Welke factoren zijn van invloed op de kwaliteit van werkplekleren in het beroepsonderwijs?

Geplaatst op 10 mei 2016

Samenvatting

De kenmerken van drie betrokkenen, te weten de student, de werkplek en de opleiding, bepalen of werkplekleren succesvol is. En hoe ze zich tot elkaar verhouden. Communicatie en uitwisselen van kennis en ervaring tussen de partijen is daarbij van groot belang.

Onder de term werkplekleren worden alle vormen van leren in authentieke (arbeids)situaties verstaan. Het gaat om gepland en bewust leren van studenten in een authentieke arbeidssituatie gericht op het verwerven van beroepsrelevante competenties (Veldhoven e.a, 2009).

De beoogde effecten van werkplekleren zijn breed, zo blijkt uit een grootschalige reviewstudie (Nelen e.a, 2010; Poortman e.a, 2012). Zoals a) directe rendementen als competentieontwikkeling, en b) indirecte rendementen als salaris, loopbaan en productiviteit. Indirecte rendementen bevatten zowel werknemers- en werkgeversrendementen.

De OESO (2010) noemt vier mogelijke voordelen van werkplekleren: 1) de werkplek als kwalitatief hoogstaande leeromgeving; 2) tweerichtingsverkeer tussen potentiële werkgevers en werknemers; 3) de arbeidsmarktrelevantie van beroepsopleidingen wordt helder in relatie tot beschikbare werkplekken; 4) studenten die leren op de werkplek leveren ook een rechtstreekse bijdrage aan de productiviteit van betreffende organisaties. De voorzichtige conclusie is dat werkplekleren inderdaad de beoogde effecten en voordelen oplevert (Nelen e.a., 2010).

Kenmerken

Vanuit onderzoek is een aantal factoren bekend die belangrijk zijn bij het optimaal vormgeven van werkplekleren. Zo spelen kenmerken van drie betrokkenen hierin een cruciale rol: van de student, de werkplek en de opleidingspraktijk. (Virtanen, Tynjälä & Eteläpeltoa, 2014).

De student. Kenmerken die van invloed zijn op het leerproces op een werkplek zijn o.a. voorkennis, motivatie en leersensitiviteit (Poortman & Visser, 2008) en geloof in eigen kunnen en ervaring (Blokhuis, 2007).

De opleiding. Sturing aan het werkplekleren vanuit de opleiding bestaat uit o.a. uit adequate voorbereiding en passende opdrachten voor op de werkplek.

De werkplek. Een geschikte werkplek voor werkplekleren beschikt over het volgende (Poortman & Visser, 2008):

  • Kenmerken van directe taakuitoefening door student: taakautonomie, variatie in het werk, complexiteit;
  • Kenmerken die met de sociale omgeving van de werkplek samenhangen: participatie, communicatie en interactie, feedback en ondersteuning;
  • Kenmerken van de werkplek als informatieomgeving: toegang tot bruikbare informatie binnen (en buiten) de werkplek;
  • Daarnaast is werkdruk van belang i.v.m. voldoende tijd voor reflectie en interactie met collega’s. De werkplek moet uitnodigen tot communicatie over en reflectie op het uitgevoerde werk (Onstenk, 1997; Billett, 2002 in Onderwijsraad, 2003).

Raakvlakken

Er zijn natuurlijk raakvlakken tussen de drie betrokken partijen. Het raakvlak student-opleiding omvat de begeleiding vanuit de opleiding. Het gaat dan vooral om voortgangsgesprekken, stagebezoeken en terugkommomenten (Poortman & Visser, 2008) en een vaste begeleider (Algemene Rekenkamer, 2008).

Bij het raakvlak student-werkplek gaat het om begeleiding vanuit de werkplek. Die zou uit monitoring, modelling en coaching kunnen bestaan, blijkt uit internationale literatuur, en bijvoorbeeld ook uit vraag-en-antwoord dialogen (Billet, 2000). Uit onderzoek in Nederland zijn vier soorten begeleiding bekend (Blokhuis, 2006; 2007), zie figuur 2.

De kwaliteit van de begeleiding van studenten vanuit de werkplek is sterk afhankelijk van de competenties en kwaliteiten van de werkplekbegeleiders (Nedermeijer e.a., 2010; Nieuwenhuis e.a, 2011).

Belangrijk voor het raakvlak opleiding-werkplek is de kwaliteit van de samenwerking. Er kan worden geconstateerd dat de communicatie tussen opleiding en werkplek te typeren is als eenrichtingsverkeer vanuit het onderwijs (Onderwijsraad, 2003). Dat leidt tot problemen in afstemmen tussen theorie en praktijk, waardoor dat twee gescheiden werelden blijven (Onderwijsraad, 2003).

Tot slot is er het raakvlak student-opleiding-werkplek. Belangrijk is dat er een match is tussen wat de opleiding beoogt, wat de werkplek kan bieden en de wensen en achtergrond van een specifieke student (Nieuwenhuis e.a., 2011). Daarnaast is de beoordeling belangrijk. Er ontbreekt echter nog vaak een helder en uniform kader voor beoordelen op de werkplek (Nieuwenhuis e.a., 2011).

Curriculum

Op het raakvlak student-opleiding-werkplek moet het overigens niet alleen gaan om communicatie en samenwerking over specifieke studenten, maar om ‘intensieve communicatie over het gehele curriculum’ en het verbinden en verstrengelen van binnen- en buitenschoolse leerervaringen. (Onderwijsraad, 2003). Om studenten te kunnen blijven toerusten voor de arbeidsmarkt van de 21ste eeuw worden idealiter ‘over de grenzen van het eigen systeem – onderwijs en bedrijfsleven – systematisch kennis en ervaringen met elkaar in contact gebracht, productief ingezet, uitgewisseld, geordend en gevalideerd’ (Van der Veer e.a., 2014).

Uitgebreide samenvatting

Opgesteld door: Dr Ilya Zitter (Kennismakelaar Kennisrotonde, Lectoraat Beroepsonderwijs HU)
Vraagsteller: projectmanager en onderwijskundig adviseur voor diverse ROC’s, consortia, samenwerkingsverbanden en OTIB, het Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf) Geraadpleegde expert: Dr Anne Khaled (Lectoraat Beroepsonderwijs, HU)

Vraag

Welke factoren zijn van invloed op de kwaliteit van werkplekleren in het beroepsonderwijs?

Kort antwoord

De kenmerken van drie betrokkenen, te weten de student, de werkplek en de opleiding, bepalen of werkplekleren succesvol is. En hoe ze zich tot elkaar verhouden. Communicatie en uitwisselen van kennis en ervaring tussen de partijen is daarbij van groot belang.

Toelichting antwoord

Onder de term werkplekleren worden alle vormen van leren in authentieke (arbeids)situaties verstaan. Het gaat om gepland en bewust leren van studenten in een authentieke arbeidssituatie gericht op het verwerven van beroepsrelevante competenties (Veldhoven, Poortman, Feenstra, Nieuwenhuis, Van Tilburg & Schmitz, 2009).

Er is een grootschalige reviewstudie (Nelen, Poortman, Nieuwenhuis, De Grip & Kirschner, 2010; Poortman, Nelen, De Grip, Nieuwenhuis & Kirschner, 2012) uitgevoerd over wat bekend is over de effecten van verschillende vormen van werkplekleren op het niveau van middelbaar vakmanschap, mede gezien de verschillende doelgroepen (leerling/werknemers, werkgevers). Hieruit blijkt dat de beoogde effecten van werkplekleren breed zijn. Er kan het onderscheid worden gemaakt tussen a) directe rendementen zoals competentieontwikkeling, en b) indirecte rendementen zoals salaris, loopbaan en productiviteit. Indirecte rendementen bevatten zowel werknemers- en werkgeversrendementen. Vergelijkbaar met deze brede effecten, benoemt de OESO/OECD (2010) vier mogelijke voordelen van werkplekleren: 1) de werkplek als kwalitatief hoogstaande leeromgeving; 2) tweerichtingsverkeer tussen potentiële werkgevers en werknemers; 3)de arbeidsmarktrelevantie van beroepsopleidingen wordt helder in relatie tot beschikbare werkplekken; 4) studenten die leren op de werkplek leveren ook rechtstreekse bijdrage aan productiviteit van betreffende organisaties.


De voorzichtige conclusie kan worden getrokken dat werkplekleren inderdaad de beoogde effecten en voordelen oplevert (Nelen e.a., 2010). We weten echter nog niet precies welke aspecten van werkplekleren invloed hebben op welke effecten, ook omdat het combineren van leren en werken internationaal gezien op heel verschillende manieren wordt ingericht. Vanuit onderzoek is wel consensus over welke factoren een rol spelen bij het optimaal inrichten van werkplekleren. Deze factoren worden hierna uiteengezet.

Een belangrijk deel van opleidingen in het mbo bestaat uit werkplekleren en is in het Nederlandse systeem geregeld bij de wet in de vorm van BeroepsPraktijkVorming (BPV). Die BPV mag alleen plaatsvinden bij erkende leerbedrijven. De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) is verantwoordelijk voor het erkennen en begeleiden van leerbedrijven. In brede zin kunnen er vier kwaliteitseisen worden onderkend (Onderwijsraad, 2003) waaraan een praktijkleerplaats in een erkend leerbedrijf moet voldoen om beroepsrelevante competenties mogelijk te maken:

  • het realiteitsgehalte: inhoud, variatie, echtheid, samenwerking;
  • het ontwikkelingsgerichte karakter: breedte, kernproblemen;
  • de didactische vormgeving: structurering en begeleiding;
  • de institutionele waarde: organisatie, randvoorwaarden.

Om beter zicht te krijgen op welke factoren van invloed zijn om aan bovenstaande kwaliteitseisen te gaan voldoen, kunnen in elk geval de volgende drie belangrijke actoren worden onderkend:
a) De student;
b) De werkplek en specifiek de werkplekbegeleider;
c) De opleiding en specifiek de begeleider vanuit de opleiding.
In figuur 1 zijn deze actoren bij elkaar gezet en zijn per actor en op de raakvlakken tussen de actoren, factoren benoemd die invloed hebben op de kwaliteit van leren op de werkplek. Vanuit onderzoek weten we dat de student-gerelateerde kenmerken, kenmerken van de werkplek en die van de opleidingspraktijk alle drie een cruciale rol spelen bij het vormgeven van werkplekleren (Virtanen, Tynjälä & Eteläpeltoa, 2014).

*de afbeelding*


De student. In de literatuur worden meerdere kenmerken benoemd die van invloed zijn op het leerproces van studenten op een werkplek, namelijk, voorkennis, motivatie en leersensitiviteit (ofwel ‘emotie’ m.b.t. het leren) (Poortman & Visser, 2008) en geloof in eigen kunnen en ervaring (Blokhuis, 2007). Deze kenmerken beïnvloeden het vermogen en de bereidheid van een student om de leermogelijkheden op de werkplek waar te nemen en te benutten (Billet, 2001).

De opleiding. Vanuit de opleiding kunnen uiteenlopende manieren worden ingezet om sturing te geven aan het leren op de werkplek. Te denken valt aan het adequaat voorbereiden van studenten, een heldere BPV-handleiding en passende opdrachten die op de werkplek kunnen worden uitgevoerd (Poortman & Visser, 2008). De inrichting van een opleiding moet een passende voorbereiding op en verwerking van praktijkleerervaringen mogelijk maken (Onderwijsraad, 2003). Het is aan de opleiding om te zorgen dat bij studenten het vermogen en de bereidheid wordt ontwikkeld om de leermogelijkheden op de werkplek optimaal waar te nemen en te benutten (Billet, 2002; Onderwijsraad, 2003).

De werkplek. Niet iedere werkplek is als vanzelf geschikt om beroepsrelevante competenties te ontwikkelen (Onderwijsraad, 2003; Poortman & Visser, 2008). De (leer)mogelijkheden van de werkplek worden ook ‘affordances’ genoemd (Billet, 2001; 2002). In de wetenschappelijke literatuur is consensus over de kenmerken van een werkplek die een rol spelen bij werkplekleren (Poortman & Visser, 2008):

  • Kenmerken van de directe taakuitoefening door student: taakautonomie, variatie in het werk, complexiteit;
  • Kenmerken die met de sociale omgeving van de werkplek samenhangen: participatie, communicatie en interactie, feedback en ondersteuning;
  • Kenmerken van de werkplek als informatieomgeving: toegang tot bruikbare informatie binnen (en buiten) de werkplek;
  • Daarnaast is werkdruk van belang i.v.m. voldoende tijd voor reflectie en interactie met collega’s. De werkplek moet uitnodigen tot communicatie over en reflectie op het uitgevoerde werk (Onstenk, 1997; Billett, 2002 in Onderwijsraad, 2003).


Vervolgens kunnen de raakvlakken tussen de drie actoren worden onderkend.

Het raakvlak student-opleiding is hier opgevat als de begeleiding van werkplekleren vanuit de opleiding. De aard van de begeleiding door de opleiding tijdens de BPV, na een zorgvuldige matching en voorbereiding, komt grotendeels neer op voortgangsbewaking op enige afstand (Nieuwenhuis e.a., 2011) in de vorm van voortgangsgesprekken en stagebezoeken (Poortman & Visser, 2008). Een vaste begeleider vanuit de opleiding heeft hierbij de voorkeur (Algemene Rekenkamer, 2008). Daarnaast kan er aanvullende begeleiding worden geboden in de vorm van terugkommomenten waarin tijd is voor reflectie op wat wordt geleerd in de beroepspraktijk (Poortman & Visser, 2008).

Het raakvlak student-werkplek is hier opgevat als de begeleiding vanuit de werkplek. Uit internationale literatuur komt naar voren deze de vorm van monitoring, modelling en coaching zou kunnen hebben; daarnaast worden vraag-en-antwoord dialogen genoemd (Billet, 2000). Er is ook diepgaand onderzoek verricht in de Nederlandse context, hierin worden vier soorten begeleiding onderkend (Blokhuis, 2006; 2007), zie figuur 2.

*afbeelding*

Figuur 2: Vier soorten begeleiding op de werkplek (Blokhuis, 2006; 2007)

De kwaliteit van werkplekleren is ook sterk afhankelijk van de aanwezigheid van gekwalificeerde begeleider. Van een werkplekbegeleider wordt nogal wat verwacht en de competenties die nodig zijn om optimaal te begeleiden op de werkplek zijn niet eenvoudig (Nedermeijer, Groot & Wagenaar, 2010). Werkplekbegeleiders moeten bijvoorbeeld over de volgende kwaliteiten te beschikken (Nieuwenhuis, Nijman, Kat-de Jong, De Ries & Van Vijfeijken, 2011):

  • Zij beschikken over meer kennis en inzicht dan degene die begeleidt wordt;
  • Zij zijn geloofwaardig;
  • Zij geven positieve ondersteuning;
  • Zij nemen niet de verantwoordelijkheden over;
  • Zij zijn beschikbaar;
  • Zij zorgen voor regelmaat in de coaching;
  • Zij bieden ondersteuning in zowel technische als psychologische zin;
  • Zij maken duidelijk wat er moet veranderen en hoe dat kan worden bereikt, rekening houdend met de situatie op de werkplek;
  • Zij beheersen gespreksvaardigheden;
  • Zij zijn overtuigd van de waarde van werkplekleren.

Er wordt een reviewstudie uitgevoerd naar de didactiek van werkplekleren (NRO, 2016), die naar verwachting aanvullende inzichten zal opleveren over het begeleiden op de werkplek. Deze reviewstudie wordt verwacht rond juli 2016.
Dan is er het raakvlak tussen opleiding-werkplek. Een belangrijke factor hierbij is de kwaliteit van de samenwerking. Er kan worden geconstateerd dat de communicatie tussen opleiding en werkplek te typeren is als eenrichtingsverkeer vanuit het onderwijs (Onderwijsraad, 2003). Dat leidt tot problemen in afstemmen tussen theorie en praktijk, waardoor dat twee gescheiden werelden blijven (Onderwijsraad, 2003).

Onderwijsmanagers en managers op de werkplek spelen een belangrijk rol om betrokkenen uit te dagen tot actief samenwerken. Bijvoorbeeld door het stimuleren van deelname aan werkveldbijeenkomsten en kennisnetwerken, regelmatig docentenstages te organiseren, zorg te dragen voor overleg over competentiegericht opleiden, docenten en praktijkopleiders te stimuleren om het leren in school en het leren in de beroepspraktijk op elkaar af te stemmen; en door passende randvoorwaarden te creëren (Ritzen, 2004).

Op dit raakvlak kunnen fasen kunnen onderscheiden, waarbij ROC’s en bedrijven in toenemende mate samenwerken (Meijers & Kuijpers, 2014; Kuijpers & Meijers, 2015):

  • Fase 0: School en bedrijf werken samen in het kader van de BPV zonder dat zij hierover inhoudelijke en procedurele afspraken maken (‘verdeelde verantwoordelijkheid’);
  • Fase 1: School en bedrijf maken afspraken over ieders taken bij een stage of project van een leerling (BPV), bijvoorbeeld over de begeleiding van de leerling (‘samen begeleiden’);
  • Fase 2: School en bedrijf ontwerpen samen leerarrangementen, bijvoorbeeld een binnen- of buitenschools project voor leerlingen (‘samen ontwerpen’);
  • Fase 3: School en bedrijf spreken de intentie uit om samen verantwoordelijkheid te dragen voor de innovatie van het onderwijs en van de branche met intensieve onderlinge kennisuitwisseling (‘samen innoveren’).

Bij de laatst genoemde fase, samen innoveren, gaat het ook over co-makership tussen onderwijs en bedrijfsleven, waarbij gezamenlijk leerwerkomgevingen worden ontwikkeld. Leeromgevingen waarin de twee kanten van beroepsonderwijs bij elkaar komen: het werk en de school (Smulders, Hoeve en Van der Meer, 2013). Het gaat om andere vormen van werkplekleren waarbij het leren op school en het opdoen van praktijkervaring volledig, ook in tijd en plaats, met elkaar zijn verweven (Inspectie van het onderwijs, 2016).

Tot slot is er het raakvlak student-opleiding-werkplek. Belangrijk is dat er een match wordt gemaakt tussen wat de opleiding beoogt, wat de werkplek kan bieden en de wensen en achtergrond van een specifieke student (Nieuwenhuis e.a., 2011).

Ook is op dit raakvlak het thema ‘beoordelen’ relevant. Er wordt gebruikgemaakt van voorwaardelijke toetsen, opdrachten en proeven van bekwaamheid op de werkplek. Er is sprake van complexe authentieke beoordelingssituaties en ‘een aanzienlijke diversiteit in beoordelingslocaties, afnamecondities en interpretaties van beoordelaars’ (Nieuwenhuis e.a., 2011, blz. 115). Het ontbreekt nog vaak aan een helder en uniform kader voor beoordelen op de werkplek (Nieuwenhuis e.a., 2011).

Op dit raakvlak van student-opleiding-werkplek zou het overigens niet alleen om communicatie en samenwerking over specifieke studenten moeten gaan, maar ‘er zou gestreefd moeten worden naar intensieve communicatie over het gehele curriculum. Het verbinden en verstrengelen van binnen en buitenschoolse leerervaringen moet in sterkere mate een structureel kenmerk van het curriculum en van de communicatie tussen school, leerling en bedrijf worden’ (Onderwijsraad, 2003). Dit laatste punt biedt een breder perspectief op het thema ‘werkplekleren’ en biedt een toekomstperspectief voor het beroepsonderwijs. Dit bredere perspectief wordt gesteund vanuit onderzoek. In dit onderzoek wordt een visie geschetst om studenten te kunnen blijven toerusten voor de arbeidsmarkt van de 21ste eeuw. Het gaat in deze visie om het samen creëren een ‘verbindende leerarchitectuur die de kennis en innovatie van opleidingsinstellingen, het bedrijfsleven, expertisecentra en overheden aan elkaar verbindt en aan beide zijden productief maakt. In een dergelijke omgeving worden over de grenzen van het eigen systeem – onderwijs en bedrijfsleven – systematisch kennis en ervaringen met elkaar in contact gebracht, productief ingezet, uitgewisseld, geordend en gevalideerd’ (Van der Veer, Van der Meer & Hemerijck, 2014).

Geraadpleegde bronnen

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Gratis webinar
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Bekende experts delen hun kennis
Wij-leren.online Academie 
Cursus
Communiceren met impact
Communiceren met impact
Versterk je gesprekstechnieken
Medilex Onderwijs 
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!Bouwstenen verandercapaciteit
MBO-docenten die samen blijven leren, gaan beter met verandering om
Annemieke Top
Lerend werken
Lerend werken: tautologie of uitdaging?
Robert-jan Simons


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



beroepsonderwijs
coaching

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest