Kijk ook eens bij ons begeleidingsaanbod voor schoolontwikkeling!

Gender in het onderwijs: analyse van stereotypering en impact op prestaties

Geplaatst op 10 juli 2024

In het onderwijs spelen onzichtbare krachten mee die het gedrag, de keuzes en zelfs de kansen van leerlingen beïnvloeden. Een van die krachten is genderstereotypering: de hardnekkige neiging om verschillende verwachtingen te hebben van jongens en meisjes. Hoewel jongens en meisjes in cognitieve zin nauwelijks van elkaar verschillen, lopen hun onderwijsprestaties en schooltrajecten opvallend uiteen. Meisjes doen het gemiddeld beter op school, terwijl jongens vaker te maken krijgen met afstroom, zittenblijven of vroegtijdige uitval. Dit artikel legt bloot hoe genderstereotypen in de klas — vaak onbewust — bijdragen aan deze kloof en wat we eraan kunnen doen.

Gelijke capaciteiten, ongelijke uitkomsten

Het beeld dat jongens ‘bèta’ zijn en meisjes ‘taal’, is achterhaald. Recente studies tonen aan dat cognitieve prestaties van jongens en meisjes grotendeels overeenkomen. Er is geen bewijs voor een structureel intellectueel overwicht van het ene geslacht op het andere. Meisjes halen in het primair en voortgezet onderwijs doorgaans hogere cijfers, met name op taalgebieden, terwijl jongens soms licht beter presteren in wiskunde en rekenen. Maar die verschillen zijn klein, inconsistent en vooral cultureel beïnvloed.

Wat wel duidelijk naar voren komt, is dat meisjes gemiddeld beter scoren op niet-cognitieve vaardigheden: ze zijn geconcentreerder, gedisciplineerder en sociaal vaardiger. Deze kwaliteiten zorgen voor een betere werkhouding, wat hun leerprestaties positief beïnvloedt. Jongens daarentegen laten vaker onaangepast gedrag zien, hebben meer moeite met zelfregulatie en ondervinden sneller problemen in het schoolsysteem.

Leraren en hun rol in stereotypering

Een van de meest bepalende factoren in hoe leerlingen worden gezien en begeleid, is de leraar. En juist daar kunnen genderstereotypen een doorslaggevende rol spelen. Leraren hebben — vaak zonder het zelf te beseffen — verschillende verwachtingen van jongens en meisjes. Ze beschouwen meisjes vaker als plichtsgetrouw en serieus, terwijl ze jongens eerder associëren met druk, rommelig of minder gefocust gedrag. Deze percepties beïnvloeden hoe leerlingen beoordeeld worden, welke feedback ze krijgen en hoeveel geduld er met hen is.

Onderzoek toont aan dat meisjes eerder hoge cijfers krijgen voor dezelfde prestaties, omdat ze ‘netter’ werken of sociaal gewenst gedrag vertonen. Bij jongens leidt dezelfde inzet niet altijd tot dezelfde waardering, zeker niet als hun gedrag als storend wordt ervaren. Tegelijkertijd ontwikkelen vrouwelijke leerkrachten soms betere banden met jongens dan hun mannelijke collega’s, wat het beeld nuanceert maar de stereotiepe dynamiek niet volledig doorbreekt.

Het schoolsysteem als versterker van ongelijkheid

De manier waarop een school omgaat met differentiatie, keuzes en gedrag heeft een grote impact op hoe jongens en meisjes floreren. Scholen die vasthouden aan rigide onderwijsvormen — met veel nadruk op structuur, discipline en conformiteit — sluiten vaak beter aan bij meisjes. Jongens haken in dergelijke settings sneller af.

Succesvolle scholen hanteren een flexibelere aanpak: ze bieden ruimte voor eigen initiatief, competitie en zelfstandige keuzes. Daarmee spreken ze verschillende leerstijlen aan zonder deze te koppelen aan gender. Onderzoek van Heemskerk e.a. toont aan dat dit type omgeving niet alleen jongens helpt, maar ook meisjes uitdaagt om meer risico te nemen en hun comfortzone te verlaten.

De invloed van ouders en maatschappij

De school is niet de enige plek waar genderstereotypen opduiken. Ouders spelen eveneens een rol. Jongens worden vaker aangemoedigd richting techniek, meisjes richting zorg of onderwijs. Dit heeft invloed op hun zelfbeeld, motivatie en uiteindelijke studiekeuze. Ouderlijke verwachtingen zijn niet altijd expliciet, maar ze kleuren wel degelijk hoe kinderen zichzelf zien.

Daarnaast draagt de bredere samenleving bij aan het in stand houden van rolpatronen. Reclames, social media, lesmateriaal — overal sluipen subtiele boodschappen in die bevestigen wat ‘typisch meisje’ of ‘typisch jongen’ is. Zolang deze beelden niet kritisch worden bevraagd, blijven ze doorwerken in hoe leerlingen zichzelf en elkaar beoordelen.

Sekseneutraal schoolbeleid als sleutel

Een belangrijke hefboom voor verandering ligt in het onderwijsbeleid zelf. Scholen die bewust ruimte creëren voor individuele verschillen — zonder die aan gender te koppelen — maken het mogelijk dat elk kind zijn of haar unieke potentieel ontwikkelt. Dit begint bij de inrichting van het curriculum, de rol van mentoren, maar ook bij de fysieke en sociale leeromgeving.

Sekseneutraal beleid betekent niet dat verschillen worden genegeerd, maar juist dat er oog is voor de invloed van context en verwachtingen. Leerlingen krijgen de vrijheid om vakken te kiezen zonder dat daar impliciete oordelen aan kleven. Ook divers samengestelde docententeams dragen bij aan een breder palet aan rolmodellen, waarmee leerlingen zich kunnen identificeren.

Rolmodellen en representatie

Het belang van diverse rolmodellen in het onderwijs kan nauwelijks overschat worden. Leerlingen spiegelen zich aan wie ze voor zich zien. Als meisjes vooral vrouwelijke leraren zien in zachte vakken, en jongens vooral mannen in techniek, dan bevestigt dat de status quo. Lerarenopleidingen en scholen kunnen daarom bewust inzetten op diversiteit in het team — niet alleen qua geslacht, maar ook qua stijl en benadering.

Onderzoek wijst uit dat gemengde teams niet alleen inclusiever zijn, maar ook effectiever in het herkennen en tegengaan van stereotype verwachtingen. Ze zorgen voor een evenwichtige kijk op gedrag, prestaties en potentie, ongeacht of het gaat om jongens of meisjes.

Naar een rechtvaardige leeromgeving

Genderstereotypering in het onderwijs is vaak subtiel, maar de gevolgen zijn verreikend. Jongens en meisjes internaliseren verwachtingen, worden gestuurd in keuzes en ontwikkelen gedrag dat past binnen het beeld dat van hen wordt verwacht. Wie afwijkt, botst met het systeem of valt buiten de boot.

Daarom moet het onderwijs bewust inzetten op het doorbreken van deze patronen. Dat begint bij reflectie: op eigen overtuigingen, op beoordelingscriteria en op onderliggende aannames. Vervolgens is actie nodig: in lesmateriaal, didactiek, communicatie met ouders en de samenstelling van teams.

Lerarenopleidingen spelen hierin een sleutelrol. Zij kunnen aankomende leraren trainen in het herkennen van bias en het creëren van een klas waarin iedereen zich gezien en gehoord voelt.

Conclusie

Onderwijsprestaties worden niet alleen bepaald door cognitieve vermogens, maar ook door verwachtingen, interacties en omgeving. Genderstereotypen kleuren deze elementen op hardnekkige wijze. Meisjes profiteren momenteel meer van het huidige systeem, terwijl jongens vaker struikelen. Maar het antwoord is niet een ‘jongensaanpak’, noch een ‘meisjesbeleid’. Het antwoord ligt in het loslaten van hokjesdenken en het bieden van ruimte voor individuele ontwikkeling.

Door stereotype beelden te vervangen door open perspectieven, en ieder kind aan te spreken op zijn of haar unieke talenten, bouwen we aan een onderwijs dat recht doet aan verschillen zonder die vast te zetten in geslacht. Dat is geen luxe, maar noodzaak voor een eerlijke en effectieve schoolloopbaan voor iedereen.

Geraadpleegde bronnen

  • Bossaert, S. (2009). Wie voert het hoogste woord? Interactie in het eerste leerjaar basisonderwijs vanuit genderperspectief. Brussel: VUBPRESS. 
  • Driessen, G. & Langen, A. van (2010). De onderwijsachterstand van jongens. Omvang, oorzaken en interventies. Nijmegen: ITS.
  • Geerdink, G. (2007). Diversiteit op de pabo. Sekseverschillen in motivatie, curriculumperceptie en studieresultaten [dissertatie]. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
  • Geerdink, G. & Beer, F. de (red.) (2013). Meer Mans. Leraren opleiden met oog voor diversiteit en kwaliteit. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
  • Geerdink, G. (2015). Honderd jaar mannen en vrouwen voor de klas. Rolmodellen in het onderwijs. JSW, 100(4), 12-16.
  • Heemskerk. I., Eck, E. van, & Karssen, M. (2013). Meer differentiatie in de onderwijsaanpak: Gunstig voor jongens? En voor meisjes? Casestudies in het vo. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
  • Heemskerk, I., Eck, E. van, Kuiper, E., & Volman, M. (2012). Succesvolle onderwijsaanpakken voor jongens in het vo. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
  • Heuvel-Panhuizen, M. van den & Vermeer, H. (1999). Verschillen tussen meisjes en jongens bij het vak rekenen-wiskunde op de basisschool. Eindrapport MOOJ-onderzoek. Utrecht: CD-β Press / Freudenthal Instituut, Universiteit Utrecht.
  • Langen, A. van (2007). Meisjes in havo/vwo en de keuze voor bèta technisch onderwijs. In: Grip, A. de & Smits, W. (Red). Technotopics 2. Platform bètatechniek.
  • Movisie (2015). Handreiking LHBT-emancipatie. Movisie, Utrecht.
  • Ministerie van OCW (2013). Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013-2016. Den Haag.
  • OECD (2015). The ABC of Gender Equality in Education: Aptitude, Behaviour, Confidence. OECD Publishing. http://dx.doi.org/10.1787/9789264229945-en
  • Stichting SoFoKles (2016). Vrouwen in de wetenschap en de rol van (onbewuste) vooroordelen. Geraadpleegd op 6 oktober, van http://www.sofokles.nl/nieuws/nieuwsberichten/2016/2016-10-04_vrouwen_in_de_wetenschap_en_de_rol_van_onbewuste_vooroordelen.shtml
Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Dossiers

Uw onderwijskundige kennis blijft op peil door 4000+ artikelen.