Interne middelenverdeling in het primair onderwijs

Geplaatst op 1 juni 2016

Beschikbare kennis

  1. Er wordt in het primair onderwijs hard gewerkt aan het op orde krijgen van het financieel management, maar de focus ligt nog vooral op beheersing van de financiën (op jaarbasis). Er worden eerste stappen gezet in de verbinding van geld en (kwaliteits)beleid, maar deze verbinding is nog weinig resultaatgericht. Een nog impliciete verbinding van geld en beleid, maar vooral het gebrek aan resultaatsturing maken dat verantwoordingsdocumenten nauwelijks inzicht geven in de daadwerkelijke inzet en opbrengsten van de middelen.
  2. Op basis van beschikbare onderzoeksliteratuur ontstaat nog geen eenduidig beeld over mogelijke beperkende factoren bij de benutting van de beleidsruimte.
  3. Percepties van betrokken actoren en gebrekkige (financiële) competenties lijken het beleidsvoerende vermogen van vooral scholen eerder in de weg te staan dan de feitelijke invloed van externe factoren. Een wel relevante beperkende factor is mogelijk krimp van leerlingenaantallen, vooral bij kleine scholen.
  4. Onderzoeksliteratuur biedt weinig houvast voor de (‘evidence based’) onderbouwing van een effectieve middeleninzet op het niveau van besturen en scholen. Meer indirect zijn wel indicaties te vinden die duiden op een positief verband tussen investeringen in de kwaliteit van leraren en schoolleiders aan de ene kant en leerresultaten aan de andere. Meer personeel c.q. klassenverkleining en een betere beloning van het personeel lijken minder effectieve investeringen te zijn. Naar aanleiding van een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Kuhry & de Kam, 2012) over de prijs en kwaliteit van de publieke dienstverlening is de verhouding tussen investering en productiviteit weer een actuele discussie.
  5. Belangrijk is echter de constatering dat het proces van de interne middelenverdeling nog een ‘black box’ is.

Hoe werkt nu de interne middelenverdeling?

Een combinatie van de beschikbare kennis en de bevinding uit (het beperkte aantal) casestudies levert het volgende beeld op:

  1. Bij de interne middelenverdeling spelen meer fundamentele, eigen afwegingen met betrekking tot de kostenstructuur en prestaties nog geen rol. Vooralsnog is de verdeelsystematiek van de overheid een vigerend basisprincipe waarvan nauwelijks wordt afgeweken. Slechts een klein deel van de bekostiging wordt herverdeeld dan wel ingezet voor innovatie- en kwaliteitsbeleid, hoewel schoolbesturen eigen strategische speerpunten formuleren.
  2. Onderschreven wordt dat er meer ruimte is voor eigen keuzes, maar de speelruimte om middelen anders (alternatief) in te zetten wordt als beperkt gepercipieerd. De algemene opvatting is dat het grootste gedeelte van de kostenstructuur vast ligt en aangenomen wordt, dat afnemende budgetten (door bezuinigingen en krimp) de speelruimte nog verder zullen beperken. Volgens bestuurders moeten vooral schoolleiders nog leren om ruimte in de eigen begroting te zoeken.
  3. Er worden stappen gezet om de beleidscyclus en de financiële cyclus met elkaar te verbinden, maar dat lijkt nog impliciet en nogal geïmproviseerd te gebeuren. Het beschikbare budget is uitgangspunt voor de begroting (budget based policy) en er vindt nog geen beleidsmatige onderbouwing van de middelenbehoefte (policy based budgetting) plaats. Als er al posten in de (meerjaren)begroting worden geoormerkt voor beleid, wordt vooral de financiële realisatie hiervan bewaakt. Er is nog weinig inzicht in de resultaten van beleid. Wel zijn er aanzetten om deze beter te monitoren en de resultaten daarvan in te bedden in de controle. Maar die ontwikkeling staat nog in de kinderschoenen.
  4. De effectiviteit en doelmatigheid van de middeleninzet is nog een onderbelicht thema. Er is nog weinig aandacht voor een alternatieve inzet van middelen en voor de (structurele) kosten van onderwijsverbetering en –vernieuwing. Hoewel opbrengstgericht werken wel een actueel thema is op bestuursniveau, is er weinig oog voor het optimaliseren van processen. Er wordt wel gekeken naar mogelijke kostenbesparingen, maar de focus ligt daarbij niet op het primaire proces.
  5. In de instrumentatie ontbreekt het nog aan goede stuurinformatie, vooral als het gaat om de verbinding van financiële kengetallen, procesmatige informatie en resultaten.
  6. Om de ruimte in de begroting optimaal te kunnen benutten (en om kostenbewustzijn te vergroten) zal er nog geïnvesteerd moeten worden in de deskundigheid van vooral schoolleiders. Het gaat dan vooral om de financiële kant van onderwijskundig beleid.

Deze tekst is overgenomen uit de samenvatting van het eindrapport; zie bij Publicatie(s) hieronder.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Details van het onderzoek

  
NWO-projectnummer:  413-10-110
Titel onderzoeksproject:  Interne middelenverdeling in het primair onderwijs (verkenningsstudie)
Looptijd:08-11-2010 tot 16-10-2012

Projectleider(s)

Naam Instelling E-mail
Dr. F.J. de Vijlder Hogeschool van Arnhem en Nijmegen frans.devijlder@han.nl

Publicatie(s)

Relevante links(s)

[Bron: Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)]

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

[extra-breed-algemeen-kolom2]



lumpsum

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest