Welke relatie is er tussen technisch lezen en spellen in groep 3?

Geplaatst op 18 mei 2017

Samenvatting

Lezen en spellen hebben gedeeltelijk dezelfde cognitieve basis. De relatie tussen beide vaardigheden heeft vooral betrekking op het klankbewustzijn, dat in de vroege ontwikkeling van lees- en spellingvaardigheid een belangrijke rol speelt. Echter, de relatie tussen lezen en spellen is asymmetrisch. Waar het bij lezen om herkenning van woorden gaat, gaat het bij spelling om het produceren van woorden. Naarmate de lees- en spellingervaring toeneemt, worden de specifieke lees- en spellingprocessen dan ook steeds belangrijker. Zo maakt letter-voor letter-decoderen bij lezen plaats voor automatische woordherkenning.

Kenmerk van zowel het leren lezen als het leren spellen, is het omzetten van klanken in de bijbehorende letters, lettergrepen of woorden of vice versa. Het gaat dan om het fonologisch en klankbewustzijn.

Fonologisch bewustzijn en klankbewustzijn

Het fonologisch bewustzijn is een onderdeel van het taalbewustzijn en betreft het kunnen omgaan met klanken. Het gaat dan om het splitsen van woorden in lettergrepen, het verbinden van lettergrepen tot een woord en het toepassen van eindrijm. Een gevorderde fase van fonologisch bewustzijn is het fonemisch of klankbewustzijn. Dit is het besef dat woorden uit klanken of fonemen zijn opgebouwd. De fonemen corresponderen met letters in ons schrift (www.lesintaal.nl).

Trainingsprogramma’s voor fonologisch bewustzijn verhogen het klankbewustzijn van kleuters en basisschoolleerlingen en (in mindere mate) de leesvaardigheid. Fonologisch bewustzijn is een belangrijke, maar niet de enige voorspeller van leesvaardigheid. Behalve fonologisch bewustzijn is voorlezen op jonge leeftijd van invloed op leesvaardigheid. Ook ondersteuning van het leergedrag in groep 2 is van invloed op de leesontwikkeling in groep 3 en 4.

Fonologische vaardigheden trainen verhoogt het klankbewustzijn van jonge leerlingen. Klankbewustzijn, of de klank-schrift-koppeling, blijkt bij de ontwikkeling van lees- en spellingvaardigheden in groep 2 en 3 een rol te spelen.

Lezen en spellen

Aanvankelijk zijn bij het leren lezen en spellen dus gezamenlijke cognitieve factoren van belang, zoals de klank-schrift-koppeling. Daarbij wordt opgemerkt dat bij een beginnende lezer/speller bij wie de kennis van het schrift onvolledig is, het klankbewustzijn de ontbrekende kennis van het schrift kan compenseren.

Lezen en spellen blijken dus verwant, maar de relatie is asymmetrisch. Waar het bij lezen om herkenning van woorden met behulp van klanken gaat, gaat het bij spelling om het produceren van letters en woorden met behulp van klanken. Klanken koppelen aan woorden lijkt makkelijker dan het omzetten van klanken in woorden. Denk bijvoorbeeld aan het omzetten van de ij-klank, die twee varianten in het schrift kent. Daarnaast wordt lezen visueel ondersteund.

Naarmate de lees- en spellingervaring toeneemt, worden de specifieke lees- en spellingprocessen steeds belangrijker. Bijvoorbeeld de automatische woordherkenning versus letter-voor letter-decoderen bij lezen, waarbij leeservaring en bekendheid met het betreffende woord een belangrijke rol spelen. Beginnende lezers en lezers die onbekende woorden lezen, maken vooral gebruik van letter-voor letter-decoderen. Ervaren lezers en lezers die bekende woorden lezen koppelen visuele woordvormen aan klanken.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: José van der Hoeven
Vraagsteller: groepsleerkracht basisonderwijs

Vraag

Is er een relatie tussen technische leesvaardigheid en spelling voor leerlingen in groep 3?

Deze vraag wordt beantwoord in het kader van het verhogen van de opbrengsten in lees- en spellingvaardigheid in groep 3.

Kort antwoord

Lezen en spellen hebben gedeeltelijk dezelfde cognitieve basis. De relatie tussen beide vaardigheden heeft vooral betrekking op het klankbewustzijn, dat in de vroege ontwikkeling van lees- en spellingvaardigheid een belangrijke rol speelt. Echter, de relatie tussen lezen en spellen is asymmetrisch. Waar het bij lezen om herkenning van woorden gaat, gaat het bij spelling om het produceren van woorden. Naarmate de lees- en spellingervaring toeneemt, worden de specifieke spelling- en leesprocessen dan ook steeds belangrijker, bijvoorbeeld de automatische woordherkenning versus letter-voor letter-decoderen bij lezen.

Toelichting antwoord

Over het algemeen wordt verondersteld dat zowel het leren lezen als het leren spellen wordt gekenmerkt door het omzetten van klanken in de bijbehorende letters, lettergrepen of woorden of vice versa. Het gaat dan om het fonologisch en klankbewustzijn.

Fonologisch bewustzijn en klankbewustzijn

Het fonologisch bewustzijn is een onderdeel van het taalbewustzijn en betreft het kunnen omgaan met klanken. Het gaat dan om het splitsen van woorden in lettergrepen, het verbinden van lettergrepen tot een woord en het toepassen van eindrijm. Een gevorderde fase van fonologisch bewustzijn is het fonemisch bewustzijn. Dit betreft het besef dat woorden uit klanken of fonemen zijn opgebouwd. De fonemen corresponderen met letters in ons schrift (www.lesintaal.nl).

In een meta-analyse van Amerikaanse onderzoeken vonden Bus en Van IJzendoorn (1999) dat trainingsprogramma’s op het gebied van fonologisch bewustzijn het klankbewustzijn van leerlingen (kleuters en basisschoolleerlingen) verhogen (18 experimentele studies) en dat deze trainingsprogramma’s ook maar in mindere mate de leesvaardigheid verhogen (20 experimentele studies). Zij concludeerden dat fonologisch bewustzijn een belangrijke, maar niet de enige voorspeller van leesvaardigheid is. Naast fonologisch bewustzijn wijzen de onderzoekers erop dat uit ander onderzoek blijkt dat ook voorlezen op jonge leeftijd van invloed is op leesvaardigheid. Ook ondersteuning van het leergedrag in groep 2 is van invloed op de leesontwikkeling in groep 3 en 4 (Van der Sande, 2015).

Braams en Bosman (2000) onderzochten in groep 2 en 3 de voorspellende waarde van fonologische taken voor lees- en spellingvaardigheid in groep 3. Zij vonden dat begin groep 2 drie taken voorspellers waren. Eind groep 2 gold dit alleen nog voor de letterbenoemtaak, dus voor één taak. De voorspellende waarde van fonologische taken voor lees- en spellingvaardigheid nam gedurende groep 2 dus af.

Verhagen (2010) beantwoordde in zijn onderzoek de vraag in welke mate klankbewustzijn en het snel benoemen samenhangen met spellingvaardigheden. Bij de start van groep 3 bleek klankbewustzijn de sterkste voorspeller voor spellingvaardigheid. Echter aan het einde van groep 3 en groep 4 bleken zowel klankbewustzijn als snel benoemen de spellingvaardigheid even sterk te voorspellen.

Uit bovenstaande blijkt dat training van fonologische vaardigheden het klankbewustzijn van jonge leerlingen verhoogt. Klankbewustzijn, of de klank-schrift-koppeling, blijkt bij de ontwikkeling van lees- en spellingvaardigheden in groep 2 en 3 een rol te spelen.

Transparantie van de taal

Klankbewustzijn is dus van invloed op het leren lezen. De vraag is dan of dit voor elke taal in gelijke mate geldt. In hun internationale onderzoek vonden Seymour e.a. (2003) dat het overgrote deel van de 5-7 jarigen de basisvaardigheden voor lezen in hun moedertaal op deze leeftijd onder de knie krijgen. Echter, er waren verschillen tussen talen, die werden verklaard aan de hand van de transparantie van talen. Transparantie heeft betrekking op de relatie tussen klanken of fonemen en letters. Hoe eenduidiger de overeenkomst tussen klanken en letters, hoe transparanter de taal, en des te voortvarender de fonemische verwerking van die taal verloopt. Zowel Seymour e.a. (2003) als Vaessen (2010) toonden aan dat de transparantie van het spellingsysteem van een taal de snelheid van het leren lezen beïnvloedt, maar niet manier waarop het leren lezen plaatsvindt. De Nederlandse taal is een redelijk transparante taal (Seymour e.a., 2003). Het leren lezen van Nederlands verloopt dus over het algemeen sneller dan het leren lezen van Engels (niet transparante taal). Vanwege de verschillen in transparantie tussen talen ligt de focus in het vervolg van het antwoord op onderzoek naar de Nederlandse taal.

Lezen en spellen

Vaessen (2010) vond in haar onderzoek dat lezen en spellen gedeeltelijk dezelfde cognitieve basis hebben. Aanvankelijk zijn bij het leren lezen en spellen de gezamenlijke cognitieve factoren van belang, zoals de klank-schrift-koppeling. Aangezien bij een beginnende lezer/speller de kennis van het schrift onvolledig is, kan het klankbewustzijn de ontbrekende kennis van het schrift compenseren.

Lezen en spellen blijken dus verwant, maar de relatie is asymmetrisch. Waar het bij lezen om herkenning van woorden met behulp van klanken gaat, gaat het bij spelling om het produceren van letters en woorden met behulp van klanken. Klanken koppelen aan woorden lijkt makkelijker dan het omzetten van klanken in woorden, denk bijvoorbeeld aan het omzetten van de ij-klank, die twee varianten in het schrift kent. Daarnaast wordt lezen visueel ondersteund (Bosman, 2004).

Naarmate de lees- en spellingervaring toeneemt, worden de specifieke spelling- en leesprocessen dan ook steeds belangrijker. Bijvoorbeeld de automatische woordherkenning versus letter-voor letter-decoderen bij lezen, waarbij leeservaring en bekendheid met het betreffende woord een belangrijke rol spelen. Beginnende lezers en lezers die onbekende woorden lezen maken vooral gebruik letter-voor letter-decoderen. Ervaren lezers en lezers die bekende woorden lezen koppelen visuele woordvormen aan klanken (Vaessen, 2010).

Geraadpleegde bronnen

  • Bosman, A.M.T. (1994). Reading and spelling in children and adults.Evidence for a single route model. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam (academisch proefschrift).
  • Bosman, A.M.T. (2004). Spellingvaardigheid en leren spellen. In A. Vyt, M. A. G. van Aken, J. D. Bosch, R. J. van der Gaag, & A. J. J. M. Ruijssenaars (Eds.), Jaarboek Ontwikkelingspsychologie, orthopedagogiek en kinderpsychiatrie 6, 2004-2005 (pp. 155-188). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
  • Braams, T., & Bosman, A.M.T. (2000). Fonologische vaardigheden, geletterdheid en lees- en spellinginstructie. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 39, 199-211.
  • Bus, A. G.; van IJzendoorn, M. H. (1999).Phonological awareness and early reading: A meta-analysis of experimental training studies. Journal of Educational Psychology, Vol 91(3), Sep 1999, 403-414. http://dx.doi.org/10.1037/0022-0663.91.3.403
  • Sande, E. van der (2015). Executive Functions for Early Literacy Learning. Nijmegen: Radboud Universiteit.
  • Seymour, P. H.K., Aro, M., & Erskine, J.M. (2003). Foundation literacy acquisition in European orthographies. British Journal of Psychology, 94, 143-174.
  • Vaessen, A.A. (2010). Cognitive dynamics of fluent reading and spelling development. Maastricht: Universiteit Maastricht (academisch proefschrift).
  • Verhagen, W.G.M., C.A.J. Aarnoutse & J.F.J. Van Leeuwe (2010). Spelling and word recognition in Grades 1 and 2. Relations to phonological awareness and naming speed in Dutch children
  • in: Applied Psycholinguistics, jrg. 31 , nr. 1, p. 59-80. Geraadpleegd 24-4-2017 op: http://taalunieversum.org/onderwijs/onderzoek/publicatie/3332/.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Congres
Leesproblemen en dyslexie
Leesproblemen en dyslexie
Herken en begeleid leerlingen met stagnaties bij lezen
Medilex Onderwijs 
Schrijven en lezen
Lezenderwijs leren schrijven, en andersom
René Leverink
Leesmotivatie bevorderen
Investeren in leesmotivatie bevordert motivatie en leesvaardigheid
Annemieke Top


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



spelling
technisch lezen

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest