Cyberpesten: hoeveel komt het voor en wat kunnen scholen ertegen doen?

  Geplaatst op 1 juni 2015

Auteurs: Joris Van Ouytsel, Heidi Vandebosch, Michel Walrave, Koen Ponnet

Regelmatig staan in de media alarmerende berichten over cyberpesten. Het zou een epidemie zijn en het wordt gelinkt aan zelfmoorden door tieners. Is cyberpesten echt zo’n groot probleem? Onderzoek laat zien dat de problematiek allesbehalve eenduidig is. Afhankelijk van de meetmethode varieert het aantal cyberpestslachtoffers van 3,3% tot 72%. Zowel pesters als slachtoffers hebben vaak te maken met sociale en emotionele problemen. De talrijke programma’s die in het leven zijn geroepen om cyberpesten tegen te gaan zijn zelden getest op effectiviteit.

Hoe vaak komt het voor?

Statistieken over cyberpesten zijn erg afhankelijk van de manier waarop het in enquêtes gemeten en omschreven wordt. Uit een samenvattende overzichtsstudie blijkt bijvoorbeeld dat de internationale percentages van slachtofferschap van cyberpesten variëren van 3,3% tot maar liefst 72% (Tokunaga, 2010). Wie geconfronteerd wordt met dit soort statistieken doet er daarom goed aan na te gaan hoe het fenomeen in de enquête is gemeten.

De invloed van de meetmethode vinden we ook terug in de twee belangrijkste Nederlandse statistieken over cyberpesten. Zo blijkt uit het EU Kids Online-onderzoek dat 4% van de 9- tot 16-jarige internetgebruikers in Nederland in 2010 ‘via het internet op een pijnlijke of gemene manier behandeld’ was (Sonck, 2011).

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) stelde bij de Veiligheidsmonitor 2012 echter meer gedetailleerde vragen aan een iets oudere doelgroep en kwam daarbij tot hogere percentages. Volgens het CBS werd 10,3% van de 15- tot 18-jarigen in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek via het internet geconfronteerd met een of meerdere soorten van cyberpesten, waaronder laster (4,4%), stalken (2,1%), chantage (1%), bedreiging (1,8%) en ander getreiter of pest gedrag (3,3%) (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013).

In de wetenschappelijke literatuur spreken we doorgaans pas onder bepaalde voorwaarden van (cyber)pesten (Van Cleemput et al., 2013b).

  1. Zo moet er sprake zijn van een machtsongelijkheid tussen dader en slachtoffer, zoals een fysiek of sociaal onevenwicht. Bij cyberpesten kan de machtsongelijkheid ook technologisch zijn, als daders bijvoorbeeld beter met de computer overweg kunnen dan hun slachtoffers of wanneer ze technische kennis aanwenden om anoniem te blijven. 
  2. Een tweede vereiste is dat het kwetsende gedrag zich herhaalt over een langere periode. Bij cyberpesten kunnen andere internetgebruikers bijvoorbeeld een eenmalige daad, zoals het plaatsen van een gênante foto van iemand, verder verspreiden. Op deze manier kan cyberpesten gedurende een langere tijd plaatsvinden.  
  3. Een laatste vereiste is dat de daders de intentie moeten hebben om het slachtoffer te kwetsen. Misplaatste grappen of misverstanden vallen dus niet onder cyberpesten.

Uit het Vlaamse DICA-onderzoek, dat de bovenstaande definitie hanteert, blijkt dat 11,1% van de 9- tot 16-jarigen in het half jaar voorafgaand aan de enquête slachtoffer was van cyberpesten (Van Cleemput et al., 2013b). Nederlandse cijfers over de omvang van cyberpesten zoals hierboven gedefinieerd, ontbreken tot nu toe.

Zo hanteren de EU-Kids Online studie en het CBSdeze drie voorwaarden niet. Op basis van de beschikbare onderzoeken kunnen we echter wel vaststellen dat cyberpesten in het leven van bepaalde jongeren voorkomt. De vraag is welke gevolgen cyberpesten voor deze jongeren kan hebben en wat eraan te doen is.

Cyberpesten een zaak voor school?

Dat cyberpesten zich in de online wereld afspeelt en buiten schooluren kan plaatsvinden, betekent niet dat het losstaat van de schoolcontext. Uit het Vlaamse DICA-onderzoek blijkt namelijk dat 47,6% van de cyberpestslachtoffers lastiggevallen wordt door iemand uit de eigen school (Van Cleemput et al., 2013b). Netwerkanalyses bij Vlaamse middelbare scholieren bevestigen deze resultaten.

Cyberpesten ligt dan ook vaak in het verlengde van meer traditionele vormen van pesten (Wegge, Vandebosch & Eggermont, 2014). Net als bij traditioneel pesten is slachtofferschap van cyberpesten in verband te brengen met talrijke negatieve emoties en gedragingen, zoals:

  • depressie;
  • een laag zelfbeeld;
  • wantrouwen tegenover anderen;
  • zelfmoordgedachten;
  • of zelfs zelfmoordpogingen.

Daarnaast gaan bij slachtoffers van cyberpesten de schoolresultaten gemiddeld genomen achteruit, kunnen ze zich moeilijker concentreren, zijn ze bang om naar school te gaan en spijbelen ze (Van Ouytsel et al., 2014).

Daarnaast heeft de manier waarop het pesten plaatsvindt invloed op de hoeveelheid problemen die slachtoffers ervaren. Een Amerikaanse studie vergeleek problemen bij jongeren die alleen offline, alleen online, of zowel offine als online gepest werden. Hieruit bleek dat jongeren die offine én online gepest werden de meeste problemen meldden.

De middengroep bestond uit jongeren waarbij het pesten alleen online plaatsvond, terwijl jongeren die alleen offine gepest werden de minste problemen rapporteerden. Een verklaring hier voor is dat slachtoffers van cyberpesten minder makkelijk kunnen ontsnappen, omdat daders hen zelfs thuis lastigvallen. Hierdoor ervaren ze waarschijnlijk meer psychosociale problemen dan slachtoffers van offine pesten, dat doorgaans na schooltijd ophoudt (Schneider et al., 2012).

Niettemin is het belangrijk om twee bedenkingen in het achterhoofd te houden wanneer we de gevolgen van cyberpesten beschouwen. Zo ondervinden niet alle jongeren negatieve gevolgen van cyberpesten. Daarnaast maakt de meerderheid van de studies gebruik van eenmalige metingen. Hierdoor is het vaak onmogelijk om te vast te stellen of emotionele toestanden of gedragingen daadwerkelijk het directe gevolg van cyberpesten zijn.

De richting van de gevonden verbanden staat immers niet vast. Mogelijk spelen ook andere factoren een rol. Zeker bij ernstige problemen zoals zelfmoordneigingen of -pogingen is cyberpesten waarschijnlijk vooral een bijkomende factor die het voor reeds kwetsbare jongeren moeilijker maakt om met andere oorzaken van stress en emotionele problemen om te gaan. Bij jongeren die gevoelig of kwetsbaar zijn voor emotionele of psychosociale problemen, zal cyberpesten vooral samen met andere factoren hun toestand verslechteren (Sabella et al., 2013).

Wat betreft de daders van cyberpesten blijkt uit onderzoek dat zij vaker dan anderen geweld en pesterijen als gerechtvaardigd zien. Uit theoretische studies blijkt ook dat sommige daders met hun pesterijen een hogere status binnen hun vriendengroep proberen te verkrijgen. Toch is het ook hier onmogelijk om vast te stellen wat oorzaak of gevolg is van daderschap van cyberpesten, want daderschap wordt eveneens in verband gebracht met onder meer:

  • zelfmoordpogingen;
  • hyperactiviteit;
  • zwakkere sociale vaardigheden;
  • een lagere subjectieve gezondheid.

Daarnaast hebben daders van cyberpesten gemiddeld een zwakkere band met hun ouders en vrienden. Ze vinden het net als hun slachtoffers moeilijker om zich op school te concentreren en ze behalen slechtere cijfers. Voorts zijn ze vaker betrokken bij fysiek en verbaal geweld (Van Ouytsel et al., 2014). Net als bij slachtofferschap van cyberpesten, kent dus ook daderschap een verband met talrijke emotionele en sociale problemen.

Preventie

De afgelopen jaren zijn verschillende interventies tegen pesten ontwikkeld, zelfs meer specifiek gericht tegen cyberpesten. Een recente overzichtsstudie naar preventiecampagnes voor traditioneel pesten en cyberpesten komt echter tot de conclusie dat slechts een beperkt aantal van deze initiatieven op hun effectiviteit is getest (Van Cleemput et al., 2013a).

Het Nederlands Jeugdinstituut komt tot een vergelijkbare conclusie (Wienke et al., 2014). Succesvolle interventies combineren volgens de onderzoekers meerdere elementen met elkaar, zoals informatiesessies voor begeleiders van jongeren, duidelijke regels, posters en klassessies. Daarnaast vinden succesvolle preventie-acties gedurende een periode van meerdere weken en maanden plaats (Van Cleemput et al., 2013a).

Hiermee is de vraag echter nog niet beantwoord welke activiteiten en maatregelen in het algemeen doeltreffend zijn en hoe deze effectiviteit te verklaren is. Immers: hoe meer elementen je combineert in een preventiecampagne, hoe groter vermoedelijk de kans is dat één daarvan effect heeft.

We weten dus nog niet goed wat werkt tegen cyberpesten. Om te kunnen verklaren welke specifieke aspecten een aanpak tegen cyberpesten, over individuele interventies heen, effectief maken is onderzoek nodig dat de werkzaamheid van de individuele elementen met elkaar vergelijkt.

Wat we echter wél weten is dat sommige preventiecampagnes leiden tot een sterkere beleving van pestgedrag. Zo blijkt uit een evaluatie studie van de Philosophy for Children Approach (P4C) dat leerlingen die deze methode hadden gevolgd váker rapporteren dat ze slachtoffer waren van pesten dan leerlingen die deze methode niet hadden gevolgd (Tangen & Campbell, 2010).

Inmiddels zijn wel studies gedaan naar welke elementen in preventiecampagnes gericht tegen traditioneel pesten effectief zijn. Uit een overzichtsstudie blijkt dat elementen als het organiseren van trainingen en meetings voor ouders, verhoogde bewaking op de speelplaats, het opstellen van aangepaste methoden om pesten te bestraffen en het trainen van leraren, ervoor zorgen dat minder jongeren pestgedrag gaan vertonen.

Daarnaast zijn ook het opstellen van regels in de klas tegen pesten, een formeel anti-pestbeleid op school en bijeenkomsten waarbij de leerlingen worden geïnformeerd over pesten succesvol (Ttofi &Farrington, 2011). Vooralsnog blijft het echter onduidelijk in welke mate deze elementen ook effectief zijn bij het aanpakken van cyberpesten.

Referenties

  • Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013). Een op tien jongeren gepest op internet
  • Schneider, S.K., O’Donnell, L., Stueve, A. & Coulter, R.W. (2012). Cyberbullying, school bullying, and psychological distress: A regional census of high school students. American Journal of Public Health, 102(1), 171-177.
  • Sonck, N. (2011). Kinderen en internetrisico’s. EU Kids Online onderzoek onder 9-16 jarige internetgebruikers in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
  • Tangen, D. & Campbell, M. (2010). Cyberbullying Prevention: One primary school’s approach. Australian Journal of Guidance and Counselling, 20(2), 225-234.
  • Tokunaga, R.S. (2010). Following you home from school: A critical review and synthesis of research on cyberbullying victimization. Computers in Human Behavior, 26(3), 277-287.
  • Ttofi, M. & Farrington, D. (2011). Effectiveness of school-based programs to reduce bullying: a systematic and meta-analytic review. Journal of Experimental Criminology, 7(1), 27-56.
  • Van Cleemput, K., Bastiaensens, S., Vandebosch, H., Poels, K., Deboutte, G., DeSmet, A. & De Bourdeaudhuij, I. (2013a). De internationale aanpak tegen cyberpesten. Een overzicht van wetenschappelijke studies waarin programma’s rond cyberpesten geëvalueerd worden. (White Paper Friendly Attac, IWT-SBO). Universiteit Antwerpen, Universiteit Gent.
  • Van Cleemput, K., Bastiaensens, S., Vandebosch, H., Poels, K., Deboutte, G., DeSmet, A. & De Bourdeaudhuij, I. (2013b). Zes jaar onderzoek naar cyberpesten in Vlaanderen, België en daarbuiten: een overzicht van de bevindingen. (White Paper Friendly Attac,IWT-SBO). Universiteit Antwerpen, Universiteit Gent.
  • Van Ouytsel, J., Walrave, M. & Vandebosch, H. (2014). Correlates of cyberbullying and how school nurses can respond. NASN School Nurse.
  • Wegge, D., Vandebosch, H. & Eggermont, S. (2014). Who bullies whom online : a social network analysis of cyberbullying in a school context. Communications: the European journal of communication research, 39(4), 415-434.
  • Wienke, D., Anthonijsz, I., Abrahamse, S., Daamen, W. & Nieuwboer, A. (2014).Beoordeling anti-pestprogramma’s. Rapportage van de commissie voor het Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Wat we weten over cyberpesten

  • Naargelang de aard van het onderzoek variëren de statistieken over slachtofferschap van cyberpesten tussen 3,3% en 72%.
  • Cyberpesten ligt vaak in het verlengde van traditioneel pesten. Zowel daderschap als slachtofferschap worden in verband gebracht met negatieve emoties en gedragingen. Het is echter onduidelijk wat de oorzaak-gevolgrelatie is bij deze verbanden.
  • De afgelopen jaren zijn verschillende preventiecampagnes over cyberpesten ontwikkeld. Slechts weinigen zijn echter getest op de werkzaamheid. Ook is nog onduidelijk welke elementen over die campagnes heen succesvol zijn en welke niet.

Bron: Kennisnet

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Cursus
Praten met kwestbare jongeren
Praten met kwestbare jongeren
In gesprek met jongeren die het moeilijk hebben
Medilex Onderwijs 
Pesten tips
Pesten: wat kun je doen in de klas?
Anton Horeweg
Vijfsporenaanpak pesten
De vijfsporenaanpak bij pesten
Bob van der Meer
Pesterijen op school
Pesterijen op school - oorzaken - profielen van betrokkenen
Machiel Karels
Gevolgen van pesten
Pesten op school - gevolgen en aanpak
Machiel Karels
Pesten groepsaanpak
Pesten vraagt om een positieve groepsaanpak
Kees van Overveld
Steungroepaanpak
Steungroepaanpak van pesten. Toeschouwers en pesters in gesprek.
Dirk van der Wulp
Klassenfeestjes, manier om sociale uitsluiting tegen te gaan
Klassenfeestjes, een feestelijke manier om sociale uitsluiting tegen te gaan
Laura Batstra
Pesten aanpakken
Pesten aanpakken - lessenserie voor de basisschool
Arja Kerpel


Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Groepsdynamica in een video van één minuut uitgelegd
Groepsdynamica in een video van één minuut uitgelegd
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



hyperactiviteit
pesten

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest