Kennisplatform
Nog enkele plaatsen vrij bij Medilex: Congres Kleutertaal.

Taalontwikkeling stimuleren van NT2 leerlingen

Geplaatst op 22 april 2020

Nederlands als tweede taal

Er bestaat niet één effectieve methode of techniek om de taalontwikkeling van NT2-kinderen te stimuleren. Taalontwikkeling hangt eerder samen met de leeromgeving en met de interactie in de klas. Een krachtige, taakgerichte leeromgeving is belangrijk. Er moet sprake zijn van een veilig en positief klimaat, van betekenisvolle en functionele taken en van ondersteuning door productieve interactie. Ook leren buiten de school is van belang.

Zowel in Nederland als internationaal is relatief veel onderzoek gedaan naar tweedetaalverwerving bij jonge kinderen. Daarin ligt veelal de nadruk op woordenschatonderwijs, vanuit de veronderstelling dat een grote woordenschat de basis vormt voor een brede taalvaardigheid. Het onderzoek richt zich vooral op effectieve aanpakken die de taalontwikkeling stimuleren van anderstalige leerlingen in het algemeen of van specifieke groepen. In Nederlands en Vlaams onderzoek gaat het dan vooral om kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Er blijkt niet één effectieve methode of techniek te zijn, maar taalontwikkeling hangt eerder samen met het karakter van de leeromgeving en het type interactie in de klas.

Effectieve maatregelen

In opdracht van de gemeente Amsterdam zocht het SCO Kohnstamm Instituut in een internationale literatuurstudie naar effectieve didactische maatregelen ter bestrijding van taalachterstanden in het primair onderwijs. Effectieve maatregelen en factoren voor tweede taalverwerving zijn volgens dit onderzoek:

  1. Met betekenis bezig zijn werkt beter dan zich uitsluitend richten op de correctheid van de taalvorm. Het verbinden van taalonderwijs, zaakvakonderwijs en eigen ervaringen is effectief. Verder leidt aandacht voor technieken die verbindingen tussen tekstelementen leggen of expliciteren tot beter onthouden. Visuele ondersteuning kan hierbij helpen.
  2. De kwaliteit van de geboden input is relevant. Pas gesproken of geschreven tekst aan de doelgroep aan: de input moet begrijpelijk zijn én inhoudelijk interessant. Training van fonologisch bewustzijn helpt jonge leerlingen bij het spellen en lezen, vooral samen met onderwijs in letter-klank-combinaties.
  3. Je eigen gebreken waarnemen is noodzakelijk bij het leren van een taal. Laat leerlingen daarom taal productief gebruiken, dus spreken en schrijven, zodat ze hun eigen fouten opmerken. Feedback is daarbij belangrijk, maar wel in een betekenisvolle interactie.
  4. Samenwerkend leren en interactie hebben positieve effecten. Let erop dat leerlingen elkaar de juiste input geven en op hóe ze samenwerken.
  5. Intensieve begeleiding en training van leerkrachten op het gebied van interactievaardigheden, woordenschatdidactiek en geïntegreerd taal- en zaakvakonderwijs is nuttig. Daarvoor zijn diverse cursussen op de markt, waarvan de onderzoekers een kort overzicht geven. Het handboek voor leerkrachten en Pabo-studenten Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs van F. Kuiken en A. Vermeer, ThiemeMeulenhoff, kan ook houvast bieden.
  6. Kinderen leren taal ook en misschien wel vooral buiten school. Naschoolse programma’s en voorscholen blijken effectief te zijn. Ouders betrekken bij school en het leren van hun kind, is cruciaal. Ouders kunnen kinderen aanmoedigen om veel taalcontact te hebben. Door met ze te spreken, voor te lezen, en door contact met andere kinderen en deelname aan buitenschoolse activiteiten zoals sportclubs te stimuleren. Belangrijk is dat ouders hun eigen eerste taal spreken.
  7. Ruime aandacht voor veiligheid en geborgenheid, en kinderen positief waarderen, dragen bij aan grotere vorderingen.
  8. Gebruik leermiddelen waarbij taal aan de hand van inhoud wordt aangeboden, zoals thematisch onderwijs of geïntegreerd taal- en zaakvakonderwijs voor oudere leerlingen.

Interactie

Onderzoek in Vlaanderen naar de taalverwerving van anderstalige kinderen door het Centrum voor Taal en Onderwijs van de KU Leuven en het Steunpunt voor Diversiteit en Gelijke Onderwijskansen in Gent sluit op veel punten aan bij de bovenstaande bevindingen.

Een krachtige, taakgerichte leeromgeving blijkt van belang. Kenmerk daarvan is een veilig en positief klimaat, betekenisvolle en functionele taken en ondersteuning door interactie.

Uit onderzoek naar language awareness is bekend dat een positieve houding ten opzichte van thuistalen van kinderen hun welbevinden verhoogt en daarmee bijdraagt aan een veilig klimaat. Laat kinderen daarom de thuistaal inzetten in de klas. Kinderen met dezelfde thuistaal kunnen elkaar helpen. Heterogene groepen waarin sterkere kinderen de zwakkere helpen, hebben de voorkeur boven homogene groepjes op niveau.

Effectieve methodiek

Er bestaat niet één effectieve methode of techniek waarmee de taalontwikkeling van kinderen die Nederlands als tweede taal spreken gestimuleerd kan worden. Taalontwikkeling hangt eerder samen met het karakter van de leeromgeving en met de interactie in de klas. Een krachtige, taakgerichte leeromgeving is belangrijk. Er moet sprake zijn van een veilig en positief klimaat, van betekenisvolle en functionele taken en van ondersteuning door productieve interactie. Ook het leren buiten de school is belangrijk.

Toelichting antwoord In Nederland is relatief veel onderzoek gedaan naar tweedetaalverwerving bij jonge kinderen. Ook in internationaal onderzoek is hierover veel te vinden. In het onderzoek ligt veelal de nadruk op woordenschatonderwijs, vanuit de veronderstelling dat een grote woordenschat de basis vormt voor een brede taalvaardigheid. Woordenschat blijkt een belangrijke voorspeller te zijn van leesvaardigheid. En leesvaardigheid is op zijn beurt weer een belangrijke voorspeller van schoolsucces.

Het onderzoek richt zich vooral op effectieve aanpakken die de taalontwikkeling van anderstalige leerlingen in het algemeen stimuleren, of van specifieke groepen leerlingen. In Nederlands en Vlaams onderzoek ligt de focus dan veelal op kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Over een expliciete remediërende aanpak voor jonge kinderen bij wie op basis van een toets een achterstand is geconstateerd, vinden we weinig in de onderzoeksliteratuur. Dat is niet zo vreemd. De toetsen vormen een momentopname en bekijken vaak slechts één aspect van taalvaardigheid. Verder ligt het voor de hand dat jonge kinderen met een anderstalige achtergrond op deze toetsen lager zullen scoren dan kinderen voor wie het Nederlands de moedertaal is. Het onderzoek richt zich vooral op de vraag hoe de verdere taalverwerving optimaal gestimuleerd kan worden

Uit het onderzoek blijkt ook dat er niet één effectieve methode of techniek is, maar dat taalontwikkeling eerder samenhangt met het karakter van de leeromgeving en het type interactie dat er in de klas plaatsvindt. Verderop in dit antwoord komen we daarop terug.

In opdracht van de gemeente Amsterdam publiceerde het SCO Kohnstamm Instituut in 2006 het rapport “Effectieve maatregelen ter bestrijding van taalachterstanden in het primair onderwijs” (Y. Emmelot en E. van Schooten, 2006). De opdracht kaderde in het beleid van de gemeente om taalachterstanden in Amsterdam te verminderen. Het taalbeleid van de gemeente gaat uit van een brede aanpak van taal in de scholen. Daarbij wordt ingezet op taalgericht zaakvakonderwijs en thematisch onderwijs. Maar ook op het benutten van zoveel mogelijk gelegenheden voor taalontwikkeling en taalcontact buiten de taallessen. En er wordt ingezet op het benutten van buitenschoolse gelegenheden om taalontwikkeling te stimuleren.

De onderzoekers brachten op basis van een internationale literatuurstudie bij elkaar welke didactische maatregelen effectief zijn gebleken voor het bestrijden van taalachterstanden bij leerlingen in het primair onderwijs. De onderzoekers verstaan onder “effectief” dat er concrete wetenschappelijke evidentie is gevonden, of dat effectiviteit waarschijnlijk is op basis van de wetenschappelijke kennis op dat moment. Op basis daarvan doen zij ook concrete handelingsaanbevelingen voor leerkrachten of voor de vormgeving van het onderwijs.

Zij vonden de volgende effectieve maatregelen en factoren:

  1. Het bezig zijn met betekenis is bij tweede taalverwerving effectiever dan het zich uitsluitend richten op de correctheid van de taalvorm. Het verbinden van taalonderwijs, zaakvakonderwijs en eigen ervaringen is effectief. Verder leidt aandacht voor technieken die verbindingen tussen tekstelementen leggen of expliciteren tot beter onthouden. Ook visuele ondersteuning kan hierbij helpen. (pp. 7-8)
  2. De kwaliteit van de geboden input is relevant. Gesproken of geschreven tekst moet aangepast zijn aan de doelgroep: de input moet begrijpelijk zijn én inhoudelijk interessant. Voor het leren spellen en lezen blijkt voor jonge leerlingen ook training van fonologisch bewustzijn goed te zijn, met name in combinatie met onderwijs in letter-klank-combinaties. (pp. 8-9)
  3. De onderzoekers vonden verder dat het waarnemen van de eigen gebreken een noodzakelijk onderdeel is van het leren van een taal. Daarom zouden leerlingen aangezet moeten worden om taal productief te gebruiken, dus te spreken en te schrijven. Alleen dan zouden ze eigen gebreken kunnen waarnemen. Feedback op de mate van correctheid van de uitingen zou daarbij belangrijk zijn. De feedback zou wel moeten plaatsvinden in betekenisvolle interactie. (p. 10)
  4. Samenwerkend leren en interactie blijken positieve effecten te hebben op de taalverwerving. Daarbij is het wel belangrijk erop te letten dat leerlingen elkaar de juiste input geven. Ook de wijze waarop de samenwerking wordt ingericht, is van belang. (p. 13)
  5. Ook didactiek en vaardigheden van de leerkracht zijn van belang. Emmelot e.a. vonden echter weinig onderzoek naar effectieve didactieken voor anderstalige leerlingen. Wel geven ze aan dat in veel onderzoek gewezen wordt op het belang van intensieve begeleiding en training van leerkrachten op het gebied van interactievaardigheden, woordenschatdidactiek en geïntegreerd taal- en zaakvakonderwijs. Daarvoor zijn diverse cursussen op de markt, waarvan de onderzoekers een kort overzicht geven. (pp. 14-15) In aanvulling daarop wijzen we ook op het recente handboek voor leerkrachten en Pabo-studenten “Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs” (Kuiken, F. & Vermeer, A., 2013) dat houvast kan bieden.
  6. Kinderen leren taal ook buiten de school. Naschoolse programma’s en voorscholen kunnen effectief zijn. Ook het betrekken van ouders bij de school en het leren van hun kind is belangrijk. Ouders kunnen kinderen stimuleren om veel taalcontact te hebben: door met ze te spreken, door voor te lezen, door contact met andere kinderen en deelname aan buitenschoolse activiteiten zoals sportclubs te stimuleren. Belangrijk is dat ouders hun eigen eerste taal spreken. (p.15)
  7. Enkele belangrijke randvoorwaarden dragen bij aan effectieve taalverwerving. Ruime aandacht voor veiligheid en geborgenheid en het tonen van positieve waardering voor de kinderen, blijken bij te dragen aan grotere vorderingen. (p. 16)
  8. Tot slot bepleiten de onderzoekers het gebruik van leermiddelen voor het basisonderwijs waarbij taal aan de hand van inhoud wordt aangeboden (thematisch onderwijs of geïntegreerd taal- en zaakvakonderwijs voor oudere leerlingen). Ze geven daarvan een overzicht, maar doen geen uitspraken over effectiviteit of kwaliteit. (pp. 16-19)

Onderzoek in Vlaanderen naar de taalverwerving van anderstalige kinderen (Frijns, Jaspaert, Van den Branden, Van Gorp, Verhelst, Van Aevermaet) door het Centrum voor Taal en Onderwijs van de KU Leuven en het Steunpunt voor Diversiteit en Gelijke Onderwijskansen in Gent sluit op veel punten aan bij de bovenstaande bevindingen.

Wel plaatsen deze onderzoekers kanttekeningen bij het geven van feedback op taalcorrectheid. In hun visie moeten betekenis van taaluitingen en een veilig klimaat primeren boven correctheid. Wanneer toch feedback wordt gegeven op de mate van correctheid van taaluitingen dan adviseren zij om dat impliciet te doen, door vragend te herhalen wat het kind net zei, en dan zelf de juiste vorm te gebruiken. De focus dient op de inhoud te blijven.

Uit deze Vlaamse onderzoeken blijkt vooral het belang van een krachtige, taakgerichte leeromgeving (Van den Branden (2006) en Van den Branden, Van Gorp & Verhelst (2007)). Die krachtige leeromgeving wordt gekenmerkt door een veilig en positief klimaat, betekenisvolle en functionele taken en ondersteuning door interactie (Verhelst, 2006).

Kinderen leren de taal door in een veilig klimaat samen betekenisvolle taken uit te voeren en daarbij in interactie te gaan met anderen, zoals de leerkrachten en andere kinderen. Een betekenisvolle taak op zichzelf is onvoldoende om tot een krachtige leeromgeving te komen. Een veilig en positief klimaat is voorwaardelijk. Zeker voor kleuters is de leeromgeving erg belangrijk, omdat jonge kinderen voornamelijk impliciet leren. Impliciet leren verloopt onbewust, gaat vanzelf en wordt beïnvloed door de leeromgeving (Hulstijn, 2002).

Vanuit onderzoek naar language awareness is bekend dat een positieve houding ten opzichte van thuistalen van kinderen hun welbevinden verhoogt (Devlieger, 2012) en daarmee bijdraagt aan een veilig klimaat. Vanuit die positieve houding is het aan te raden om kinderen de thuistaal te laten inzetten in de klas. Als er in de klas kinderen met een gemeenschappelijke thuistaal zijn, dan kunnen zij elkaar helpen door bijvoorbeeld een instructie voor elkaar te vertalen. Heterogene groepen waarin sterkere kinderen de zwakkere kunnen helpen, hebben vanuit deze bevindingen dan ook de voorkeur boven homogene groepjes op niveau.

Verder blijkt dat het type interactie tussen de leerkracht en kinderen van belang is (Frijns & Jaspaert 20151). Leerkrachten moeten inzetten op productieve interactie, waarin de anderstalige kinderen als volledige participanten aan het klasleven kunnen deelnemen (Black, 2004).

Tot slot blijkt uit dit onderzoek dat het wereldbeeld van de leerkracht op taalonderwijs van belang is: hoe constructiever en meer bottom-up de overtuigingen en praktijken van de leerkracht zijn, hoe beter dat voor de taalverwerving van kinderen is. Betrokken leerkrachten die uitgaan van de sociale functie van taal, blijken een positief effect te hebben op de taalverwerving (Frijns & Jaspaert 20152).

In de tekst is gebruik gemaakt van passages uit het rapport Effectieve maatregelen ter bestrijding van taalachterstanden in het primair onderwijs (Y. Emmelot & E. van Schooten, 2006).

Geraadpleegde bronnen

  1. Berben, M., Van den Branden, K., & Van Gorp, K. (2007). “We’ll see what happens.” Tasks on paper and tasks in a multilingual classroom. In: K. Van den Branden, K. Van Gorp & M. Verhelst (Eds.), Tasks in Action. Task-based language education from a classroom-based perspective (pp. 32-67). Cambridge: Cambridge Scholars Publishing. http://www.cambridgescholars.com/download/sample/60591
  2. Black, L. (2004). Differential participation in whole-class discussions and the construction of marginalised identities. Journal of Educational Enquiry, 5(1), 34-54. http://ojs.unisa.edu.au/index.php/EDEQ/article/viewFile/516/386
  3. Frijns, C. (2015). Wie heeft er een çekiç? Over het omarmen van meertaligheid op school. Basis, 11, 22-24. http://www.cteno.be/downloads/publicaties/frijns_basis_cov_2015.pdf
  4. Jaspaert, K. (2013). Opnieuw ten strijde. Basis, 120, 4-7. https://lirias.kuleuven.be/bitstream/123456789/463209/1/opnieuw+ten+strijde(3).pdf
  5. Verhelst, M. (2006). A box full of feelings: Promoting infants’ second language acquisition all day long. In: Van den Branden, K. (ed.), Task-based language education: from theory to practice. Cambridge: Cambridge University Press, 197-216.
  6. http://www.data.ulis.vnu.edu.vn/jspui/bitstream/123456789/2064/1/STT%2098.pdf#page=208
  7. Jaspaert, K. (2015). Creating quarter for doing things with language. In: European Journal of Applied Linguistics, 3(1): 21–45. https://lirias.kuleuven.be/bitstream/123456789/492819/1/eujal-2015-0004(2).pdf
  8. Emmelot, Y. & Schooten, E. van (2006). Effectieve maatregelen ter bestrijding van taalachterstanden in het primair onderwijs. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam (SCO-rapport nr. 763). http://www.kohnstamminstituut.uva.nl/rapporten/pdf/sco763.pdf
  9. Appel, R. & Kuiken, F. (2006). Nederlands als tweede taal. Geschiedenis van een jong vakgebied. In: J. Coenen & M. Hoefnagel (red.) Symposium NT2 revisited. 25 jaar Nederlands als tweede taal: de stand van zaken. Cd-rom. Amsterdam: WAP. http://dare.uva.nl/document/2/47108
  10. Janssen, C., Segers, E., McQueen, J.M., & Verhoeven, L. (2015). Lexical Specificity Training Effects in Second Language Learners. In: Language Learning 65:2, June 2015, pp. 358–389 http://pubman.mpdl.mpg.de/pubman/item/escidoc:2034969/component/escidoc:2160359/Janssen_et_al-2015-Language_Learning.pdf
  11. Hulstijn, J. (2002). Towards a unified account of the representation, processing and acquisition of second language knowledge. In: Second Language Research, 18, 3 (2002), pp. 193-223 http://dare.uva.nl/document/2/165027
  12. Bonset, H. en Hoogeveen, M. (2010). Woordenschatontwikkeling in het basisonderwijs. Een inventarisatie van empirisch onderzoek. SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. http://www.slo.nl/downloads/2010/woordenschatontwikkeling-in-het-basisonderwijs.pdf/
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 3500+ artikelen.