Welke inzet van sociogrammen geeft leerkrachten in het primair onderwijs het best inzicht in sociale relaties tussen leerlingen?
Geplaatst op 20 september 2021
Een sociogram geeft een leraar inzicht in de sociale relaties in een klas. De nominatieprocedure wordt daarvoor het meest gebruikt. Leerlingen nomineren dan hun klasgenoten aan de hand van vragen, zoals: met wie speel je graag? Deze procedure is het betrouwbaarst wanneer leerlingen een ongelimiteerd aantal medeleerlingen mogen nomineren. Andere methoden zijn de ratingprocedure, de paarsgewijze vergelijking en de observatiemethode. Alle methoden hebben zowel voor- als nadelen.
De mate waarin leerlingen erin slagen om positieve relaties aan te gaan met klasgenoten heeft invloed op hun huidige en toekomstige functioneren. Zo blijkt er een redelijk sterke relatie te bestaan tussen sociale acceptatie en schoolprestaties. Ook een positief klasklimaat heeft invloed op het leren van leerlingen.
Een sociogram helpt om inzicht te krijgen in de sociale relaties in een klas. Zo zie je bijvoorbeeld sneller hoe een leerling in een groep ligt en of leerlingen positieve relaties met elkaar opbouwen.
De nominatieprocedure is populair
De meest gebruikte manier om een sociogram te maken is de nominatieprocedure. Hierbij vraagt de leraar (mondeling of schriftelijk) om klasgenoten te nomineren met vragen als: met wie speel je wel of niet graag? Of: met wie werk je graag of niet graag samen?
In het voorbeeld in figuur 1 zijn de antwoorden in een sociogram weergegeven. De pijlen geven de relaties tussen leerlingen aan; de richting geeft aan op wie de nominatie is gericht. Drie leerlingen hebben S1 positief genomineerd en één leerling heeft S1 negatief genomineerd.
Figuur 1: Voorbeeld van een sociogram
Ongelimiteerde nominaties hebben de voorkeur boven gelimiteerde
Leraren kunnen het aantal nominaties begrenzen, bijvoorbeeld zodat elke leerling maximaal drie nominaties mag geven. Een nadeel kan zijn dat leerlingen minder groepsgenoten nomineren dan ze eigenlijk zouden willen. Ook als het om een grote groep gaat kan zo’n begrenzing een vertekend sociogram opleveren.
Ongelimiteerde nominaties leveren betrouwbaardere data op en verdienen daardoor de voorkeur, ondanks dat ze meer tijd en moeite kosten en leerlingen soms minder selectief zijn in hun keuze.
Voor- en nadelen van andere sociometrische methoden
Andere methoden om de sociale relaties in een klas in kaart te brengen zijn de ratingprocedure, de paarsgewijze vergelijking (paired comparison) en de observatiemethode. Ook deze methoden hebben voor- en nadelen:
- Bij de ratingprocedure beoordeelt elke leerling per vraag zijn medeleerlingen op een schaal van 1 tot 5. Jonge leerlingen kunnen een vrolijk, een neutraal en een verdrietig gezichtje aangeven. Vooral bij jongere leerlingen levert dit een betrouwbaarder sociogram op dan bij de nominatieprocedure. Ook blijkt beter boven water te komen welke leerlingen weinig zichtbaar zijn. Het kost wel meer tijd, want alle leerlingen moeten elkaar beoordelen.
- Bij de paired comparison krijgt een leerling alle mogelijke duo’s van klasgenoten te zien en moet hij steeds een keuze maken op basis van een vraag. Dit levert een breed beeld van de groep op, maar het kost veel tijd: in een klas met 25 leerlingen gaat het om de beoordeling van wel 300 duo’s.
- Bij de observatiemethode observeren leraren de interacties in de klas aan de hand van een schema. Ze noteren bijvoorbeeld hoe vaak een leerling een klasgenoot positief benadert, met een groet of een compliment. Ook negatieve benaderingen, zoals duwen of uitdagen, houden ze bij. De uitkomsten zijn vaak representatief voor de praktijk. Een nadeel is wel dat observeren tijdrovend is en minder objectief kan zijn.
Uitgebreide beantwoording
Opgesteld door: Floor van der Steijle, Femke van der Wilt (onderzoekers groepsrelaties) en Niek van den Berg (kennismakelaar)
Vraagsteller: leerkracht primair onderwijs
Vraag
Welke inzet van sociogrammen in het primair onderwijs geeft leerkrachten optimaal inzicht in sociale relaties tussen leerlingen?
Kort antwoord
Leerkrachten kunnen sociogrammen op verschillende manieren inzetten; elke manier heeft voor- en nadelen. De nominatieprocedure is de meest gebruikte procedure. Hierbij verdient het gebruik van ongelimiteerde nominaties de voorkeur. Andere methoden om sociale relaties tussen leerlingen te meten zijn de ratingprocedure, de paired comparison en de observatiemethode.
Toelichting antwoord
Sociogrammen geven zicht op sociale relaties
De mate waarin leerlingen erin slagen om positieve relaties aan te gaan met klasgenoten is van belang voor hun huidige en toekomstige functioneren. Een grootschalige meta-analyse laat bijvoorbeeld zien dat er een gemiddelde tot sterke relatie bestaat tussen sociale acceptatie en schoolprestaties (Wentzel et al., 2021). Daarnaast is ook een positief klasklimaat van belang voor het leren van leerlingen (Shapiro, 1993; zie ook Kwitonda, 2017). Om inzicht te krijgen in de sociale relaties in een klas, kan een sociogram worden gemaakt (Asher et al., 1979; zie ook Cillessen & Bukowski, 2018).
De nominatieprocedure wordt het meest gebruikt om een sociogram te maken
Er zijn verschillende procedures voor het afnemen van een sociogram; de meest gebruikte is de nominatieprocedure (Cillessen & Marks, 2017). Hierbij worden leerlingen gevraagd klasgenoten te nomineren aan de hand van vragen als ‘Met wie speel je graag?’ of ‘Met wie werk je graag samen?’ (Asher et al., 1979; zie ook Cillessen & Bukowski, 2018). Bij oudere leerlingen gebeurt dat schriftelijk; bij jongere leerlingen mondeling (Burton Smith, 2015). Meestal worden zowel positieve als negatieve nominaties gebruikt, bijvoorbeeld aan de hand van de vragen ‘Met wie speel je graag?’ (positieve nominatie) en ‘Met wie speel je niet graag?’ (negatieve nominatie).
De antwoorden van leerlingen kunnen visueel worden weergegeven in een sociogram (zie Figuur 1 voor een voorbeeld). De pijlen geven de relaties tussen leerlingen aan, waarbij de richting aangeeft op wie de nominatie is gericht. In het voorbeeld hieronder hebben drie leerlingen S1 positief genomineerd en heeft één leerling S1 negatief genomineerd.
De visualisatie in een sociogram maakt de sociale relaties tussen leerlingen zichtbaar helpt om patronen te ontdekken. Bouwen alle leerlingen positieve relaties op met elkaar? Zijn er leerlingen die buiten de groep vallen? Is er sprake van subgroepen? Daarnaast kan aan de hand van het aantal positieve en negatieve nominaties per leerling in kaart worden gebracht hoe hij of zij in de groep ligt. De positie van leerlingen binnen de groep wordt de sociometrische status genoemd. Er kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen vijf categorieën (Coie et al., 1982; Nelson et al., 2010):
- populair: leerlingen die over het algemeen aardig (of leuk) worden gevonden,
- afgewezen: leerlingen die over het algemeen niet aardig worden gevonden,
- genegeerd: leerlingen die weinig zichtbaar zijn en noch aardig, noch onaardig worden gevonden,
- controversieel: leerlingen die zeer zichtbaar zijn en zowel aardig als onaardig worden gevonden en
- gemiddeld: leerlingen die gemiddeld zichtbaar zijn en gemiddeld aardig worden gevonden.
Ongelimiteerde nominaties hebben de voorkeur boven gelimiteerde
Bij de nominatieprocedure kan er gebruik worden gemaakt van gelimiteerde of ongelimiteerde nominaties. Bij gelimiteerde nominaties wordt een leerling gevraagd een vooraf bepaald aantal klasgenoten te noemen; bij ongelimiteerde nominaties mag een leerling een onbeperkt aantal klasgenoten noemen (Cillessen & Bukowski, 2018). In de praktijk worden leerlingen bij ongelimiteerde nominaties meestal gevraagd niet meer dan tien klasgenoten te nomineren. In dat geval wordt er dus eigenlijk gebruik gemaakt van semi-ongelimiteerde nominaties (Franzoi et al., 1994; zie ook Cillessen & Bukowski, 2018).
In sommige studies worden leerlingen gevraagd om exact drie nominaties te geven (gelimiteerde nominaties; bijv. Van der Wilt et al., 2019).
Dat heeft verschillende nadelen. Ten eerste komt het voor dat een leerling meer of minder leerlingen wil nomineren dan de drie nominaties waar om gevraagd wordt. Als de leerling dan wordt gedwongen om drie leerlingen te nomineren, levert dit geen goede representatie op van de werkelijke sociale relaties tussen leerlingen.[1] Ten tweede zou het gebruik van gelimiteerde nominaties bij grote groepen (bijvoorbeeld een gehele jaarlaag) lastig kunnen zijn voor leerlingen, aangezien ze dan veel meer leerlingen hebben om te nomineren dan in een kleinere groep (Cillessen, 2009).
In recente studies wordt meestal gekozen voor ongelimiteerde nominaties. Volgens onderzoekers heeft het gebruik van ongelimiteerde verschillende voordelen ten opzichte van het gebruik van gelimiteerde nominaties (Babcock et al., 2014; Gazelle et al., 2015). Zo blijken bijvoorbeeld data verkregen door het gebruik van ongelimiteerde nominaties betrouwbaarder dan data verkregen met gelimiteerde nominaties (Babcock et al., 2014). Het gebruik van ongelimiteerde nominaties heeft echter ook nadelen. Zo kost de nominatieprocedure met ongelimiteerde nominaties meer tijd en moeite, wat bij leerlingen kan leiden tot frustratie en vermoeidheid (Newcomb & Bukowski, 1983; Poulin & Dishion, 2008; zie ook Van den Berg et al., 2020). Ook kunnen leerlingen minder selectief zijn in hun keuze.
Bij gelimiteerde nominaties is het aantal klasgenoten dat leerlingen mogen nomineren immers beperkt en dienen ze dus goed na te denken over wie ze wel en niet mogen nomineren. Bij ongelimiteerde nominaties is dat niet het geval en dat kan ervoor zorgen dat leerlingen klasgenoten nomineren die ze in de praktijk niet zouden selecteren (bijv. als ze mogen kiezen met wie ze samenwerken). Daardoor kan de validiteit van de nominatieprocedure met ongelimiteerde nominaties lager zijn die van de nominatieprocedure met gelimiteerde nominaties (Terry, 2000).
Andere sociometrische methoden hebben ook voor- en nadelen
Andere methoden om de sociale relaties in een klas in kaart te brengen zijn de ratingprocedure, de paarsgewijze vergelijking en de observatiemethode (Cillessen & Bukowski, 2018).
-
Bij de ratingprocedure beoordeelt elke leerling alle medeleerlingen aan de hand van vragen (zoals ‘Hoe graag speel je met …’) op een schaal, bijvoorbeeld een schaal van 1 tot 5 bij oudere leerlingen en een schaal met een vrolijk, een neutraal en een verdrietig gezichtje bij jongere leerlingen (Olson & Lifgren, 1988). De ratingprocedure blijkt betrouwbaarder dan de nominatieprocedure, zeker bij jongere leerlingen (Asher et al., 1979; zie ook Cillessen & Bukowski, 2018). De ratingprocedure geeft ook een vollediger en nauwkeuriger beeld van de sociale relaties in een klas dan de nominatieprocedure (Maassen et al., 1998). Zo kan het niet positief nomineren van een klasgenoot betekenen dat een leerling deze klasgenoot onaardig vindt, of dat hij of zij de klasgenoot niet aardig maar ook niet onaardig vindt. Welke van de twee situaties het is, is niet te achterhalen met de nominatieprocedure, maar wel met de ratingprocedure.
Een nadeel van de ratingprocedure is dat het in vergelijking met de nominatieprocedure per leerling langer duurt om de data te verzamelen. Waar een leerling bij de nominatieprocedure slechts een aantal klasgenoten hoeft te noemen, moet de leerling bij de ratingprocedure elke klasgenoot beoordelen (Cillessen & Bukowski, 2018). - Bij paarsgewijze vergelijking (paired comparison) krijgt een leerling alle mogelijke duo’s van klasgenoten te zien en moet de leerling per duo steeds een keuze maken op basis van een vraag (bijvoorbeeld ‘Met wie speel je het liefste samen?’; Cillessen & Bukowski, 2018). Dit levert een breed beeld van de groep op, maar kost veel tijd. In een klas met 25 leerlingen moet een leerling bijvoorbeeld ongeveer 300 duo’s beoordelen.
- De observatiemethode houdt in dat leraren activiteiten en interacties in de klas observeren aan de hand van een observatieschema. Ze houden bijvoorbeeld bij hoe vaak een leerling een klasgenoot positief of negatief benadert (Nærland & Martinsen, 2011). Voorbeelden van positieve benadering zijn het begroeten van een leerling of het geven van een compliment. Voorbeelden van negatieve benadering zijn duwen of een ander leerling uitdagen (Nærland & Martinsen, 2011). Een voordeel van de observatiemethode is dat de uitkomsten van deze methode vaak representatief zijn voor de praktijk (hoge ecologische validiteit). Een nadeel is dat observeren vaak tijdrovend is en soms minder objectief is dan een meer gestandaardiseerde methode (zoals de nominatieprocedure).
Geraadpleegde bronnen
- Akkermans, W., Maassen, G.H,, & Van der Linden, J. L. (1990). De dimensies van sociometrische status. Mens en Maatschappij, 65(3), 289-301.
- Asher, S.R., Singleton, L.C., Tinsley, B.R., & Hymel, S. (1979). A reliable sociometric measure for preschool children. Developmental Psychology, 15, 443-444.
- Babcock, B., Marks, P. E. L., Crick, N. R., & Cillessen, A. H. N. (2014). Limited nomination reliability using single- and multiple-item measures. Social Development, 23, 518-536.
- Burton Smith, R. (2015). Sociometric measures for peer relations research with young children. In O.N. Saracho (red.), Handbook of Research Methods in Early Childhood Education (pp. 71–146). Information Age Publishing.
- Chen, X. (2018). Culture, temperament, and social and psychological adjustment. Developmental Review, 50, 42-53.
- Cillessen, A. H. N. (2009). Sociometric methods. In K. H. Rubin, W. M. Bukowski, & B. Laursen (Eds.), Social, emotional, and personality development in context. Handbook of peer interactions, relationships, and groups (p. 82-99). The Guilford Press.
- Cillessen, A. H. N., & Bukowski, W. M. (2018). Sociometric perspectives. In W. M. Bukowski, B. Laursen, & K. H. Rubin (Eds.), Handbook of peer interactions, relationships, and groups (p. 64-83). The Guilford Press.
- Cillessen, A. H. N. & Marks, P. E. L. (2017). Methodological choices in peer nomination research. In Peter E. L. Marks & Antonius H. N. Cillessen (Eds.), New Directions in Peer Nomination Methodology. New Directions for Child and Adolescent Development, 157, 21-44.
- Coie, J. D., Dodge, K. A., & Coppotelli, H. (1982). Dimensions and types of social status: A cross-age perspective. Developmental Psychology, 18(4), 557-570.
- Eisenberg, N., Pidada, S., & Liew, J. (2001). The relations of regulation and negative emotionality to Indonesian children's social functioning. Child development, 72(6), 1747-1763.
- Franzoi, S. L., Davis, M. H., & Vasquez-Suson, K. A. (1994). Two social worlds: Social correlates and stability of adolescent status groups. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 462-473.
- Gommans, R., & Cillessen, A. H. N. (2015). Nominating under constraints: A systematic comparison of unlimited and limited peer nomination methodologies in elementary school. International Journal of Behavioral Development, 39, 77-86.
- Hay, D. F., Payne, A., & Chadwick, A. (2004). Peer relations in childhood. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 45(1), 84-108.
- Hops, H., & Lewin, L. (1984). Peer sociometric forms. In T.H. Ollendick & M. Hersen (Eds.) Child behavioral assessment: Principles and procedures (pp. 124-147). New York: Pergamon Press.
- Ingul, J. M., Havik, T., & Heyne, D. (2019). Emerging school refusal: a school-based framework for identifying early signs and risk factors. Cognitive and Behavioral Practice, 26(1), 46-62.
- Jiang, X. L., & Cillessen, A. H. N. (2005). Stability of continuous measures of sociometric status: A meta-analysis. Developmental Review, 25, 1-25.
- Kwitonda, J. C. (2017). Foundational aspects of classroom relations: associations between teachers’ immediacy behaviours, classroom democracy, class identification and learning. Learning Environments Research, 20(3), 383-401.
- Leung, B. P., & Silberling, J. (2006). Using sociograms to identify social status in the classroom. The California School Psychologist, 11(1), 57-61.
- Maassen, G. H., Goossens, F.A., & Bokhorst, J. (1998). Ratings als validering bij de bepaling van sociometrische status met nominaties in longitudinaal onderzoek. Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs, 14, 323-335.
- Nelson, D. A., Robinson, C. C., Hart, C. H., Albano, A. D., & Marshall, S. J. (2010). Italian preschoolers’ peer-status linkages with sociability and subtypes of aggression and victimization. Social Development, 19(4), 698-720.
- Newcomb, A. F., & Bukowski, W. M. (1983). Social impact and social preference as determinants of children’s peer group status. Developmental Psychology, 19, 856-867.
- Nærland, T., & Martinsen, H. (2011). Child–child interactions and positive social focus among preschool children. Early Child Development and Care, 181(3), 361-370.
- Olson, S. L., & Lifgren, K. (1988). Concurrent and longitudinal correlates of preschool peer sociometrics: Comparing rating scale and nomination measures. Journal of Applied Developmental Psychology, 9(4), 409-420.
- Poulin, F., & Dishion, T. J. (2008). Methodological issues in the use of peer sociometric nominations with middle school youth. Social Development, 17, 908-921.
- Shapiro, S. (1993). Strategies that create a positive classroom climate. The Clearing House, 67, 91-98.
- Terry, R. (2000). Recent advances in measurement theory and the use of sociometric techniques. New Directions for Child and Adolescent Development, 88, 27-53.
- Van den Berg, Y. H., Lansu, T. A., & Cillessen, A. H. (2020). Preference and popularity as distinct forms of status: a meta-analytic review of 20 years of research. Journal of Adolescence, 84, 78-95.
- Van der Wilt, F., Van der Veen, C., Van Kruistum, C., & Van Oers, B. (2018). Why can’t I join? Peer rejection in early childhood education and the role of oral communicative competence. Contemporary Educational Psychology, 54, 247-254.
- Van der Wilt, F., Van der Veen, C., Van Kruistum, C., & Van Oers, B. (2019). Why do children become rejected by their peers? A review of studies into the relationship between oral communicative competence and sociometric status in childhood. Educational psychology review, 31(3), 699-724.
- Wargo Aikins, J., & Cillessen, A. H. N. (2007). Stability and correlates of sociometric status in early adolescence. Unpublished manuscript, University of Connecticut, Department of Psychology, Storrs, CT.
- Wentzel, K. R., Jablansky, S., & Scalise, N. R. (2021). Peer social acceptance and academic achievement: A meta-analytic study. Journal of Educational Psychology, 113(1), 157-180.
[1] Bij een gelimiteerd aantal nominaties (bijvoorbeeld drie) kan de situatie ontstaan dat een leerling minder klasgenoten wil nomineren (bijvoorbeeld twee) (Cillessen, 2009). Een manier om deze situatie te ontwijken zou kunnen zijn om een niet-bestaande leerling op de lijst te zetten. Een leerling kan deze leerling nomineren als een soort nooduitgang, om alsnog aan de drie nominaties te voldoen. Echter, dit is nooit onderzocht, dus welk effect dit heeft op de betrouwbaarheid van de resultaten is onbekend.
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!
Gerelateerd

oo.nl


Medilex Onderwijs


Kennisnet


De Schoolschrijver


ANWB



































