Wat is beter voor de lichamelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen: 2x per week een gymles van 45 minuten of 1x per week een gymles van 90 minuten?

Geplaatst op 11 mei 2016

Regelmatig bewegen is van groot belang voor de lichamelijke gezondheid en ontwikkeling van kinderen. Internationaal onderzoek raadt aan kinderen dagelijks tenminste 60 minuten matig tot intensief te laten bewegen. Drie keer per week wordt gezien als een minimum. Wat niet wil zeggen dat deze beweging uitsluitend op school en in de gymles plaatsvindt. De beschikbare tijd voor bewegingsonderwijs verdelen over enkele lessen per week heeft de voorkeur. Daarbij speelt de kwaliteit van de lessen een rol.

In de kerndoelen uit de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) staat niets over de gewenste duur of frequentie van het bewegingsonderwijs. Wel is in artikel 117 van de WPO opgenomen dat een ruimte voor lichamelijke oefening per week minstens 1,5 uur voor basisscholen en 2,25 voor speciale scholen voor basisonderwijs beschikbaar moet zijn.

Samenvatting

In het basisonderwijs lijkt de norm voor bewegingsonderwijs: twee lessen per week van 45 minuten. Op driekwart van de scholen krijgt groep 3 t/m 8 twee lessen bewegingsonderwijs (Reigersberg e.a., 2013). Ongeveer 20 procent van de scholen geeft één les per week en de overige 5 procent meer dan twee lessen per week. Een les duurt gemiddeld 48 minuten en de totale lestijd voor de groepen 3 t/m 8 is gemiddeld 87 minuten. In de groepen 1 en 2 is dit aanmerkelijk meer: 144 minuten per week.

Motorische en sociale vaardigheden

Er is weinig onderzoek gedaan naar de effecten van de frequentie van bewegingsonderwijs op (motorische of sociale) vaardigheden van leerlingen. Een reviewstudie in Australië (Okely e.a., 2012) laat wel zien dat er een verband is tussen meer bewegen en de motorische ontwikkeling van kinderen.

Zo toont een meta-analyse van Logan e.a. (2012) een positief causaal effect aan tussen activiteiten gericht op motorische vaardigheden en de verbetering van deze vaardigheden. Er werd geen significant effect gevonden voor de duur van de interventie; een interventie die langer duurde had niet meer effect dan een kortere interventie (Logan e.a., 2012).

De effecten van sport en bewegen op school op sociaal-emotionele vaardigheden zijn niet eenduidig (Collard e.a., 2014). Naast positieve effecten worden er ook negatieve effecten gevonden van sport en bewegen op sociaal gedrag, zelfbeeld of zelfvertrouwen. Zowel de vakdocent of opgeleide trainer (Bailey, 2006) als een gestructureerd sociaal klimaat spelen een rol bij het effect op sociaal-emotionele vaardigheden (Bailey e.a.,2006 en 2009).

Regelmatig bewegen

Het effect van sport en bewegen is afhankelijk van de frequentie, duur, intensiteit en type van de activiteit, en kwaliteit van de instructie (Okely e.a., 2012 en Collard e.a., 2014). De aanbevelingen uit internationaal onderzoek zijn tamelijk algemeen. De boodschap is tweeledig: 1) kinderen dienen regelmatig te bewegen, meerdere malen per week, 2) de activiteiten duren tenminste een uur per dag. Daarmee is niet gezegd dat deze beweging uitsluitend op school en in de gymles plaatsvindt.

Bij de vraag hoe de totale lestijd het beste kan worden verdeeld over de week speelt ook een heel praktische overweging een rol: het beperken van de niet-effectieve lestijd (onder andere verplaatsen naar de sportaccommodatie). De totale hoeveelheid ineffectieve lestijd neemt dus toe naarmate de totale lestijd wordt verdeeld over een groter aantal lessen per week.

Op basis van wat hierboven is beschreven, concluderen we dat de beschikbare tijd voor bewegingsonderwijs het beste kan worden verdeeld over enkele lessen per week. Twee opmerkingen daarbij: 1) twee maal 45 minuten per week is volgens deze adviezen niet voldoende. 2) Bij de verdeling over verschillende lesmomenten wordt uitgegaan van 90 minuten effectieve lestijd. We kunnen echter niet vaststellen dat het spreiden van tijd voor bewegingsonderwijs over meerdere lessen per week leidt tot betere motorische of sociaal-emotionele vaardigheden. Daarbij speelt namelijk ook de kwaliteit van het aanbod een rol.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Anne Luc van der Vegt en Jessica van der Linden
Vraagsteller: Onderwijs adviseur bij de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO).

Vraag

Wat is beter voor de lichamelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen: 2x per week een gymles van 45 minuten of 1x per week een gymles van 90 minuten?

Antwoord

Richtlijnen tijdsduur bewegingsonderwijs

Basisscholen zijn vrij om te bepalen wat de plaats is van bewegingsonderwijs in het lesrooster. In de kerndoelen uit de Wet op het Primair Onderwijs is niets opgenomen over de gewenste duur of frequentie van het bewegingsonderwijs. Ook de Inspectie van het onderwijs heeft geen richtlijn opgesteld voor de hoeveelheid tijd die basisscholen aan bewegingsonderwijs moeten besteden. Wel is er in artikel 117 van de WPO ‘Grondslag bekostiging voor materiële instandhouding lichamelijke oefening’ opgenomen dat het aantal klokuren waarvoor een ruimte voor lichamelijke oefening beschikbaar wordt gesteld, wordt vastgesteld op ten minste 1,5 uur voor basisscholen en 2,25 voor speciale scholen voor basisonderwijs. In artikel 38 ‘Modelverordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs’ van de Vereniging Nederlandse Gemeenten is een vergelijkbare richtlijn opgenomen.

De praktijk in het Nederlandse basisonderwijs

Hoewel er dus ruimte is voor verschillen in lesduur en frequentie, lijkt de norm te zijn: 2 lessen per week van 45 minuten. Uit de Nulmeting Bewegingsonderwijs van het Mulier Instituut (Reigersberg e.a., 2013) weten we dat op driekwart van de scholen de kinderen uit groep 3 t/m 8 twee lessen bewegings¬onderwijs krijgen. Op ongeveer 20 procent van de scholen krijgen de één les per week, op de overige 5 procent meer dan twee lessen per week. Een les duurt gemiddeld 48 minuten en de totale lestijd voor de groepen 3 t/m 8 is gemiddeld 87 minuten. In de groepen 1 en 2 is dit aanmerkelijk meer: 144 minuten per week.
De Nulmeting Bewegingsonderwijs concludeert niet dat de hoeveelheid bewegingsonderwijs die gemiddeld wordt gegeven voldoende is of onvoldoende. De reden daarvoor is dat er geen duidelijke norm is voor de hoeveelheid te realiseren lestijd.
De scholen zelf zijn tevreden. Een meerderheid van de basisscholen geeft aan dat de lestijd en lesfrequentie voldoende of goed is. Van de scholen die veranderingen wenselijk achten, zegt de helft het aantal lessen te willen verhogen en/of de lestijd per les te willen verruimen (Reigersberg e.a., 2013).

Internationaal onderzoek: invloed bewegingsactiviteiten op ontwikkeling van kinderen

Er is weinig onderzoek gedaan naar de effecten van frequentie van bewegingsonderwijs op bijvoorbeeld (motorische of sociale) vaardigheden van leerlingen. Veel onderzoeken gaan over gezondheidsprogramma’s en sportprogramma’s die niet alleen vaker sportactiviteiten implementeren, maar ook langer sportactiviteiten (tijdsduur) aanbieden en waarbij goed opgeleide vakdocenten worden ingezet (Okely e.a., 2012; Collard e.a., 2014). Hierdoor is het lastig om te bepalen wat de effecten zijn van individuele onderdelen, zoals vaker bewegen. Desondanks bieden enkele onderzoeken aanknopingspunten.

Motorische vaardigheden

Uit een review studie in Australië (Okely e.a., 2012) is er een verband tussen meer bewegen en de motorische ontwikkeling van kinderen. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van Faigenbaum e.a. (2002) dat er geen effect was van krachttraining van 50-60 minuten op motorische vaardigheden die en of twee keer per week werd uitgevoerd. Toen dezelfde training drie keer per week werd aangeboden Lillegård e.a. (1997) verbeterden motorische vaardigheden. Ook uit een voorstudie van het Mulier Instituut (Collard e.a., 2014) komt naar voren dat de er een sterk bewijs is dat sport en bewegen een positief en causaal effect heeft op de motorische en beweegvaardigheden van kinderen. Een meta-analyse van Logan e.a. (2012) liet bijvoorbeeld een positief causaal effect zien tussen activiteiten gericht op motorische vaardigheden en de verbetering van deze vaardigheden. Er werd geen significant effect gevonden voor de duur van de interventie; een interventie die langer duurde had niet meer effect dan een kortere interventie (Logan e.a., 2012)

Sociale-emotionele vaardigheden

Uit de voorstudie van het Mulier Instituut (Collard e.a., 2014) blijkt dat de effecten van sport en bewegen op school op sociaal-emotionele vaardigheden niet eenduidig zijn. Naast positieve effecten worden er ook negatieve effecten gevonden van sport en bewegen op sociaal gedrag, zelfbeeld of zelfvertrouwen. Zowel de vakdocent of opgeleide trainer (Bailey, 2006) als een gestructureerd sociaal klimaat spelen een rol bij het effect op sociaal-emotionele vaardigheden (Bailey e.a.,2006 en 2009). Daarnaast geeft Bailey (2006) aan dat het niet alleen belangrijk is om voldoende tijd te besteden aan bewegingsactiviteiten op school, maar vooral ook aan de kwaliteit van het bewegingsaanbod.

Internationaal onderzoek: meerdere malen per week bewegingsactiviteiten

Zowel uit de Australische review studie (Okely e.a., 2012) als uit de voorstudie van het Mulier Instituut (Collard e.a., 2014) komt naar voren dat het effect van sport en bewegen afhankelijk is van de frequentie, duur, intensiteit, type van de activiteit en kwaliteit van de instructie. De aanbevelingen uit internationaal onderzoek zijn tamelijk algemeen. Voor heel specifieke aanbevelingen over de intensiteit, duur en frequentie ontbreekt een empirische basis (Collard e.a., 2014). Er is meer onderzoek nodig naar welke intensiteit, duur, frequentie en type activiteit nodig is om het meest effectief te zijn om vaardigheden en fitheid te verbeteren (Collard e.a., 2014).
De verschillende internationale richtlijnen die zijn opgesteld voor dagelijkse beweging en de frequentie van bewegingsactiviteiten zijn met name opgesteld aan de hand van onderzoeken naar de gezondheidsvoordelen van bewegen. Zo worden op basis van de Australische review (Okely e.a., 2012) de volgende algemene richtlijnen gegeven:

  • Om gezondheidsvoordelen te bereiken moeten kinderen in de leeftijd 5-12 jaar ten minste 60 minuten van matige tot intensieve lichamelijke activiteiten per dag uitvoeren.
  • Fysieke activiteit voor kinderen moet een scala van oefeningen omvatten, waaronder een aantal intensieve activiteiten.
  • Kinderen moeten zich ten minste drie dagen per week bezighouden met activiteiten die de spieren en botten versterken.
  • Om nog meer gezondheidsvoordelen te bereiken moeten kinderen aan meer activiteiten deelnemen - tot enkele uren per dag.
  • Deze richtlijnen sluiten aan bij de richtlijnen van de WHO. Ook de WHO adviseert dagelijks 60 minuten beweging voor kinderen (WHO, 2010). Dit bevordert de algehele gezondheid (cardiorespiratoire fitheid) en fysieke ontwikkeling van kinderen. Vooral bij activiteiten gericht op het vergroten van uithoudingsvermogen en kracht is regelmaat van belang. Volgens de WHO is drie maal per week een minimum. Een onderzoek van Strong e.a. ( 2005) geeft aan dat de meeste interventiestudies die gericht zijn op het verbeteren van de gezondheid van kinderen uitgaan van 30 tot 45 minuten matig tot intensief bewegen gedurende 3 tot 5 dagen per week.

De boodschap uit het onderzoek is tweeledig: 1) kinderen dienen regelmatig te bewegen, dat wil zeggen meerdere malen per week, 2) de activiteiten duren ten minste een uur per dag. Daarmee is niet gezegd dat deze beweging uitsluitend op school en in de gymles plaatsvindt.

Totale lestijd en effectieve lestijd

Bij de vraag hoe de totale lestijd het beste kan worden verdeeld over de week speelt ook een heel praktische overweging een rol: het beperken van de niet-effectieve lestijd. Dat is de tijd die verloren gaat doordat kinderen zich moeten verplaatsen van school naar een sportaccommodatie en zich moeten omkleden. Ook het op- en afbouwen van lesmateriaal gaat ten koste van de effectieve lestijd (Sportraad Amsterdam, 2013). Volgens de Nulmeting Bewegingsonderwijs is 10% van de ingeroosterde tijd ineffectieve lestijd (Reigersberg e.a., 2013). Aangezien dit type activiteiten noodzakelijk is aan het begin en einde van elke les, kunnen we verwachten dat de totale hoeveelheid ineffectieve lestijd toeneemt naarmate de totale lestijd wordt verdeeld over een groter aantal lessen per week.

Om die reden adviseert de Amsterdamse Sportraad (2013) het bewegingsonderwijs liever aan te bieden in langere lessen (60-90 min), dan in frequentere korte lessen. Daarnaast raadt de Amsterdamse Sportraad aan om, op dagen dat niet gegymd wordt, extra beweegmomenten in te bouwen onder leiding van de groepsleerkracht. Deze kunnen plaatst vinden op het schoolplein of in de klas.

Conclusie

Regelmatig bewegen is van groot belang voor de lichamelijke gezondheid en ontwikkeling van kinderen. Op grond van internationaal onderzoek wordt aanbevolen dat kinderen bij voorkeur dagelijks tenminste 60 minuten matig tot intensief bewegen. Drie keer per week wordt gezien als een minimum. Daarmee is niet gezegd dat deze beweging uitsluitend op school en in de gymles plaatsvindt.

Op basis hiervan concluderen we dat het de voorkeur verdient om de beschikbare tijd voor bewegingsonderwijs te verdelen over enkele lessen per week. Twee opmerkingen daarbij: 1) twee maal 45 minuten per week is volgens deze adviezen niet voldoende. 2) Bij de verdeling over verschillende lesmomenten wordt uitgegaan van 90 minuten effectieve lestijd. We kunnen echter niet vaststellen dat het spreiden van tijd voor bewegingsonderwijs over meerdere lessen per week leidt tot betere motorische of sociaal-emotionele vaardigheden. Daarbij speelt namelijk ook de kwaliteit van het aanbod een rol.

Geraadpleegde bronnen

  1. Bailey R. Physical education and sport in schools: a review of benefits and outcomes. J Sch Health 2006 Oct, 76(8), p. 397-401.
  2. Bailey R, Armour K, Kirk D, Jess M, Pickup I, Sandford R. The educational benefits claimed for physical education and school sport: an academic review. Research papers in education 2009, 24(1), p.1-27.
  3. Clarke, J. & Janssen, I. Is the frequency of weekly moderate-to-vigorous physical activity associated with the metabolic syndrome in Canadian adults? Applied Physiology, Nutrition and Metabolism (2013), Vol. 38, p. 773-778.
  4. Collard, D., Boutkan, S. Grimberg, L., Lucassen, J., Breedveld, K. (2014). Effecten van sport en bewegen op de basisschool. Voorstudie naar de relatie tussen sport en bewegen op school en schoolprestaties. Utrecht: Mullier Instituut.
  5. Faigenbaum, A.D., Milliken, L.A., Loud, R.L., Burak, B.T., Doherty, C.L., Westcott, W.L.. Comparison of 1 and 2 days per week of strength training in children. Research Quarterly for Exercise & Sport, 2002. 73(4): p. 416-24.
  6. Lillegard, W.A., Brown, E.W., Wilson, D.J., Henderson, R., Lewis, E.. Efficacy of strength training in prepubescent to early postpubescent males and females: effects of gender and maturity. Pediatric Rehabilitation, 1997. 1(3): p. 147-57.
  7. Logan, S.W., Robinson, L.E., Wilson A.E., Lucas, W.A. Getting the fundamentals of movement: a meta analysis of the effectiveness of motor skill interventions in children. Child Care Health Dev 2012 May; 38(3), p. 305-315.
  8. Okely A.D., Salmon J., Vella S.A., Cliff D., Timperio A., Tremblay M., Trost S.G., Shilton T., Hinkley T., Ridgers N., Phillipson L., Hesketh K., Parrish A-M., Janssen X., Brown M., Emmel J., Marino N. (2012). A Systematic Review to update the Australian Physical Activity Guidelines for Children and Young People. Report prepared for the Australian Government Department of Health.
  9. Reijgersberg, N. Werf, van der, H., Lucassen, J. (2013). Nulmeting Bewegingsonderwijs. Utrecht: Mulier Instituut.
  10. Sportraad Amsterdam (2013). Meer en Beter Bewegingsonderwijs. Amsterdam: Sportraad Amsterdam.
  11. Strong, W.B., Malina, R.M., Blimkie, C.J.R., Daniels, S.R., Dishman, D.R., Gutin, B., Hergenroeder, A.C., Must, A., Nixon, P.A., Pivarnik, J.M., Rowland, T., Trost, S., Trudeau, F. Evidence Based Physical Activity for School-age Youth. The Journal of Pediatrics 2005, Volume 146 , Issue 6 , 732 - 737
  12. World Health Organization (2010). Global recommendations on physical activity for health. Genève: WHO.

Interesse in de aanbevelingen van de Wereld Gezondheidsorganisatie op dit gebied? Bekijk het rapport Global recommendations on physical activity for health (2010).

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Gratis webinar
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Bekende experts delen hun kennis
Wij-leren.online Academie 
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!Ontwikkelend bewegen
Al springend leer je beter rekenen
Annemieke Top
Springen en rennen
Springen en rennen, jezelf leren kennen
Maarten Massink
Kleuters en iPads
Kleuters worden dommer van iPads
Sieneke Goorhuis

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



gym
motorische ontwikkeling

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest