Doorstromen naar het hbo: heeft taalvaardigheid invloed?

Geplaatst op 6 maart 2018

Samenvatting

Gezien de zorgen over het taalniveau van mbo-studenten en de verschillen in taalgebruik op mbo en hbo adviseert een expertgroep van de MBO Raad specifiek aandacht te hebben voor taal op mbo en hbo. Of en zo ja welk effect dat (samen met andere factoren) heeft op hun studiesucces, zou dan nader onderzocht moeten worden. Want nu is naar de precieze rol van taalvaardigheid bij de doorstroom van mbo naar hbo nog geen onderzoek gedaan. Wel is bekend uit studies onder kinderen en jongeren dat taal invloed heeft op prestaties en uiteindelijk op studiesucces.

Hoewel het aantal mbo-studenten in het hbo toeneemt, vallen ze ook relatief vaak uit. Redenen om na doorstroom toch te stoppen zijn volgens de betrokken studenten met name een verkeerde studiekeuze, andere verwachtingen van de studie en een als te zwaar ervaren studie.

De kans op uitval bij instromende mbo’ers is groter dan bij havisten: het curriculum van het hbo sluit minder goed aan bij studenten met een mbo-achtergrond dan bij instromende havisten of vwo’ers. Dit kan verklaren waarom mbo’ers de studie te zwaar vinden. Het hbo wordt door veel studenten onderschat. Mbo’ers hebben vooral moeite met de competenties die van hen gevraagd worden op het hbo.

Studiesucces

We hebben geen onderzoek gevonden dat specifiek ingaat op mbo-studenten uit achterstandsgroepen, de focus van de vraag. Wel is onderzoek gedaan naar de prestaties van studenten met een niet-westerse achtergrond. Hun aandeel in het hoger onderwijs is de laatste jaren sterk toegenomen. Maar hun prestaties blijven achter bij die van autochtone studenten. Een combinatie van (risico)factoren in de thuis- en leeromgeving speelt een rol bij studiesucces onder niet-westerse migranten.

Er is geen onderzoek bekend naar de samenhang tussen taalvaardigheid en doorstroom van mbo-studenten naar het hbo. Wel is meer in algemene zin duidelijk dat taalvaardigheid invloed heeft op studieresultaten, studiesucces en uiteindelijk doorstroom van leerlingen en studenten naar vervolgonderwijs.

Aandacht voor taal

De overgang van mbo naar hbo wordt ook bemoeilijkt door de verschillen in eisen aan taalvaardigheid in beide typen onderwijs. Volgens de expertgroep Taal in MBO van de MBO Raad is taalvaardigheid en vooral het taal ontwikkelend vermogen van de student bepalend voor een succesvolle overstap van mbo naar hbo. Mbo en hbo hebben verschillende verwachtingen ten aanzien van taalvaardigheid van hun studenten. Zo zijn de taaldomeinen (lezen, luisteren, spreekvaardigheid en schrijven) hetzelfde maar worden ze anders ingevuld. Er wordt van hbo-studenten meer zelfsturing verwacht als het gaat om hun taalontwikkeling. En hbo-studenten moeten andere taalproducten opleveren.

Geadviseerd wordt taal expliciet mee te nemen in de voorbereiding van mbo-studenten op het hbo en in de begeleiding van eerstejaars hbo-studenten. De expertgroep wijst erop dat zij zich baseren op eigen ervaring en dat meer onderzoek naar taalontwikkeling in relatie tot doorstroom van mbo naar hbo wenselijk is.

Er is een onderscheid tussen academic drift in het hbo (nadruk op onderzoek) en vocational drift in het mbo (focus op de beroepspraktijk). In de internationale literatuur wordt gesproken over ‘academische taalvaardigheid’ en ‘generieke taalvaardigheid’. Het niveau van academische taalvaardigheid van leerlingen in het lager en voortgezet onderwijs heeft al invloed op schoolprestaties. Tot slot merken we op dat taalvaardigheid relevant is voor alle studenten, en niet alleen voor degenen die doorstromen.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Femke Timmermans en Martine Gijsel
Vraagsteller: Beleidsmedewerker OCW
Geraadpleegde expert(s): Joki Klein Velderman (Saxion) en Peter Noort (UTwente)

Vraag

Welke invloed heeft taalvaardigheid op de doorstroom naar en studiesucces in het hbo van mbo-ers tot 25 jaar uit achterstandsgroepen?

Kort antwoord

De precieze rol van taalvaardigheid bij de doorstroom van mbo naar hbo is niet onderzocht. Bijvoorbeeld in de motieven van mbo-studenten om door te stromen naar het hbo of juist om hun hbo-studie te stoppen, wordt taalvaardigheid als zodanig niet genoemd. Wel is bekend uit studies onder kinderen en jongeren dat taal invloed heeft op prestaties en uiteindelijk studiesucces.

Verder komt uit onderzoek naar de prestaties van studenten met een niet-westerse achtergrond naar voren dat een geheel van factoren in de thuis- en leeromgeving invloed heeft op hun studieloopbaan. Gezien de zorgen omtrent het taalniveau van mbo-studenten en de verschillen in taalgebruik op mbo en hbo wordt door een expertgroep van de MBO – raad geadviseerd specifiek aandacht te hebben voor taal op mbo en hbo. Of en zo ja welk effect dat (samen met andere factoren) heeft op hun studiesucces, zou dan nader onderzocht moeten worden.

Toelichting antwoord

Doorstroom naar en uitval van mbo-studenten in het hbo 

Van alle studenten die zijn ingeschreven in het hbo, was in 2016 ongeveer 34% van de studenten afkomstig van het mbo (Vereniging Hogescholen, 2016). Momenteel stromen meer gediplomeerden met een migratieachtergrond dan autochtone studenten direct door van het mbo naar het hbo (Van den Broek et al., 2017). De doorstroom van studenten van mbo naar hbo (en van hbo naar wo) is vooral voor deze doelgroep, maar ook voor jongeren uit lagere sociale milieus relevant omdat zij minder vaak deelnemen aan havo en vwo (SCP, 2016).

Keerzijde is dat hbo-studenten met een mbo-diploma relatief vaak het hoger onderwijs verlaten: in totaal keert ruim 20% van de doorstromers na het eerste jaar niet terug in het hoger onderwijs, de uitval na drie jaar is zelfs 30,7% (gegevens over studiejaar 2014-2015). De afgelopen vijf jaar is de uitval van mbo’ers in het hoger onderwijs toegenomen.

Binnen de groep uitvallers zijn behoorlijke verschillen zichtbaar. Mannen vallen vaker uit dan vrouwen, en niet-westerse allochtonen vallen vaker uit dan autochtonen. Met name het studiesucces onder mannelijke niet-westerse allochtonen uit het mbo is zorgwekkend: van degenen die startten in 2010 had vijf jaar later slechts 20,9% een einddiploma (Vereniging Hogescholen, 2016). De uitval (en switch) van mbo-studenten in het hbo is het hoogst onder de groep studenten met een diploma mbo-economie, gevolgd door studenten zorg en welzijn (Van den Broek et al., 2017).

De doorstroom en uitval van mbo-studenten in het hbo is veelvuldig onderwerp van onderzoek. Het betreft een diverse groep studenten, en een breed scala aan student- en omgevingskenmerken kan een rol spelen bij de doorstroom van mbo naar hbo en studiesucces in het hbo (Kennisrotonde, 2017). We zullen hier specifiek ingaan op de invloed van taalvaardigheid op de doorstroom van mbo-studenten naar het hbo. Daarbij maken we ook gebruik van literatuur over studiesucces.

Motieven van mbo-studenten om door te studeren

Van de mbo-studenten die in het laatste studiejaar zitten, geeft 47% aan de intentie te hebben om door te studeren in het hoger onderwijs. Redenen om door te willen studeren, zijn: interesse voor de opleiding en motivatie om te studeren, het beroep en financiële perspectieven. Weerstand tegen het afsluiten van een lening (en de voorwaarden voor die lening), is de belangrijkste verklarende factor voor mbo-studenten om niet door te stromen naar het hoger onderwijs. Dit is voor meer dan de helft van de mbo-studenten het geval. 61% van de studenten geeft aan te willen werken; mogelijk speelt de aantrekkende arbeidsmarkt hier een rol.

Andere redenen zijn duur van de studie en moeite om een opleiding te kiezen. Het opleidingsniveau van de ouders speelt eveneens een rol: bij studenten met hoger opgeleide ouders is de intentie om door te stromen 54%, bij studenten met laagopgeleide ouders 45%. Mbo-studenten waarvan geen van beide ouders een opleiding in het hoger onderwijs heeft afgerond, laten zich vaker weerhouden door financiële argumenten. Van de mbo-studenten die niet door studeren wil 60% gaan werken (Van den Broek et al., 2017).

Motieven van doorstromende mbo-studenten om te stoppen met hun hbo-opleiding

Veel hbo-studenten met een mbo-achtergrond stoppen naar eigen zeggen met de opleiding vanwege een verkeerde studiekeuze (53%), niet uitgekomen verwachtingen (42%), onvoldoende motivatie (34%), of omdat de studie te zwaar is (32%) (Van den Broek et al., 2017). Crul, Pasztor en Lelie (2008) constateren op basis van onderzoek dat de kans op uitval bij instromende mbo’ers groter is dan bij havisten: het curriculum voor studenten met een mbo-achtergrond sluit minder goed aan dan voor instromende havisten of vwo’ers. Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat mbo’ers de studie te zwaar vinden. Bovendien zijn ze ouder waardoor de kans groter is dat zij met de studie stoppen om bijvoorbeeld een gezin te beginnen of geld te verdienen.

Deze uitkomsten worden bevestigd door een meer recente studie. Uit een onderzoek van Nijland (2014) onder eerstejaars studenten en hun begeleiders op een hogeschool komt naar voren dat het hbo door veel studenten wordt onderschat. Mbo’ers hebben vooral moeite met de competenties die van hen gevraagd worden op het hbo. De opleiding is te moeilijk, kost te veel tijd, de manier van leren of het vakgebied ligt hen niet. Daarnaast hebben studenten, vanwege een vooropleiding die onvoldoende aansluit en een onvoldoende doordachte studiekeuze, andere verwachtingen van de opleiding.

Tot slot, studenten die stoppen voelen zich, in vergelijking met studenten die doorstuderen, minder vaak thuis in de opleiding en instelling. Ze hebben ook minder aansluiting met de docenten en medestudenten (Kennisrotonde, 2017). De mogelijke rol van taalvaardigheid als specifieke factor komt in deze studies niet naar voren, niet in de vragen van de onderzoekers, en niet in de antwoorden van de studenten (op meer open vragen).

Studiesucces van studenten met een niet-westerse achtergrond

We hebben geen onderzoek gevonden dat specifiek ingaat op mbo-studenten uit achterstandsgroepen, de focus van de vraag. Wel is onderzoek gedaan naar de prestaties van studenten met een niet-westerse achtergrond. Daaruit is bekend dat, hoewel het aandeel studenten uit niet-westerse migrantengroepen in het hoger onderwijs de laatste jaren sterk toegenomen, hun prestaties achterblijven bij die van autochtone studenten. Het is moeilijk de verschillende factoren die daarvoor als verklaring worden gegeven, op waarde te schatten (Vogels, 2013).

Verschillen in sociaaleconomische status (SES) van het gezin waarin de student is opgegroeid, of andere factoren die in het algemeen van invloed zijn op studiesucces (eindexamencijfer, leeftijd, studierichting en tijdbesteding) bieden geen afdoende verklaring (Ooijevaar, 2010). Vogels (2013) concludeert op basis van verschillende onderzoeken dat ook etniciteit geen afdoende verklaring biedt. Studiesucces van niet-westerse allochtone studenten wordt met name bepaald door een samenspel van verschillende risicofactoren in de thuis- en leeromgeving.

Voorbeelden van risicofactoren zijn een extrinsiek gemotiveerde studiekeuze, gebrekkige kennis van het Nederlandse onderwijs en een gebrekkige sociale integratie, op latere leeftijd aan een studie beginnen en taalproblemen. Hoewel deze kenmerken álle studenten kunnen raken, komen deze bij niet-westerse studenten vaker, en vaker in combinatie, voor. Wolff (2013) stelt dat niet-westerse allochtone studenten baat hebben bij een leeromgeving waar studenten bij aanvang sterk gestuurd worden, er een kleine afstand is tussen student en docent /begeleider, en de opleiding kleinschalig van opzet is. Opleidingen waar dit niet het geval is, laten een groot verschil zien in studiesucces tussen autochtone en niet-westerse allochtonen.

Taalvaardigheid en studiesucces

De samenhang tussen studie-uitval in het hoger onderwijs en taalvaardigheidsproblemen is nog nauwelijks onderzocht. Wat dergelijk onderzoek complex maakt, is dat het niet eenvoudig is een onderscheid te maken tussen cognitie en taalvaardigheid (Herelixka & Verhulst, 2014). Gegeven deze complexiteit, lijken taalvaardigheidsproblemen wel een weerslag te kunnen hebben op studieresultaten. Zo hangen de resultaten op een taaltest samen met de gemiddelde score die universitaire studenten halen op hun tentamens (De Wachter, Heeren, Marx & Huyghe, 2013).

Hoewel de relatie tussen sociaal-economische status, taalvaardigheid en schoolprestaties tot nu toe vooral onderzocht is bij jonge kinderen (Spencer, Clegg, Stackhouse & Rush, 2017), is recent ook onderzoek gedaan bij tieners. Daaruit blijkt dat leerlingen uit achterstandsgroepen door slechter presteren in rekenen en taal minder ver komen in het voortgezet onderwijs (zie o.a. Polidano, Hanel & Buddelmeyer, 2013; Spencer, Clegg, Stackhouse & Rush, 2017). Ook uit een studie van Hakkarainen, Holopainen en Savolainen (2013) blijkt dat taalvaardigheid in het voortgezet onderwijs invloed heeft op studieresultaten, de keuze voor het type voortgezet onderwijs en uiteindelijk de overgang naar vervolgonderwijs.

Taalvaardigheid in relatie tot doorstroom van mbo naar hbo

De overgang van mbo naar hbo wordt bemoeilijkt door de verschillen in taalvaardigheid tussen beide typen onderwijs (Elffers, 2016; MBO Raad, 2016). Volgens de expertgroep Taal in MBO van de MBO Raad is taalvaardigheid en vooral het taal ontwikkelend vermogen van de student bepalend voor een succesvolle overstap van mbo naar hbo. Mbo en hbo hebben verschillende verwachtingen ten aanzien van taalvaardigheid van hun studenten. Zo zijn de taaldomeinen (lezen, luisteren, spreekvaardigheid en schrijven) hetzelfde maar worden ze anders ingevuld, wordt er van hbo studenten meer zelfsturing verwacht als het gaat om hun taalontwikkeling, en moeten hbo studenten andere taalproducten opleveren.

Geadviseerd wordt taal expliciet mee te nemen in de voorbereiding van mbo studenten op het hbo en in de begeleiding van eerstejaars hbo studenten. De expertgroep wijst erop dat zij zich baseren op eigen ervaring en dat meer onderzoek naar taalontwikkeling in relatie tot doorstroom van mbo naar hbo wenselijk is. Elffers (2016) maakt onderscheid tussen academic drift in het hbo (nadruk op onderzoek) en vocational drift in het mbo (focus op de beroepspraktijk). In de internationale literatuur wordt gesproken over ‘academische taalvaardigheid’ en ‘generieke taalvaardigheid’, waarbij het niveau van academische taalvaardigheid van leerlingen in het lager en voortgezet onderwijs al invloed heeft op schoolprestaties (Heppt, Haag & Henschel, 2016; Schuth, Köhne & Weinert, 2017).

Tot slot merken we op dat taalvaardigheid relevant is voor alle studenten, en niet alleen voor degenen die doorstromen. Mbo-studenten kunnen vaak niet aan de minimale taaleisen voldoen (Raaphorst & Steehouder, 2011; Scharten, Netten, Gerritsen & Kuijpers, 2015) (zie ook de literatuurverwijzingen hieronder bij ‘Meer weten’).

Samenvatting

Hoewel het aantal mbo-studenten in het hbo toeneemt, vallen ze ook relatief vaak uit. Motieven om door te stromen naar het hbo zijn interesse voor de opleiding, het beroep en financiële perspectieven. Redenen om na doorstroom toch te stoppen zijn volgens de betrokken studenten met name een verkeerde studiekeuze, andere verwachtingen van de studie en een als te zwaar ervaren studie. Een combinatie van (risico)factoren in de thuis- en leeromgeving speelt een rol bij studiesucces onder niet-westerse migranten.

Er is geen onderzoek bekend waarin de samenhang tussen taalvaardigheid en doorstroom van mbo studenten naar het hbo is onderzocht. Daarmee is er ook geen onderzoek onder naar het hbo doorstromende mbo-studenten uit achterstandsgroepen. Wel is meer in algemene zin duidelijk dat taalvaardigheid invloed heeft op studieresultaten, studiesucces en uiteindelijk doorstroom van leerlingen en studenten naar vervolgonderwijs. Gezien de zorgen omtrent het taalniveau van mbo-studenten en de verschillen in taalgebruik op mbo en hbo wordt geadviseerd specifiek aandacht te hebben voor taal in zowel mbo als hbo.

Geraadpleegde bronnen

Meer weten?

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Webinar
Taalontwikkeling en taalbeleid
Taalontwikkeling en taalbeleid
Gratis webinar met Karen Heij
Wij-leren.nl Academie 
Professionalisering
De beste nascholing volg je bij Medilex Onderwijs
De beste nascholing volg je bij Medilex Onderwijs
Gemiddeld beoordelen deelnemers ons met een 8,4
Medilex Onderwijs 
Taalgericht onderwijs
Taal in alle vakken - De sleutel naar taalgericht onderwijs
Gerdineke van Silfhout
Tweetaligheid
Tweetaligheid is geen probleem
Sieneke Goorhuis
Taalontwikkeling
Taalontwikkeling: door taal worden kinderen mensen
Steven Pont


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



beroepsonderwijs
NT2
schoolloopbaan
taalontwikkeling
uitstroomniveau

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest