Motivatie bij verschillende prestatieniveaus en sociale en etnische achtergrond

Geplaatst op 1 juni 2016

Leerlingen tonen meer inzet en presteren beter als docenten hun autonomie ondersteunen. En als leraren de prestaties van leerlingen beoordelen op grond van hun inzet en individuele vooruitgang, heeft dat een positieve invloed op hun motivatie. Dat geldt voor alle leerlingen ongeacht hun sociale of etnische achtergrond, zo blijkt uit een reviewstudie van het Kohnstamm Instituut (Universiteit van Amsterdam).
Leerkrachten hebben veel te maken met verschillen tussen leerlingen, niet alleen op cognitief gebied maar ook op sociaal-economisch en etnisch gebied. Die verschillen kunnen het leraren lastig maken om alle leerlingen goed te motiveren.
De motivatie van leerlingen voor school wordt echter nauwelijks bepaald door hun sociaal-economische achtergrond. En leerlingen uit etnische minderheidsgroepen zijn over het algemeen even gemotiveerd als, of gemotiveerder dan, autochtone leerlingen. Dit blijkt uit een praktijkgerichte literatuurstudie van het Kohnstamm Instituut en de afdeling Pedagogiek, Onderwijskunde en de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam. De onderzoekers baseren hun bevindingen ook op gesprekken met leraren uit basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs over hun ervaringen.

Meer autonomie vergroot motivatie

Meer kennis over motivatie kan docenten helpen hun leerlingen te motiveren. Zowel niet-westers allochtone als autochtone leerlingen zijn gemotiveerder wanneer leerkrachten hun autonomie ondersteunen. Dat wil zeggen dat leraren rekening houden met gevoelens en opvattingen van de leerlingen, en hen informatie en keuzeruimte geven. Ook oefenen ze weinig controle en druk uit. Als leerlingen autonomie ervaren, vergroot dat niet alleen hun motivatie maar heeft dat bovendien een gunstig effect op hun inzet en prestaties.

Betere prestaties met leergerichte aanpak

Bij alle leerlingen beïnvloedt een leergerichte aanpak hun motivatie en prestaties positief. Leraren beoordelen met deze aanpak de prestaties op basis van getoonde inzet en individuele vooruitgang van leerlingen. Ook leidt een leergerichte aanpak tot minder vermijdingsgedrag dan een prestatiegerichte aanpak waarbij prestaties van leerlingen onderling worden vergeleken en vooral hoge cijfers worden beloond.

Toetsen als middel om te leren

De ondervraagde leraren merkten op dat leerlingen vooral extrinsiek gemotiveerd zijn, maar dat werd niet in de literatuur gevonden. De leerkrachten vinden het lastig om leerlingen intrinsiek te motiveren, omdat het schoolsysteem volgens hen erg gericht is op toetsen en cijfers. Wat kan helpen is toetsen niet te gebruiken als beoordelingsinstrument maar als middel om kinderen zo veel mogelijk te laten leren. En een cijfer kan helpen om te reflecteren op wat de leerling heeft geleerd. Het gebruik van toetsen en cijfers kan dus omgebogen worden naar een meer leergerichte aanpak.
Over het onderzoek
De reviewstudie bestond uit twee onderdelen. Eerst zijn eventuele verschillen in motivatie van leerlingen in samenhang met hun sociaal-economische of etnische herkomst in kaart gebracht. Vervolgens keken de onderzoekers naar literatuur over de rol van de docent bij het motiveren van verschillende groepen leerlingen. Het aantal relevante studies voor dit tweede onderdeel was vrij klein, vandaar dat conclusies hierover als voorlopig moeten worden beschouwd.

Samenvatting

Docenten in basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs worden in toenemende mate geconfronteerd met verschillen tussen hun leerlingen. Deze kunnen samenhangen met de sociaal-economische of etnische achtergrond van de leerlingen en mogelijk leiden tot verschillen in motivatie voor school en verschillen in hoe leerlingen het beste gemotiveerd kunnen worden. Voor een docent kunnen alle verschillen het lastig maken om in de uiteenlopende behoeften van hun leerlingen te voorzien en elke leerling goed te motiveren. In deze literatuurreview is gezocht naar internationale en nationale literatuur met een focus op Nederlands onderzoek, ook onderzoek dat niet in de internationale peer-reviewed tijdschriften is verschenen. Eerst zijn eventuele verschillen in motivatie van leerlingen in samenhang met hun sociaaleconomische of etnische herkomst in kaart gebracht en vervolgens literatuur over de rol van de docent bij het motiveren van verschillende groepen leerlingen. 

Onderscheiden motivatiebegrippen 

In onderzoek naar motivatie wordt tegenwoordig vooral uitgegaan van twee theorieën, de Achievement Goal Theory (AGT) en de Self-Determination Theory (SDT). In onderstaande tabel worden de aspecten van motivatie beschreven die vanuit deze twee theorieën zijn onderscheiden en die in dit literatuuronderzoek zijn opgenomen. Ook wordt ingegaan op cognitief zelfvertrouwen en academisch zelfconcept. Dit zijn belangrijke aspecten van motivatie binnen verschillende theorieën. 

Tabel De in dit rapport onderscheiden deelaspecten van motivatie 

Begrip Betekenis Voorbeelditem
Leerdoelen (AGT)   Een leerling wil de leerstof onder de knie krijgen   Als ik op school iets niet meteen snap, ga ik er juist extra mijn best voor doen.  
Prestatiedoelen (AGT)  Een leerling wil laten zien dat hij/zij beter is dan anderen (toenaderingsdoel)
Een leerling tracht te voorkomen dat anderen zijn/haar mindere kennis of vaardigheid opmerken (vermijdingsdoel)
Wanneer ik een hoger cijfer haal met rekenen dan de meeste klasgenoten, vind ik dat leuk. (toenaderingsdoel) Ik ben tijdens de les bang dat andere leerlingen zullen merken dat ik iets niet begrijp. (vermijdingsdoel)  
Intrinsieke motivatie (SDT)  Een leerling leert omwille van interesse en plezier in de stof zelf  Ik vind het leuk om te werken aan taal.  
Belang van onderwijs (SDT) Een leerling leert omdat hij/zij het belang van het leren inziet   Ik maak mijn huiswerk, omdat ik dit belangrijk vind voor mijn verdere schoolloopbaan.  
Extrinsieke motivatie (SDT)  Een leerling leert, omdat het moet van anderen of voor een beloning.  Ik doe mijn best op school, omdat dit moet van mijn leerkracht.  
Cognitief zelfvertrouwen  Een leerling vertrouwt erop dat hij/zij een goed resultaat kan halen als het erop aankomt.  Ik kan zelfs de moeilijkste opgaven maken als ik mijn best doe.  
Academisch zelfconcept   Een leerling meent goed in leren of een vak te zijn  Ik ben goed in scheikunde.  


In deze literatuurreview zijn eerst eventuele verschillen in motivatie van leerlingen in samenhang met hun sociaal-economische of etnische herkomst beschreven. Daarna is literatuur over de rol van de docent bij het motiveren van verschillende groepen leerlingen in kaart gebracht. Hierbij hebben we ons specifiek gericht op aanpakken die volgens de twee onderscheiden theorieën effectief zouden zijn. Onderzocht is in hoeverre deze aanpakken even effectief zijn voor leerlingen die verschillen in prestatieniveau, etnische en sociaaleconomische achtergrond. 

Aanpak met SDT 

SDT benadrukt dat leerlingen behoefte hebben zelf hun gedrag te sturen en daarmee behoefte hebben aan autonomie. Docenten die autonomie ondersteunen houden rekening met gevoelens en opvattingen van leerlingen, geven informatie en keuzes, terwijl ze weinig controle en druk uitoefenen. Kernaspecten van autonomie-ondersteuning zijn: het geven van betekenisvolle uitleg, het gebruiken van niet-dwingende taal, het bieden van keuzes en zich kunnen verplaatsen in de leerling (rekening houden met zijn/haar gevoelens). Wanneer de autonomiebeleving van leerlingen wordt versterkt, is te verwachten dat er sprake is van een stimulering van intrinsieke motivatie en leerdoelen. Eveneens draagt het ervaren van meer autonomie-ondersteuning bij aan meer inzet en betere prestaties van leerlingen. 

Aanpak met AGT 

AGT onderscheidt instructiewijzen die verschillen in de mate waarin ze gericht zijn op prestaties of de individuele vooruitgang van leerlingen. In een prestatiegerichte klas worden prestaties van leerlingen onderling vergeleken en worden hoge cijfers beloond. Daarentegen kunnen prestaties ook beoordeeld worden op basis van getoonde inzet en de mate waarin een leerling vooruit is gegaan ten opzichte van zijn of haar eerdere prestaties. Dit wordt een leergerichte aanpak genoemd. Onderzoek heeft laten zien dat klassen waarin inzet en individuele vooruitgang benadrukt worden, leiden tot betere leerprestaties en minder vermijdingsgedrag dan prestatiegerichte klassen.

Verschillen in motivatie naar sociaal-economische status

41 studies (waaronder zeven uit Nederland) geven informatie over verschillen in motivatie naar sociaal-economische status (SES). Uit het internationale onderzoek blijkt dat leerlingen met een verschillende SES over het algemeen niet verschillen in hun motivatie. Alleen bij academisch zelfconcept komt een verschil in motivatie naar voren tussen leerlingen met een hogere en lagere SES. Leerlingen met een hogere SES hebben een positiever academisch zelfconcept. Daarnaast bleek uit Nederlands onderzoek dat leerlingen met een hogere SES meer cognitief zelfvertrouwen hebben. Leerlingen met een hogere SES presteren gemiddeld ook beter, wat vermoedelijk de onderliggende oorzaak is van hun positievere zelfconcept en hogere cognitief zelfvertrouwen. 

In Nederlands onderzoek werden ook verschillen tussen leerlingen met een hogere en lagere SES gevonden in intrinsieke motivatie. Deze bleken echter niet voor alle groepen leerlingen te gelden. Terwijl autochtone leerlingen met een lage en hoge SES niet verschilden in intrinsieke motivatie, bleek voor leerlingen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond een hogere SES samen te gaan met een lagere motivatie. Deze uitkomst kan verklaard worden door de gerichtheid op sociale stijging die onder Turkse en Marokkaanse ouders is gevonden. Vaak was een migratiemotief van Turkse en Marokkaanse ouders de wens om hun kinderen een betere toekomst te bieden, te bereiken met een hoger opleidings- en beroepsniveau voor hun kinderen. Bij leerlingen van Turkse of Marokkaanse herkomst met een hoge SES heeft deze sociale stijging al plaats gevonden of was sociale stijging niet aan de orde.

Verschillen in motivatie naar etnische herkomst

Op basis van 62 studies, waaronder 14 Nederlandse, blijkt dat leerlingen uit minderheidsgroepen over het algemeen evenveel als of meer gemotiveerd zijn dan leerlingen uit de meerderheidsgroep. We vonden enkele verschillen tussen Amerikaanse en Nederlandse/Europese studies. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat leerlingen uit de minderheidsgroepen evenveel als of meer intrinsiek en extrinsiek gemotiveerd zijn dan leerlingen uit de meerderheidsgroep, evenveel gericht zijn op prestatiedoelen, evenveel of meer gericht zijn op leerdoelen, en meer belang hechten aan onderwijs. Nederlands onderzoek vindt hetzelfde voor leerdoelen en het belang dat gehecht wordt aan onderwijs. Eén Nederlandse studie vindt een sterkere gerichtheid van niet-westers allochtone leerlingen op prestatiedoelen. Nederlands onderzoek laat daarnaast zien dat Marokkaanse en Turkse leerlingen zowel meer intrinsiek als extrinsiek gemotiveerd zijn dan autochtone leerlingen. Deze bevindingen passen bij de zogenaamde ‘immigrant optimism’ hypothese, waarbij verondersteld wordt dat migrantenouders en hun kinderen een sterk geloof hebben in het nut van het volgen van onderwijs voor maatschappelijk succes in de toekomst.

De bevindingen van de onderzoeken in de Verenigde Staten laten meestal geen verschil zien tussen het cognitief zelfvertrouwen van leerlingen van de minderheidsgroepen en meerderheidsgroep. Wat betreft het academisch zelfconcept van leerlingen toont Amerikaans onderzoek dat leerlingen van de minderheidsgroepen een even hoog of negatiever academisch zelfconcept hebben. Europese onderzoeken (waaronder Nederlandse onderzoeken), laten allemaal zien dat leerlingen van de minderheidsgroepen een sterker algemeen cognitief zelfvertrouwen hebben. Nederlandse onderzoeken vinden daarnaast dat Marokkaanse, Turkse en Surinaamse leerlingen een even hoog of een positiever academisch zelfconcept hebben vergeleken met autochtone leerlingen. Dit is in veel gevallen niet in overeenstemming met hun prestaties die gemiddeld lager liggen dan de prestaties van leerlingen uit meerderheidsgroepen. Een onderliggende verklaring voor de hogere verwachtingen van leerlingen uit minderheidsgroepen kan te maken hebben met de verwachtingen van ouders. Er is vrij vaak gevonden dat migrantenouders hoge verwachtingen hebben van de school- en beroepsloopbaan van hun kinderen, een hoge mobiliteitsoriëntatie, wat zich kan vertalen in hogere verwachtingen bij hun kinderen over hun studieloopbaan. Dat in Amerikaans onderzoek deze uitkomsten bij de verwachtingen component van motivatie niet worden gevonden, zou te maken kunnen hebben met de zogenaamde ‘attitude-prestatie paradox’, die inhoudt dat leerlingen van minderheidsgroepen niet handelen naar hun grote ambities vanwege twijfels over de toekomstige opbrengst van hun inzet op school in een maatschappij waarin zij zichzelf benadeeld voelen.

De rol van de docent bij het motiveren van verschillende groepen leerlingen

Weinig studies gaan over de mate waarin docenten een leer- of prestatiegerichte aanpak of een autonomie-ondersteunende aanpak variëren bij leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken. Het lijkt er wel op dat docenten hun aanpak aanpassen aan de leerlingen. 

Autonomie-ondersteuning door de docent bij het lesgeven 

We vonden vrij weinig, namelijk vier internationale en twee nationale studies die relevant waren voor onze literatuurreview naar de effecten van autonomieondersteuning door docenten op leerlingen met verschillende prestatieniveaus, SES en etnische achtergrond. De gevonden artikelen gingen voornamelijk over verschillen naar etniciteit. Over verschillen naar SES zijn nauwelijks artikelen geschreven en over verschillen naar prestatieniveau konden we geen enkel artikel opnemen in onze literatuurreview. De in de studies onderzochte aspecten van autonomie-ondersteuning betroffen enkele keren de mate van controle die door de docent wordt uitgeoefend bij het lesgeven. Bij een hoge mate van controle wordt bijvoorbeeld door de docent geen ruimte gegeven voor keuzes of eigen meningen van leerlingen. Hoe hoger de controle, hoe minder de autonomie van leerlingen ondersteund wordt. Een hoge mate van controle wordt in de literatuur benoemd als aspect van ‘dwang’, de tegenhanger van autonomie-ondersteuning. Ook straf geven en leerlingen zich slecht laten voelen, vallen daar onder. Eén studie heeft dit laatstgenoemde aspect onderzocht. Een ander aspect van autonomieondersteuning dat in één studie werd onderzocht, was het aanmoedigen van leerlingen om zelfstandig te denken. Tenslotte werd in één studie het tijdens de les aansluiten bij de belevingswereld van leerlingen door de docent onderzocht.
In de meeste studies werd een positief verband gevonden tussen autonomieondersteuning door de docent en motivatie van leerlingen uit etnische minderheidsgroepen. De meeste studies vonden geen verschillen tussen leerlingen uit etnische minderheidsgroepen en leerlingen uit de meerderheidsgroep. Wel gevonden samenhangen tussen autonomieondersteuning en prestaties voor leerlingen uit etnische minderheidsgroepen waren verre van eenduidig. Al met al lijkt het erop dat autonomieondersteuning even positief kan zijn voor leerlingen uit etnische minderheidsgroepen als voor leerlingen uit de meerderheidsgroep. Diverse studies hebben laten zien dat het ervaren van autonomie een universele basisbehoefte is die een positief effect heeft op motivatie en prestaties van zowel niet-westers allochtone als autochtone leerlingen. Vaak werd gedacht dat een autonomie-ondersteunende aanpak een groter beroep doet op de verbale en metacognitieve vaardigheden van leerlingen, waardoor niet alle leerlingen, ervan profiteren. Echter, het ondersteunen van de autonomiebeleving kan ook plaatsvinden zonder een groter beroep te doen op verbale en metacognitieve vaardigheden van leerlingen. Zo kan bij het bieden van keuzes eveneens structuur geboden worden. Autonomie-ondersteunende activiteiten door docenten zoals rekening houden met gevoelens van leerlingen en betekenisvolle uitleg geven, doen bovendien geen groter beroep op verbale en metacognitieve vaardigheden van leerlingen. 

Leer- en prestatiegerichte aanpak van de docent bij het lesgeven 

Over de relatie tussen een leergerichte en prestatiegerichte aanpak en motivatie en prestaties vonden we nauwelijks studies die relevant waren voor onze literatuurreview. Over een prestatiegerichte aanpak vonden we zelfs geen enkele studie. Wat een leergerichte aanpak betreft, vonden we drie Amerikaanse studies en één Nederlandse studie over verschillen naar etnische herkomst in effecten op motivatie en prestaties. De meeste resultaten laten een positieve relatie zien tussen een leergerichte aanpak en motivatie en prestaties. De drie studies waar een vergelijking met Europees-Amerikaanse leerlingen werd gemaakt, vonden bij deze groep dezelfde resultaten. Al met al lijkt het erop dat een leergerichte aanpak positief is voor de motivatie en prestaties van leerlingen uit alle etnische groepen. 

Waarover is meer (Nederlands) onderzoek nodig? 

Over alle aspecten waarover binnen deze review naar literatuur is gezocht, is veel meer Nederlands onderzoek nodig. Ook over motivatieverschillen tussen leerlingen met verschillende achtergrondkenmerken, omdat de gevonden studies hierover voor het grootste deel Amerikaans onderzoek betreffen. Verder is er meer onderzoek gewenst naar de mate waarin motivatieverschillen tussen etnische en SES groepen mogelijk samenhangen met factoren zoals geslacht, leeftijd en of iemand 1e , 2e of latere generatie allochtoon is. Bovendien is vrijwel al het beschikbare onderzoek cross-sectioneel en verricht met behulp van vragenlijsten, waardoor een eenzijdig beeld kan ontstaan. Gewenst is meer longitudinaal onderzoek, onderzoek met niet alleen vragenlijsten en onderzoek in het MBO, omdat dit nog nauwelijks is uitgevoerd.

Praktijkaanbevelingen

In het algemeen lijkt autonomie-ondersteuning of leergerichte aanpak voor alle groepen leerlingen positief te werken en blijken leerlingen met een lage SES en leerlingen uit etnische minderheidsgroepen niet minder gemotiveerd voor leren. Op grond van de reviewstudie zijn een paar praktijkaanbevelingen gedaan waarbij we hier een enkel voorbeeld geven. De eerste vier aanbevelingen betreffen kernaspecten van autonomie-ondersteuning (SDT): zich kunnen verplaatsen in de leerling (rekening houden met zijn/haar gevoelens), het gebruiken van niet-dwingende taal, betekenisvolle uitleg geven en het bieden van keuzes. 


‘Houd rekening met gevoelens van leerlingen, verplaats je in de leerling’
Voorbeeld:
Docent Nico geeft de datum voor een proefwerk door aan de leerlingen in zijn klas. Joris roept gelijk dat hij de toets later wil, omdat hij in het weekend een familiedag heeft. Docent Nico zegt kalm tegen Joris: ‘Wat leuk, een familiedag. Ik kan me voorstellen dat je op die dag weinig tijd of zin hebt om te leren voor het proefwerk. Het proefwerk kan ik niet verzetten. Zou je het zo kunnen plannen dat je juist op andere dagen wat meer aan voorbereiding voor het proefwerk doet? Wat ga je doen op de familiedag?’ Joris vertelt over de plannen voor de familiedag en maakt geen probleem meer van de proefwerkdatum. 


‘Gebruik niet-dwingende taal’
Voorbeeld: Cas heeft een onvoldoende gehaald. Leraar Sem vraagt: Ik weet dat jij beter kan. Wat is er gebeurd? (In plaats van het dwingende/controlerende ‘Ik ben enorm teleurgesteld in jou. Ik verwacht meer van jou.’) 


‘Geef betekenisvolle uitleg’, ‘Sluit aan bij de belevingswereld van leerlingen’
Voorbeeld: Docent Mark geeft op een vmbo-school het vak verzorging. Hij bedenkt samen met de leerlingen een project om een kinderfeestje voor te bereiden. Docent Mark maakt afspraken met een basisschool, zodat het feestje in groep 5 van de school gegeven kan worden.  


‘Bied keuzes (met structuur)’
Voorbeeld: Leerkracht Frank laat zijn leerlingen in groep 6 met een weekplanner werken. Vooral bij de leerlingen die het lastig vinden om hun taken voor de week goed in te plannen gaat hij wat vaker langs om hun planningen en voortgang te bespreken. 


De volgende twee praktijkaanbevelingen betreffen kernaspecten van een leergerichte aanpak (AGT):  


‘Leg geen nadruk op cijfers. Gebruik toetsen en cijfers als middel om te reflecteren’
Voorbeeld: Meester Patrick heeft de resultaten van de spellingtoetsen waarin drie type woorden aan bod kwamen. Hij deelt toetsen en scores uit aan de leerlingen en vraagt iedere leerling op te schrijven welk type woorden ze het meest lastig vinden. Iedere leerling mag daarna gaan oefenen met dat type woorden. 


‘Richt je op de individuele vooruitgang en inzet van leerlingen’
Voorbeeld: Miranda uit groep 4 kan niet zo goed leren, maar presteert net goed genoeg om mee te kunnen komen. Ze heeft een 6,5 gehaald voor een rekentoets. Haar leerkracht complimenteert haar met de vooruitgang ten opzichte van de vorige toets, waarvoor zij een 5,5 kreeg.  


Tenslotte is een praktijkaanbeveling geformuleerd die volgt uit de uitkomst van het eerste deel van het onderzoek dat leerlingen uit lagere sociale milieus en allochtone leerlingen niet – zoals wel gedacht wordt – minder gemotiveerd zijn dan andere leerlingen, maar vaak evenveel of meer gemotiveerd zijn.  


‘Ga er vanuit dat elke leerling, ongeacht zijn of haar achtergrond, gemotiveerd is.’
Voorbeeld: De klas is bezig met een oefening voor aardrijkskunde. Emin lette tijdens de instructie al niet goed op, begon steeds te praten met Timo die naast hem zit en tijdens de verwerking begint hij met een balletje te gooien. In plaats van boos te worden en een streepje achter zijn naam te zetten op het bord omdat hij weer niet meedoet met de les, besluit zijn leerkracht Yvonne hem na de les apart te nemen. Uit het gesprek blijkt dat Emin de teksten en begrippen bij aardrijkskunde vaak lastig vindt en dan afhaakt. De leerkracht spreekt met Emin af dat hij de aardrijkskunde opdrachten voortaan samen met een medeleerling mag maken die hem kan helpen met moeilijke begrippen. Tijdens de instructie probeert de leerkracht beter op te letten dat ze alles voldoende duidelijk maakt en ze spreekt met Emin af dat hij het voortaan aangeeft en vragen stelt als hij het te lastig vindt. Emin belooft dat hij de lessen minder zal verstoren.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Details van het onderzoek

  
NWO-projectnummer:  405-14-531
Titel onderzoeksproject:  Een praktijkreviewstudie naar het motiveren van leerlingen met verschillende prestatieniveaus en sociale en etnische achtergrond
Looptijd:01-01-2014 tot 01-10-2014

Projectleider(s)

Naam Instelling E-mail
Dr. H. van der Veen Universiteit van Amsterdam h.vanderveen@uva.nl

Projectuitvoerder(s)

Naam Instelling E-mail
Desirée Weijers Universiteit van Amsterdam D.Weijers@uva.nl

Publicatie(s)

Relevante links(s)

[Bron: Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)]

Gerelateerd

Webinar
Intrinsieke motivatie en spel: de echte motor onder leren?
Intrinsieke motivatie en spel: de echte motor onder leren?
Gratis webinar met Rob Martens
Wij-leren.nl Academie 
Professionalisering
Cursussen, congressen en opleidingen
Cursussen, congressen en opleidingen
Gemiddeld beoordelen deelnemers ons met een 8,4
Medilex Onderwijs 
Motivatie
Motivatie - intrinsieke en extrinsieke motivatie
Machiel Karels


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Zelfregulatie in een video van één minuut uitgelegd
Zelfregulatie in een video van één minuut uitgelegd
redactie
Motivatie in een video van één minuut uitgelegd
Motivatie in een video van één minuut uitgelegd
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



achterstandsleerlingen
extrinsieke motivatie
intrinsieke motivatie
motivatie

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest