Wat is het effect op het aantal aanmeldingen wanneer een school voor voortgezet onderwijs gaat loten bij overinschrijving?
Geplaatst op 15 oktober 2019
Samenvatting
Een lotingssysteem bij overaanmelding voor middelbare scholen zal voor een beperkt deel van de ouders (waarschijnlijk rond de tien procent) reden zijn een andere school te kiezen. Een school waar zekerheid is over plaatsing. Ongeveer driekwart van de ouders zou ondanks de loting de kinderen toch aanmelden. Verschillen hierin tussen scholengemeenschappen en categorale scholen zijn niet gevonden. Het vergroten van brugklassen als alternatief voor loting zal zonder aanvullende maatregelen vermoedelijk leiden tot lagere leerprestaties.
Wanneer het aantal aanmeldingen voor een school voor voortgezet onderwijs het aantal beschikbare plekken overtreft, heeft de school verschillende opties. De school kan leerlingen toelaten volgens datum van aanmelding of door te loten. Ook kan de school meer leerlingen tot de brugklassen toelaten. In sommige plaatsen werken gemeente en scholen samen met een centraal inschrijfsysteem, waar ouders en leerlingen hun voorkeur(en) opgeven. Daarbij wordt op basis van algoritmes – waarin ook toevalsfactoren een rol spelen – plaatsing bepaald.
Schoolkeuze
Ouders en leerlingen houden bij hun schoolkeuze voortgezet onderwijs vooral rekening met reisafstand, kwaliteit van het onderwijs, keuzes door vriendjes, specifiek aanbod (muziek, sport, tweetalig onderwijs), denominatie en pedagogisch-didactische visie. Daarnaast is de variatie van het onderwijsaanbod relevant. Er is bij ouders en leerlingen een voorkeur voor mogelijkheden tot doorstromen naar een hoger niveau, terwijl ze de kans op afstroom liever beperken. Dit zijn vermoedelijk ook de belangrijkste aspecten waarop de initiële keuzes plaatsvinden. Als het gaat om aanmelding spelen mogelijk ook andere zaken mee, waaronder loting.
Overaanmelding
Slechts één studie geeft inzicht in de reacties van ouders op een lotingssysteem. Het betreft een studie van vijftien jaar geleden toen in Amsterdam het huidige systeem van centrale aanmelding nog niet bestond, en sommige populaire scholen loting toepasten bij overaanmeldingen. De overgrote meerderheid van de ouders (87 procent) bleek daar mee bekend. Driekwart van de ouders zou zich echter niet door loting laten weerhouden en hun kind gewoon aanmelden. Eén op de tien ouders zou vanwege de loting (en dus onzekerheid over een plaats) een andere school kiezen. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat als de verwachte overaanmelding minder dan tien procent is, loting kan leiden tot minder dan het gewenste aantal inschrijvingen.
Een alternatief voor loting is het vergroten van brugklassen. Maar ja, juist kleinere klassen dragen bij aan meer leerwinst, betere leerprestaties bij leerlingen en betere leerprocessen in de klas. Dat leidt tot de conclusie dat vergroten van klassen gepaard moet gaan met aanvullende maatregelen om leerprestaties op peil te houden.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Sjerp van der Ploeg (Kennismakelaar Kennisrotonde) Vraagsteller: Vraagsteller: vo-instelling - schoolleider
Vraag
Wat is het effect op aantal aanmeldingen wanneer een scholengemeenschap gaat loten bij over-inschrijving en wat zijn de effecten ervan op leerlingen in vergelijking met alternatieven (m.n. toelatingsgrens verschuiven). Zijn er op dit punt verschillen met categorale gymnasia?
Kort antwoord
Het instellen van een lotingssysteem bij over-aanmelding door individuele scholen voor voortgezet onderwijs zal voor een beperkt deel van de ouders (waarschijnlijk rond de 10 procent) reden zijn een andere een andere school te kiezen, waar zekerheid is over plaatsing. Ongeveer driekwart van de ouders zou ondanks de loting de kinderen toch aanmelden. Onderzoek geeft geen nadere informatie over verschillen hierin tussen scholengemeenschappen en categorale scholen. Het vervangen van loting door het vergroten van brugklassen zal zonder aanvullende maatregelen vermoedelijk leiden tot lagere leerprestaties.
Toelichting antwoord
Wanneer het aantal aanmeldingen voor een school voor voortgezet onderwijs het aantal beschikbare plekken overtreft (bijvoorbeeld door beperkingen op het terrein van huisvesting), heeft de school verschillende opties, bijvoorbeeld:
- toelating op basis van het moment van aanmelding,
- toelating op basis van loting,
- toelaten van extra leerlingen en daarmee de (brug)klassen vergroten, e.d.
In sommige plaatsen werken gemeente en scholen samen (bijvoorbeeld Amsterdam, Utrecht en Nijmegen) met een centraal inschrijfsysteem waar ouders/leerlingen één of meer voorkeuren opgeven en waarbij op basis van algoritmes waarin ook toevalfactoren een rol spelen naar een optimale oplossing wordt gezocht. In andere plaatsen kunnen scholen zelf bepalen of ze bij over- aanmelding het aantal toelatingen willen beperken via loting (of andere mechanismen). De vraag dient zich dan aan wat het effect van (het instellen van) loting is. Schrikt dat ouders/leerlingen af? Of maakt het een school extra aantrekkelijk (signaal van populariteit)? Om die vragen te beantwoorden is onderzoek naar schoolkeuzemotieven en keuzegedrag relevant1.
In onderzoek naar schoolkeuze (voortgezet onderwijs) komen bepaalde aspecten vaak terug. Met name reisafstand, kwaliteit van het onderwijs, keuzegedrag peers, specifiek/aanvullend aanbod (muziekstroom, sportstroom, tweetalig onderwijs e.d.) denominatie, pedagogisch-didactische visie (bijvoorbeeld Allen, e.a. 2016). Daarnaast is de variatie van het onderwijsaanbod relevant. Er is bij ouders/leerlingen een voorkeur voor mogelijkheid tot opstromen (doorstromen naar een hoger niveau) terwijl ouders/leerlingen de kans op afstroom liever beperken (Bus en Roode, 2018). Dit zijn vermoedelijk ook de belangrijkste aspecten waarop de initiële keuzes plaatsvinden. Als het gaat om aanmelding spelen mogelijk ook nog andere zaken mee: bijvoorbeeld, wat is de hoogte van de schoolkosten (van der Ploeg, e.a., 2019), is er wel of geen sprake van loting, e.d.?
Eén studie geeft inzicht in de reacties van ouders op het feit of scholen wel of niet loten (Broeke, e.a. 2004). Het betreft een studie van vijftien jaar geleden toen in Amsterdam het huidige systeem van centrale aanmelding nog niet bestond maar sommige populaire scholen zelf loting toepasten bij over-aanmeldingen.
Destijds is aan ouders gevraagd of ze op de hoogte waren van loting en wat ze zou zouden doen als ze hiermee geconfronteerd zouden worden. Het bleek dat de overgrote meerderheid (87%) bekend was met het feit dat sommige scholen loting toepasten. Verder bleek dat driekwart van de ouders zich niet door loting zou laten weerhouden en hun kind gewoon zou aanmelden. Eén op de tien respondenten zou vanwege de loting (en dus onzekerheid over een plaats) een andere school kiezen. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat als de verwachte over-aanmelding beperkt is (minder dan 10%), loting kan leiden tot minder dan het gewenste aantal inschrijvingen.
Als alternatief voor loting ligt met name het vergroten van brugklassen voor de hand. Bruhwiler e.a. (2011) laten zien dat kleinere klassen bijdragen aan meer leerwinst, betere leerprestaties bij leerlingen en betere leerprocessen in de klas. Een andere overzichtsstudie laat eveneens zien dat (onder verder vergelijkbare omstandigheden) kleinere klassen samengaan met gewenste uitkomsten waaronder betere leerprestaties. Deze effecten komen duidelijker naar voren in het primair onderwijs dan in het voortgezet onderwijs en bij leerlingen die uit een achterstandsituatie: laag inkomen, migratieachtergrond (Council of Chief State School Officers, 2012). Dat leidt tot de conclusie dat vergroten van klassen gepaard moet gaan met aanvullende kwaliteitsverhogende maartregelen om leerprestaties op peil te houden.
In studies waarin lotingsystemen in het onderwijs voorkomen, ligt de nadruk vaak op het onderzoeken van onderwijsprestaties (Stasz & Van Stolk, 2007). De reden daarvoor is dat het element van loting een quasi- experimentele opzet creëert: namelijk een groep die via het toeval wèl, en een groep die via datzelfde toeval niet, deelneemt aan een specifiek programma, onderwijskundige visie, e.d. Al dat onderzoek is gericht op effecten van dat specifieke programma of onderwijskundige visie maar niet op de effecten van het instellen van het lotingssysteem op zich.Geraadpleegde bronnen
- Allen, J., Bijlsma, I., Borghans, L. & Poulissen, D. 2016. Schoolkeuzemotieven van ouders en leerlingen in het voortgezet onderwijs. Maastricht: ROA Universiteit Maastricht. http://roa.sbe.maastrichtuniversity.nl/roanew/wp-content/uploads/2014/02/ROA_R_2016_5.pdf
- Broeke, L. ten, Kieft, M. van de, Bosveld, W., Gerritsen, L., Koopman, C., Kuhnen, C. & Eijken, B. (2004). Schoolkeuzemotieven. Onderzoek naar het schoolkeuzeproces van Amsterdamse ouders. Gemeente Amsterdam: Dienst Onderwijs en Statistiek & Marketing Analysis & Research Eijken (MARE).
- Brühwiler, C., & Blatchford, P. (2011). Effects of class size and adaptive teaching competency on classroom processes and academic outcome. Learning and Instruction, 21(1), 95-108. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0959475209001157?via%3Dihub
- Bus, A. & Roode, A. (2018). Schoolkeuze-motieven voor het voortgezet onderwijs. Een literatuurstudie. Rotterdam: Gemeente Rotterdam. https://rotterdam.buurtmonitor.nl/news/Schoolkeuzemotieven-voor-het-voortgezet-onderwijs/109
- Council of Chief State School Officers. (2012). Chiefs’ pocket guide to class size: A research synthesis to inform state class size policies. Washington, DC https://files.eric.ed.gov/fulltext/ED542757.pdf
- Stasz, C. & Stolk, C. van (2007). The Use of Lottery Systems in School Admissions. Cambridge: RAND Europe https://www.rand.org/content/dam/rand/pubs/working_papers/2007/RAND_WR460.pdf
- Suijkerbuijk, A., Berg, Ploeg, S. van der, E. van den, Bussink, H. Ven & K. van der (te verschijnen 2019). Schoolkostenmonitor po, vo, mbo 2018-2019, Utrecht/Amsterdam Oberon/SEO.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

ANWB


oo.nl

.png)
Uitgeverij Ten Brink


Medilex Onderwijs























