Normaliteit en andere afwijkingen - Passend inclusief? (2)

Mathilde Tempelman-Lam

Beleidsadviseur onderwijs bij Vorm is Onderwijs

 

  Geplaatst op 7 juni 2022

Passend Onderwijs is een hot item, een wet waar veelvuldig over gesproken, geschreven en gedebatteerd wordt. Het discours van de Wet Passend Onderwijs is het centrale thema van mijn promotieonderzoek, dat de werktitel Passend Inclusief draagt. Ik bevraag in dit onderzoek hoe het discours van Passend Onderwijs de realisatie van inclusief onderwijs in Nederland beïnvloedt. Eenvoudiger gezegd richt mijn onderzoek zich op de invloed van de taal van Passend Onderwijs op het vormgeven aan inclusief onderwijs in de dagelijkse praktijk op scholen. Het gaat daarbij om de taal die we tegenkomen in wetteksten en beleidsdocumenten (het formele discours) en de taal die professionals in de dagelijkse praktijk op scholen gebruiken (het informele discours). 
 
Dit artikel is losjes gebaseerd op het theoretisch kader dat ik voor mijn onderzoek heb geschreven. Het gaat in op taal en discours, laat iets zien van de macht en kracht van taal met een voorbeeld uit een wel heel bekend kinderboek, stelt wat we normaal vinden ter discussie en voedt het nadenken over alternatieven om tot een inclusiever taalgebruik te komen. De titel is geënt op het prikkelende boek Over normaliteit en andere afwijkingen, van Paul Verhaeghe. De prachtige illustratie is gemaakt door geeske illustrations. 

Taal en discours

Taal is direct herkenbaar als uitingsvorm van discours. Taal en discours zijn echter niet één op één hetzelfde. Dat zal ik kort uitleggen, om te beginnen is het belangrijk te onderkennen dat taal normatief is. Taal is geen neutraal hulpmiddel om onze gedachten, opvattingen en gevoelens door te geven, schreef ik al in het artikel waarin ik mijn promotieonderzoek aankondigde (passend-inclusief-deel-1). Woorden, gesproken of geschreven, kunnen macht uitoefenen (Achterhuis, 2008). Dat is onmiddellijk duidelijk als het gaat om een uitspraak van een persoon in een machtspositie.
 
Daarnaast zijn er ook subtiele, verborgen en onbewuste invloeden die van taal uitgaan (Montesano Montessori, 2018). Sociale werkelijkheden kunnen dan ook niet op een neutrale manier beschreven worden (Fairclough, 2003). Dat was goed terug te zien in de reacties op een vraag die ik in de onderzoeksgroep Levensbeschouwelijke Vorming & Normatieve Professionalisering (LV & NP) stelde. Ik vroeg mijn collega-onderzoekers welke betekenis de term inclusief onderwijs voor hen had. De antwoorden die zij gaven waren heel divers en gekleurd door eigen associaties en ervaringen. Die subjectieve antwoorden hadden vaak ook een morele dimensie, ze waren dus normatief (Bakker & Wassink, 2015). De manier waarop elk van hen in het leven staat, hun levensbeschouwing, beïnvloedde wat ze zeiden. 

De macht en kracht van taal

"Taal wordt beïnvloed door levensbeschouwing"

                                     en

"Levensbeschouwing wordt beïnvloed door taal"

Uitspraken als die hierboven kunnen leiden tot allerlei abstracte, filosofische (taal)spelletjes. Toch is het voor het begrijpen van de macht en kracht van taal heel relevant hier bij stil te staan. Om al denkend hierover onze voeten stevig aan de grond te houden, gebruik ik ter illustratie het verhaal van een bekende vogel die ook stevig op de grond bleef staan: de Krullevaar van Annie M.G. Schmidt. 
 
De Krullevaar is een wonderlijke vogel. Z’n ei wordt gevonden in het nest van een meeuw en uitgebroed onder de elektrische deken van meneer en mevrouw De Vries, twee vogelliefhebbers uit de Petteflat. Het vogeltje dat uit het knaloranje ei komt, blijkt een vreemd diertje te zijn. Het heeft haartjes in plaats van veren en het groeit zo hard dat het al snel van een kooitje in de flat van het echtpaar De Vries naar hun balkon moet verhuizen. 
 
Uiteindelijk komt de bijzonder groot geworden Krullevaar in het vogelmuseum terecht. Een akelige plek waar slechts dode vogels wonen. De woorden die de museumdirecteur hem inprent, blijken later in het verhaal van grote invloed te zijn op hoe de Krullevaar zichzelf en zijn leven definieert. Hij is een uitgestorven vogel. Dus vliegt hij niet, want dat heeft geen enkele zin. Het verhaal loopt op het nippertje goed af, doordat Karel met de houten poot (een echte zeemeeuw - ‘ship ahoy’) de familie van de Krullevaar weet te vinden.

Nu hij toch niet uitgestorven blijkt te zijn, weet de Krullevaar zichzelf heel anders te definiëren, strekt zijn vleugels uit en kiest het luchtruim. 

In dit verhaal legt Annie M.G. Schmidt op een speelse manier de vinger op de relatie tussen taal en werkelijkheid. De levensbeschouwing van de Krullevaar wordt beïnvloed door dat ene venijnige zinnetje: ‘Jij bent een uitgestorven vogel.’ Daardoor wordt de wereld voor hem een zinloze plek, een plek waar hij er helemaal alleen voor staat. Dat beïnvloedt de werkelijkheid van de Krullevaar zo sterk dat hij in deze wetenschap zelfs niet vliegen kan, want: ‘Waar vlieg ik dan naartoe?’ Als de werkelijkheid vervolgens heel anders blijkt te zijn, doordat Karel met de houten poot andere Krullevaars heeft gevonden, blijkt de Krullevaar het leven en zijn eigen kunnen ineens heel anders te bezien. 
 
Afbeelding: De invloed van taal geïllustreerd. Van sommige taal ga je vliegen, door sommige taal blijf je aan de grond.
 
Taal is dus inherent normatief en staat niet op zichzelf, taalgebruik is een handeling in een context, een sociaal domein (Fairclough, 1992). De talige handelingen die een rol spelen bij macht, machtsverschillen, machtsstructuren en machtsmechanismen in de samenleving introduceerde Foucault in de sociale wetenschappen met de term discours (1971). Zoals ik eerder schreef, zijn taal en discours dus niet hetzelfde. Een discours is een maatschappelijke praktijk (Fairclough, 1992) en de verzameling van talige handelingen binnen dat domein (Montesano Montessori, 2018). Taal, alle vormen van spreken of tekst, is dus onderdeel van het discours. 

Inclusiever denken en praten

De wet Passend Onderwijs zou er, onder andere, toe moeten leiden dat het Nederlandse onderwijs inclusiever wordt. In de dagelijkse praktijk op scholen blijkt dat nu echter moeizaam te verlopen (Onderwijsraad, 2020; Ledoux & Waslander, 2020). Mijn hypothese is dat een analyse van het discours van Passend Onderwijs zicht kan geven op achterliggende oorzaken hiervan. Ook verwacht ik dat een kritische analyse behulpzaam kan zijn om tot aanbevelingen te komen die het discours kunnen bevorderen met het oog op de realisatie van inclusief onderwijs in Nederland.
 
Om het onderwerp van mijn onderzoek nog wat dichterbij te brengen, en alvast een voorschot te nemen op de discursieve alternatieven die ik verwacht te kunnen aanreiken, wil ik vast een paar stappen verder denken over het discours dat ik in de onderwijspraktijk tegenkom. Als het gaat om de realisatie van inclusiever onderwijs, maakt het bijvoorbeeld nogal uit of je over verschillen tussen mensen spreekt vanuit een pedagogisch of een medisch paradigma. Wat ik krachtig vind aan de Salamanca-definitie (1994) van inclusief onderwijs is dat verschil in karakteristieken, mogelijkheden en leerbehoeften volgens deze definitie voor alle kinderen geldt. Verschil is normaal en niet afwijkend; ieder kind heeft een eigen specifieke leerbehoefte.
 
We maken in het onderwijs vanuit een pedagogische relatie onderscheid tussen kinderen op basis van hun leerbehoeften, karakteristieken en mogelijkheden. Als leerkracht wil je vanuit die relatie inspelen op de verschillende behoeften van kinderen, hen steunen, structuur bieden en stimuleren in hun groei en ontwikkeling. Wat er echter gebeurt, is dat we voor het aanduiden van verschillen tussen mensen medische taal zijn gaan gebruiken, namelijk de taal van letterwoorden uit het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, beter bekend als de DSM. Paul Verhaeghe (2019) schrijft hierover treffend dat die taal vaak op cirkelredeneringen berust. Een bepaalde leerling is bijvoorbeeld erg druk en kan zich maar moeilijk concentreren, doordat hij ADHD heeft. Letterlijk betekent ADHD echter: Attention Deficit Hyperactivity Disorder, dat wil zeggen een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit.

Is die betreffende leerling nu druk en slecht geconcentreerd doordat hij ADHD heeft of zijn dit de gedragskenmerken op basis waarvan hij de diagnose ADHD heeft gekregen?

Normaliteit en andere afwijkingen

Wat we in elk geval weten, is dat we gedragskenmerken zoals uit het voorbeeld hierboven als afwijkend van de norm zien. Maar wat de norm is, wat we normaal vinden, is normatief en tijdgebonden. We verwarren deze normatieve noties echter met objectieve, medische classificeringen. Door zo te redeneren ligt het probleem van afwijkend zijn bij het kind en niet bij de maatschappij die kennelijk bepaalde normen stelt. Wat er ook gebeurt, is dat het spreken over de leerling met ADHD vanuit dit medisch paradigma maakt dat we uit de pedagogische relatie stappen. Bij een diagnose komen specialist, medicatie en een behandelplan om de hoek. Op school staan het structuur bieden en stimuleren tot groei en ontwikkeling niet langer in het licht van de pedagogische relatie, maar van de behandeling van een kind met een psychiatrische stoornis. Vaak heeft dit tot gevolg dat de verwachtingen die we in het onderwijs van dit kind hebben, kelderen.

In een gemiddelde schoolklas zitten maar weinig kinderen die niet van onze maatschappelijke normen afwijken.

Door hoe we die normale verschillen tussen mensen benaderen, is het werk van de leerkracht nogal veranderd. Bij al die kinderen hoort een boodschappenlijstje van do’s en don’ts om het onderwijs voor hem of haar passend te maken. De leerkracht komt daardoor in de rol van mede-behandelaar in plaats van in die van pedagoog en het onderwijs wordt een verlengstuk van de behandelsetting. Het passend maken van onderwijs is zo een hele toer en het is maar zeer de vraag of het realiseren van inclusief onderwijs op die manier überhaupt mogelijk is. 

Geraadpleegde literatuur

Achterhuis, H. (2008). Met alle geweld. Rotterdam: Lemniscaat.
 
Bakker, C. & Wassink, H. (2015). Leraren en het goede leren: Normatieve professionalisering in het onderwijs. Hogeschool Utrecht.
 
Fairclough, N. (1992). Discourse and Social Change. Cambridge: Polity Press.
 
Fairclought, N. (2003). Analyzing Discourse. Textual Analysis for Social Research. London: Routledge.  
 
Foucault, M. (1971). L’ordre du discours. Paris: Gallimard. 
 
Ledoux, G. & Waslander, S. m.m.v. Eimers, T. (2020). Eindrapport Evaluatie Passend Onderwijs. Kohnstamm Instituut. 
 
Montesano Montessori, N. Schuman, H. de Lange, R (2018). Kritische discoursanalyse. De macht en kracht van taal en tekst (derde druk). ASP nv. 
 
Onderwijsraad. (2020). Steeds inclusiever. Den Haag: Onderwijsraad. 
 
Schmidt, Annie M.G., Pluk van de Petteflat. (Amsterdam: Singel Uitgeverijen, 2010).
 
Verhaeghe, P. (2019). Over normaliteit en andere afwijkingen. Amsterdam: Prometheus.

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Gratis webinar
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!
Bekende experts delen hun kennis
Wij-leren.online Academie 
Gratis serie webinars over actuele onderwijskundige thema's!Passend onderwijs
Passend onderwijs op een basisschool - ondersteuningsplicht
Arja Kerpel
Passend mbo onderwijs
Passend onderwijs in het mbo maakt meer los dan gedacht
Annemieke Top
Inclusief onderwijs
Passend inclusief?
Mathilde Tempelman-Lam
De invloed van classificatie op het onderwijs
Wat zegt classificatie?
Mathilde Tempelman-Lam
Leerkracht en Passend Onderwijs
Zorgen voor of zorgen over passend onderwijs?
Kees van Overveld
Psychiatrisch onderwijsmodel
De diagnose houdt kinderen op achterstand
Marcel van Herpen
Integratieklas ZML
Passend Onderwijs: beweging van onderop
Peter de Vries
Handelingsgericht passend onderwijs
Passend onderwijs: recht op verschillend zijn
Peter de Vries
Werken met Groepsplan gedrag
Passend onderwijs: werken met een groepsplan gedrag
Kees van Overveld
Leerling betrekken in vormgeven passend onderwijs
Evaluatie passend onderwijs: 'hoorrecht' in aantocht!
Albert de Boer
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs
Samenwerkingsverbanden: de belangrijkste punten op een rij
Joost Karels
Ruimte voor leraren
Ruimte voor maatwerk vraagt om ruimte voor leraren
Joyce van den Boogaard
samenwerken met ouders in passend onderwijs
Samen met ouders onderwijs passend maken
Peter de Vries
Zijn etiketten voor een kind altijd helpend?
De voor- en nadelen van labels
Willy de Heer
Woorden waarden werkelijkheid
Woorden, waarden en werkelijkheid: Leiding geven aan waardengericht werken in scholen
Myriam Lieskamp

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Hoe zorgen we er in Nederland voor dat iedereen kan meedoen?
Hoe zorgen we er in Nederland voor dat iedereen kan meedoen?
redactie
Passend onderwijs in een video van één minuut uitgelegd
Passend onderwijs in een video van één minuut uitgelegd
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



passend onderwijs

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest