlingen weer aansluiten bij de gewone les. Daarbij is het wel wenselijk dat zij na een korte instructie zelf aan het werk kunnen en niet te lang bij het klassikale gedeelte van de uitleg hoeven te blijven. Als dat namelijk te lang duurt, haken zij mogelijk af.
Zelfs het weglaten van de helft van de voorgeschreven leerstof heeft geen negatief effect op de leerprestaties van hoogbegaafde leerlingen. In combinatie met verrijkingsstof kan het zelfs leiden tot positievere cognitieve en sociaal-emotionele effecten.
Meer zelfstandig laten werken
Oplossingen die hoogbegaafde leerlingen laten zien, zijn vaak origineel en verschillen van wat de leerkracht voordoet. Deze leerlingen werken daarom liever zelfstandig, zodat ze door te experimenteren hun eigen oplossingen vinden. Dit bevordert ook de ontwikkeling van het probleemoplossend vermogen. Daarbij is het wel belangrijk dat de leerkracht een realistische inschatting maakt of de leerling hiertoe in staat is. Verder moeten leerlingen begeleid worden bij onderzoekend leren en onderzoeksvaardigheden ontwikkelen.
Als leraar moet je goed kunnen schakelen
Leraren die kiezen voor EDI in een klas met hoogbegaafde leerlingen moeten wel vaardig genoeg zijn om te kunnen variëren in het onderwijsaanbod. De leraar moet bijvoorbeeld goed kunnen inschatten of een leerling (verkorte) instructie nodig heeft of probleemoplossend of verdiepend met de leerstof bezig kan. De leraar kan ervoor kiezen om de leerling met meer uitdagende, abstracte onderwerpen aan de slag te laten gaan. Verder motiveert het hoogbegaafde leerlingen als ze meer vrijheid hebben in de keuze waaraan ze werken. Dat kan zowel zelfstandig als in groepsverband met andere hoogbegaafde leerlingen.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Monique Dijks (antwoordspecialist) en Sjerp van der Ploeg (kennismakelaar)
Vraagsteller: intern begeleider basisonderwijs
Vraag
Verschilt het effect van Expliciete Directe Instructie (EDI) op de leerprestaties tussen hoogbegaafde basisschoolleerlingen en andere leerlingen, en zo ja, aan welke eisen moet de inzet van EDI voldoen om effectief bij te dragen aan het leren van hoogbegaafde leerlingen?
Kort antwoord
Binnen het EDI-model wordt instructie op een manier vormgegeven waarbij het voor hoogbegaafde leerlingen vaak te langzaam gaat. Er is wel veel ruimte voor differentiatie, mits de leerkrachtvaardigheden toereikend genoeg zijn in dit gebied. Hoogbegaafde leerlingen kunnen een zeer korte versie van de instructie krijgen, indien nodig, en verder verdieping en verrijking aangeboden krijgen. Ook werkt het voor hoogbegaafde leerlingen goed om ontdekkend te leren en keuzevrijheid te hebben in wat ze leren, waar mogelijk in een groep met leerlingen die ook (hoog)begaafd zijn. Wanneer er genoeg differentiatiemogelijkheden benut worden, zal het EDI-model dus goed kunnen werken voor hoogbegaafde leerlingen.
De kernbegrippen Expliciete Directe Instructie (EDI) en (leren van) hoogbegaafden
Het Directe Instructiemodel (DIM) is een veel gebruikte en zeer effectief gebleken didactische methode voor instructie in het basisonderwijs (Vernooy, z.d.).
Het Expliciete Directe Instructiemodel (EDI-model) is een verfijning van het DIM, waarbij de leerkracht expliciet duidelijke leerdoelen stelt en benoemt aan het begin van de les (Vernooy, z.d.). Hughes et al. (2017) benoemen vijf essentiële componenten van EDI:
- Het opdelen van complexe vaardigheden in kleinere segmenten;
- De aandacht van leerlingen richten op belangrijke aspecten van de leerstof door middel van modelen en hardop denken;
- Het bevorderen van betrokkenheid door het systematisch aanbieden en afbouwen van ondersteuning;
- Leerlingen mogelijkheden geven om te reageren en feedback te ontvangen;
- Betekenisvolle oefenmogelijkheden creëren.
Een hoogbegaafde leerling kenmerkt zich niet alleen door een hoge intelligentie, maar ook door niet cognitieve, persoonlijke kenmerken zoals een hoog doorzettingsvermogen, perfectionisme en een hoge sensitiviteit (van der Bruggen et al., 2018). Ook de meta- cognitieve vaardigheden van hoogbegaafden zijn verder ontwikkeld, waardoor hoogbegaafde leerlingen effectiever denken en leren dan gemiddeld in hun leeftijdsgroepen en waardoor ze zelfregulerende leerstrategieën vaker en effectiever gebruiken (Bruns et al., 2008; Grosfeld & Fisser, 2011). Wanneer hoogbegaafde leerlingen onderwijs ontvangen op een lager niveau of tempo dan passend, kunnen ze gaan onderpresteren en last krijgen van motivatieproblemen (Mooij et al., 2007; Steenbergen-Hu, et al., 2020).
Effectiviteit van EDI voor (hoog)begaafde leerlingen
Het EDI-model is erop gericht om procedurele informatie stap voor stap aan te bieden, bijvoorbeeld door het modelen en het opdelen in kleinere segmenten. De hoogbegaafde leerling komt vaak tot een oplossing zonder expliciet stil te staan bij de tussenliggende stappen. Het stap voor stap werken naar het einddoel is voor hoogbegaafde leerlingen vaak saai (Van Kessels, 2009) en kan voor een vermindering van motivatie zorgen (Mooij et al., 2007; Steenbergen-Hu et al., 2020). Het gevaar dat het tempo te langzaam is voor hoogbegaafde leerlingen bij een stap voor stap expliciete instructie is vrij groot. EDI lijkt dus niet de meest geschikte manier van onderwijs geven aan hoogbegaafde leerlingen. Echter, wanneer de docent aanpassingen maakt in het standaard format, kan het onderwijs van hoogbegaafde leerlingen wel goed worden vormgegeven wanneer er gebruik wordt gemaakt van EDI in de klas.
Bij het onderwijs geven aan hoogbegaafde leerlingen is het van belang dat de leerkracht een plan opstelt, waarbij gekeken wordt naar wat de leerling al kent en kan. Door dit goed in kaart te brengen, kan hier vervolgens op geanticipeerd worden.
Wanneer een hoogbegaafde leerling al bekend is met de leerstof van de desbetreffende les, kan de leerkracht andere materialen aanbieden aan de leerling. Bij onderwerpen of vaardigheden waar een leerling nog niet bekend mee is, kan de leerling aansluiten bij de les. Daarbij is het wel wenselijk dat de leerling na de korte instructie zelf aan het werk kan en niet te lang bij het klassikale gedeelte van de uitleg hoeft te blijven. Wanneer een (hoog)begaafde leerlingen namelijk te lang naar een uitleg moet luisteren die hij/zij al begrijpt, haakt hij/zij af en raakt ongemotiveerd (Mooij et al., 2007; Steenbergen-Hu, et al., 2020).
Wanneer de helft van de voorgeschreven leerstof weggelaten wordt zal dit geen negatief effect hebben op de in het curriculum vereiste leerprestaties. In combinatie met verrijkingsstof kan dit zelfs leiden tot positieve cognitieve en sociaal-emotionele effecten (Mooij et al., 2007).
Oplossingen en toepassingen die hoogbegaafde leerlingen zien, zijn vaak ongebruikelijk en verschillen van wat de leerkracht voordoet (Grosfield & Fisser, 2011). Dit zorgt ervoor dat deze leerlingen vaak liever zelfstandig werken om door middel van experimenteren tot hun eigen oplossingen te komen (Grosfield & Fisser, 2011). Het zelfstandig laten werken blijkt een goede oplossing te zijn voor hoogbegaafde leerlingen (De Boer, 2013). Dit geeft de leerling de mogelijkheid om zijn of haar probleemoplossend vermogen verder te ontwikkelen. Het werken aan dit soort meta-cognitieve vaardigheden wordt voor hoogbegaafde leerlingen sterk aangeraden. De leerkracht moet hierbij wel een realistische inschatting kunnen maken of de leerling hiertoe in staat is bij het betreffende onderwerp. Daarnaast is het van belang dat leerlingen begeleid worden in hun onderzoekend leren en beschikken over onderzoeksvaardigheden (Alfieri et al., 2010).
Wanneer gekozen wordt om expliciete directe instructie in te zetten in een klas met hoogbegaafde leerlingen is het van groot belang dat de leerkracht vaardig genoeg is om in te schatten wanneer een leerling de instructie verkort mee dient te krijgen of wanneer de leerling probleemoplossend of verdiepend bezig kan met de leerstof. Ook kan de leerkracht ervoor kiezen om de leerling met andere, meer uitdagende (en abstracte) onderwerpen aan de slag te laten gaan (De Boer, 2013). Daarnaast kan het motiverend werken voor de (hoog)begaafde leerlingen om meer vrijheid te hebben in de keuze waaraan ze werken en/of hoe ze dit doen (De Boer, 2013; Martin & Pickett, 2013). Dit kan zowel zelfstandig als in groepsverband met andere (hoog)begaafde leerlingen.
Geraadpleegde bronnen
- Alfieri, L., Brooks, P.J., Aldrich, N.J., & Tenenbaum, H.R. (2010). Does discovery-based instruction enhance learning? Journal of Educational Psychology, 103(1), 1-18. Doi: 10.1037/a0021017
- Bruns, Y., Kroes, A., Jens, A., & Verdoorn, A. (2008). (Hoog)begaafd? En nu? Aan de slag! Plan van aanpak bij (hoog)begaafdheid op de basisschool. Rivierengebied Midden Nederland: Gorinchem.
- De Boer, E. (2013). Factoren die van belang zijn bij het geven van onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen: Een literatuurstudie naar optimaal onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen. Helvoirt: KPC Groep.
- Grosfeld, H., & Visser, H. (2011). Excelleren met VAL junior. Redax Magazine: Val Junior. Hughes, C.A., Morris, J.R., Therrien, W.J., & Benson, S.K. (2017). Explicit instruction: Historical and contemporary contexts. Learning Disabilities Research & Practice, 32(3), 140–148. doi:10.1111/ldrp.12142
- Martin, M R., & Pickett, M. T. (2013). The effects of differentiated instruction on motivation and engagement in fifth-grade gifted math and music students [Thesis]. Chicago: Saint Xavier University.
- Mooij, T., & Korte-Wilbers, B. (2006). Effectieve leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen: Ontwerp en ontwikkeling in scholen voor primair onderwijs (concept). Nijmegen/Enschede: ITS-Radboud Universiteit Nijmegen / SLO.
- Mooij, T., Steenbergen-Penterman, A. F. M., & Te Boekhorst-Reuver, J. J. M (2007). Naar verantwoorde leerarrangementen voor hoogbegaafde leerlingen. Enschede: Stichting leerplanontwikkeling.
- Steenbergen-Hu, A., Olszewski-Kubilius, P., & Calvert, E. (2020). The effectiveness of current interventions to reverse the underachievement of gifted students: Findings of a meta-analysis and systematic review. Gifted Child Quarterly, 64(2), 132-165.
- Van der Bruggen, M., Berkers, G., De Kroon, L., Van Geloven, N., Van Houtert, T., Mathijssen, S., & Feltzer, M. (2018) Hoogbegaafde kinderen vroegtijdig signaleren. Zorg Primair, 5, 4-7.
- Van Kessels, A. (2009). Topdown leren onmogelijk uit te leggen; als je niet weet wat bottomup leren is. Geraadpleegd op 11-12-2020
- Vernooy, K. (z.d.). Alle leerlingen bij de les: Directe instructie nog explicieter!
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

Medilex Onderwijs


oo.nl


Wij-leren.nl Academie






























