Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op scholen met vormen van ‘nieuw leren’

Geplaatst op 1 juni 2016

Managementsamenvatting Op verzoek van de Programmacommissie Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) heeft het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen de samenwerking tussen ouders en school in relatie tot onderwijsvernieuwende initiatieven in kaart gebracht. Van dit onderzoek wordt hier verslag gedaan. Het onderzoek startte in de zomer van 2006 en is begin 2008 afgesloten.

Aanleiding van het onderzoek vormde het gegeven dat basisscholen op steeds meer terreinen zelfstandig beslissingen nemen en in toenemende mate zelf verantwoordelijk zijn voor de invulling van de kwaliteit van hun onderwijs. Onbekend is in hoeverre scholen gebruik maken van deze toegenomen vrijheid en ‘nieuwe vormen van leren’ introduceren en wat daarbij de rol en positie van de ouders is.

Het onderzoek bestond uit verschillen onderdelen: (1) een literatuurstudie en een policy Delphi onderzoek naar ontwikkelingen in relaties tussen ouders en school en de rol van ouders bij innovatieve onderwijspraktijken; (2) een werbsurvey onder 504 schoolleiders van ‘mainstreamscholen’ (scholen die op een min of meer traditionele wijze vorm geven aan hun onderwijs), en websurveys onder 67 schoolleiders en 44 leerkrachten van trendscholen (scholen die met een nieuw leerconcept werken); (3) gevalsstudies bij 17 trendscholen om verdiepend inzicht te krijgen in de ‘ins-and-outs’ van de rollen van ouders op scholen met een nieuw leerconcept; (4) reflectie op de onderzoeksresultaten door experts.

In het onderzoek wordt regelmatig een vergelijking gemaakt tussen mainstreamscholen n trendscholen. De trendscholen vormen een min-of-meer representatieve afspiegeling van de Nederlandse basisscholen. In hoeverre de hier onderzochte trendscholen representatief zijn voor alle scholen met een innovatief onderwijsconcept is onduidelijk. Daarvoor is dit veld te ambigu en te veel in ontwikkeling.

Het onderzoek moest een antwoord geven op een aantal vragen die hierna summier worden beantwoord.

1. Hoe groot is het aandeel basisscholen met een expliciet pedagogisch en/of onderwijskundig profiel? Welke varianten kunnen daarbij worden onderscheiden? Is er sprake van groei, en zo ja, waarmee hangt deze dan samen?
De meeste van de 7572 basisscholen werken (grotendeels) klassikaal. Van deze scholen hebben er 1430 (19%) een expliciet pedagogisch en/of onderwijskundig profiel. Daarnaast zijn er nog 27 particuliere (d.w.z. niet door de overheid bekostigde) basisscholen met een eigen pedagogische en/of onderwijskundige invalshoek. Binnen de groep van 1430 basisscholen met een expliciet profiel kunnen 748 traditionele vernieuwingsscholen (bv. Dalton, Montessori, Jenaplan, Vrije scholen) en 682 scholen die zijn gestart met een nieuw leerconcept worden onderscheiden. Dit nieuwe leerconcept, ‘het nieuwe leren’, is geen monolitisch concept, maar een mengelmoes van ideeën en aanpakken (bv. adaptief onderwijs, coöperatief onderwijs, zelfstandig leren, ontwikkelingsgericht onderwijs, meervoudige intelligentie, natuurlijk leren, authentiek leren en levensecht leren), waarvan scholen vaak op eclectische wijze en afgestemd op hun specifieke situatie gebruik maken. Daarnaast verzorgen nog enkele honderden ouders thuisonderwijs.

Van de traditionele vernieuwingsscholen groeit het aantal Daltonscholen sterk, terwijl het aantal Jenaplanscholen en Vrije scholen afneemt. Het aantal particuliere (d.w.z. niet door de overheid bekostigde) basisscholen is sinds 2005 gedaald van 60 naar 26 (met meestal een gering aantal leerlingen). Cijfers over ontwikkelingen binnen het thuisonderwijs ontbreken.

2 Welke leer- en opvoedingsconcepten worden onder andere in het kader van ‘het nieuwe leren’ geïntroduceerd? Vanuit welke achtergrond gebeurt dat, en wat zijn de ervaringen van deze scholen met de afstemming tussen school en thuis?
Binnen de groep van 682 scholen die is gestart met een nieuw leerconcept kunnen op basis van de typologie van Ros (2007) drie varianten worden onderscheiden:

  • onderwijsvormen die zijn afgestemd zijn op het individuele niveau en de behoeften van leerlingen (bv. adaptief onderwijs en fasenonderwijs);
  • onderwijsvormen die naast het verwerven van taal- en rekenvaardigheden, gericht zijn op het verkrijgen van belangrijke inzichten, concepten en vaardigheden op het gebied van communicatie, samenwerken, zelfregulatie en metacognitie (bv. coöperatief clusteronderwijs, zelfstandig leren, ontwikkelingsgericht onderwijs, ervaringsgericht onderwijs en meervoudige intelligentie);
  • onderwijsvormen die uitdagend, gevarieerd en betekenisvol zijn voor leerlingen (bv. natuurlijk leren, levensecht leren, democratische onderwijs, authentiek leren).

De initiatiefnemers voor de invoering van het nieuwe leer- en opvoedingsconcept waren doorgaans de schoolleiding en het voltallige team. Ouders speelden met name een belangrijke rol bij het opzetten van particuliere scholen. De voornaamste redenen van invoering van het nieuwe concept zijn het verbeteren van de onderwijskwaliteit en het vergroten van het welbevinden van leerlingen en personeel. Op ongeveerd de helft van deze scholen is het contact tussen school en thuis geïntensiveerd en verbeterd.  

3. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er binnen de groep van trendscholen vast te stellen? Zijn er verschillen te constateren met mainstreamscholen in de mate waarin de dragers van de school bestuurders en professionals zijn, dan wel ouders? Zijn de sociale en etnische herkomst van de ouders en de ouderbetrokkenheid hierbij van belang?
De trendscholen hanteren bijna allemaal een mix van nieuwe ideeën en aanpakken, zoals adaptief onderwijs, coöperatief onderwijs, zelfstandig leren, ontwikkelingsgericht onderwijs, meervoudige intelligentie, natuurlijk leren, authentiek leren en levensecht leren. Zij worden daarbij ondersteund door adviesbureaus als APS en KPC. De vernieuwingen zijn doorgaans in de hele school ingevoerd. Scholen vinden het voor het slagen van het nieuwe leerconcept belangrijk dat ouders nauw betrokken zijn bij de school. Op trendscholen helpen gemiddeld meer ouders uit middelbare en hogere milieus in en buiten de klas dan op mainstreamscholen. De meerderheid van de trendscholen heeft geen signalen van ouders ontvangen dat ze problemen hadden met betrekking tot de invoering van het concept. Bij particuliere scholen zijn ouders als bestuurders de dragers van de school, terwijl dit in veel mindere mate het geval is bij gesubsidieerde scholen.

4. Zijn die verschillen terug te vinden in oordelen van ouders en leerkrachten over de school (serieus nemen ouders, inbedding van school in de lokale gemeenschap)? Hangen deze verschillen samen met de soort en mate van betrokkenheid van ouders bij de school (ouderparticipatie ‘revisited’)?
De verschillen in oordelen van ouders, schoolleiders en leerkrachten over de school hangen voor een groot deel samen met de visie van de schoolteams op de rol van ouders bij het functioneren van nieuwe leerconcepten en de inbedding van de school in de lokale gemeenschap. De mate van ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie is veelal groter wanneer schoolteams een duidelijke visie ontwikkeld hebben op de gewenste samenwerking met de ouders en daar ook serieus werk van maken. Van belang is daarnaast dat de schoolteams hoge verwachtingen hebben wat betreft ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie en daar doelgericht vorm aan willen geven.

5. Is hierbij sprake van specifieke doelgroepen van ouders, bijvoorbeeld wat betreft sociaal milieu en etniciteit?
Schoolteams van onderwijsvormen die uitdagend, gevarieerd en betekenisvol zijn voor leerlingen (bv. natuurlijk leren, levensecht leren, democratische onderwijs, authentiek leren), creëren meer mogelijkheden voor contacten, laagdrempelige ontmoetingen en intensieve gesprekken met ouders. Deze scholen zijn meer tijd gaan investeren in ouders; dit geldt zowel voor ouders uit hogere milieus als uit achterstandsmilieus. De particuliere scholen richten zich in de praktijk vooral op de hogere milieus en vooronderstellen bij deze ouders ook allerlei ‘hogere’ opvoedkundige inzichten en vaardigheden. Het aanbod van de ‘brede scholen met een dagarrangement’ biedt een omvattende opvoedings- en vormingscontext voor met name allochtone lager milieu ouders en besteden daarbinnen aandacht aan uiteenlopende basale opvoedingskwesties.

6. In hoeverre biedt internationale kennis op dit gebied verdieping en verklaringen voor de Nederlandse context?
Ervaringen met onderwijsinnovaties en de rol van de ouders daarbij in Engeland, Verenigde Staten en Australië maken duidelijk dat voor een succesvolle implementatie verschillende factoren van belang zijn: een geïntegreerde aanpak, visie op ouderbetrokkenheid/participatie, visie op de samenwerking van schoolteam en ouders, gedeelde missie, streven naar dialoog en een idealistische gevoelstoon. 

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Details van het onderzoek

  
NWO-projectnummer:  413-05-003
Titel onderzoeksproject:  Vorming en opvoeding: nieuwe relaties tussen ouders en school
Looptijd:15-09-2005 tot 02-03-2009

Projectleider(s)

Naam Instelling E-mail
Dr. F.C.G. Smit Radboud Universiteit Nijmegen f.smit@its.ru.nl

Publicatie(s)

Relevante links(s)

[Bron: Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)]

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Gerelateerd

Ouderbetrokkenheid in een video van één minuut uitgelegd
Ouderbetrokkenheid in een video van één minuut uitgelegd
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



ouderbetrokkenheid

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest