Help! Te veel kinderen vallen uit op school.
Bertine van den Oever
Onderwijsadviseur en coach bij Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 13-11-2024,
van https://wij-leren.nl/help-te-veel-kinderen-vallen-uit-op-school.php
Inleiding
Hier benoemt men de veronderstelling dat kleuters en leerlingen van nature graag en goed kunnen ontwikkelen en leren, maar dat tegenwoordig talrijke leraren ondervinden dat de streefdoelen niet worden gehaald, dat er de leerprestaties minder zijn en de leer- en gedragsproblemen meer. Dit boek geeft een zoektocht naar de hoofdoorzaken van deze terugval en concrete handvatten om geleidelijk met het schoolteam deze problematische situatie om te buigen.
‘Door jonge kinderen anders te benaderen zullen zij graag, goed en zelfstandig kunnen leren met minder leer- en gedragsproblemen.’
In dit boek bekijkt men ontwikkelen en leren vanuit een eerder neurologisch standpunt. De manier waarop de zintuigen, het lichaam en het kinderbrein samenwerken en rijpen om de instructies en leerstof te verwerken wordt toegelicht. Het biologische aspect dat de oorzaken laat zien, geeft ook de oplossingen voor onze huidige onderwijsproblematiek.
De volgende waarnemingen worden genoemd bij een grotere groep kinderen:
· luidruchtig, druk en prikkelbaar gedrag met lage concentratie
· nieuwe leerstof wordt minder goed waargenomen, verwerkt en verbonden met reeds verworven kennis
· cognitieve prestaties nemen af
· veel leer- en gedragsproblemen en gedragsstoornissen
· daarmee gepaard gaande belastende administratie
· kloof tussen de sterke en zwakke leerlingen wordt groter waardoor de nodige differentiatie uitgebreider en complexer wordt
· kleuters ontwikkelen trager, zijn minder zelfstandig, creatief en kunnen niet zo goed spelen en bewegen
· agressiviteit en pestgedrag blijven op de speelplaats een probleem
· emotionele en sociale vaardigheden missen om met andere kinderen samen te werken
· jonge kinderen kunnen niet meer ‘echt’ spelen en vervelen zich snel
Er is natuurlijk een groep kinderen die al deze problemen niet hebben, alleen neemt hun aantal af.
Herkenbare belastende interventies worden symptoombestrijding genoemd en er wordt hoop gevestigd op het vermijden van de gestelde problematiek door de juiste preventie.
‘De nieuwe neurologische inzichten over de breinwerking van het jonge kind verschillen in grote mate van de visie van een groep van cognitieve psychologen en pedagogen die in staan voor de onderbouwing van het huidige onderwijssysteem.’
Neurowetenschappers ontwikkelingspsycholoog vestigen dat het kinderbrein voor het leren groeit door veel natuurlijke ervaringskansen zoals beweging, natuurlijke ervaring en veel sociaal contact vanaf de geboorte daarnaast heeft elke kind zijn unieke tijd nodig om schoolrijp te worden. Dit schommelt tussen 5 en 8 jaar.
Er wordt gesteld dat zowel de moderne opvoeding, met minder mogelijkheid tot ‘echt’ spelen, bewegen, sociaal contact en experimenteren als onze prestatiegerichte schoolomgeving verantwoordelijk zijn voor de groeiende leer- en gedragsproblemen.
In dit boek wil men aantonen dat men door het herstellen van de natuurlijke omgeving van het kind, het respecteren van zijn unieke rijpingstijd en het verminderen van de prestatiedruk, een aanzienlijk deel van de huidige leer- en gedragsproblemen preventief kunnen vermijden.
Deel 1 Werken aan schoolrijpheid
Verschillende benadering om ons onderwijs aan te passen worden besproken, zoals meermaals herhalen, teaching to the test, blijven zitten en groep 3 doubleren. Hierbij wordt genoemd dat het schoolrijpheidsprobleem wordt onderschat. Te snel wordt gegrepene naar aanpassingen in plaats tijd geven om te werken aan een fundament met de volgende bouwstenen:
1. zintuiglijke ervaringen
2. beweging
3. vrij spelen
4. sociaal contact
5. typische kleuteractiviteiten
Het afstappen van de kalenderleeftijd van de leerling en de daaraan verbonden leerstof kan een eerste handeling zijn om werkelijk af te gaan stemmen om de ontwikkeling van het kind.
Hoofdstuk 1 Respect tonen voor de unieke ontwikkelingssnelheid
De praktijk wordt beschreven van kinderen die in groep 3 nog heel speels zijn en nog niet toe zijn aan ‘moet-taakjes’. Zij krijgen al snel slechtere cijfers, onderzoeken, externe hulp en labels, wat een nadelige werking kan hebben op het zelfbeeld en de eigenwaarde van deze kinderen. Een vorm van aangeleerde hulpeloosheid ligt op de loer en na schooltijd moeten ze langer extra schoolwerk oefenen en soms ook nog naar therapie.
Volgens Vervaet zijn de meeste kinderen pas klaar om te leren lezen tussen de zesenhalf en achtenhalf. Hannaford en Sitskoorn bevestigen dat we de ontwikkelingssnelheid wel kunnen optimaliseren, maar niet kunnen forceren. Laten we vooral niet de natuurlijke nieuwsgierigheid uitdoven!
Er is aandacht voor de, over het algemeen, iets tragere natuurlijke ontwikkeling van jongens dan meisjes en de consequenties hiervan op hoe zij presteren in ons huidige onderwijs. De hersenbalk van de jongens is van nature iets minder ontwikkeld dan bij meisjes. Het gaat hierbij om een belangrijke zenuwverbinding tussen de beide hersenhelften die zorgt voor het samenwerken van enerzijds het detail, abstract- en logischgerichte deel van het brein en het creatiefgerichte deel van het brein. Kruipen, klimmen, klauteren, evenwichtsoefeningen, vrij spelen en ravotten ‘boetseren’ deze zenuwbundel.
Van kleuters worden steeds meer cognitieve vaardigheden verwacht. Cijfers, letters en woordjes komen steeds meer aan bod en kleuters zitten meer stil om dit te leren.
Het kinderbrein ontwikkelt in fasen. Sitskoorn wordt aangehaald, zij beschrijft dat eerst zich de hersengebieden ontwikkelen die te maken hebben met zintuiglijke waarneming, dan de motorische gebieden, vervolgens de gebieden die de informatie van de zintuigen en de motoriek Laten samenwerken. Tot slot komen die gebieden aan bod die in staan voor het abstract, logisch, detailgericht denken en de uitvoerende functies.
Er worden vier kenmerken genoemd die nodig zijn om met het leerproces van lezen, rekenen en schrijven te starten:
1. opdrachten en informatie kunnen waarnemen, verwerken en integreren met reeds verworven kennis
2. vermogen tot concentratie
3. richtingsgevoel
4. details zien, logisch en abstract denken
Ieder hoofdstuk eindigt met helpende tips voor leraren.
1. Respecteer de neurologische en gelijklopende motorische ontwikkelingsfasen.
2. Respecteer de breingevoelige fasen.
3. Respecteer het uitrijpen van het zenuwstelsel.
4. Respecteer de breingevoelige fasen.
Hoofdstuk 2 Het brein boetseren
Veel kinderen missen de ervaringen die 40 à 50 jaar geleden in de opvoeding spontaan aan bod kwamen. De natuurlijke ervaringskansen die zorgen voor de nodige hersenverbindingen.
Denk hierbij aan:
- Te weinig zintuiglijke ervaringen
- Te weinig beweging
- Te weinig vrij spelen
- Te weinig sociaal contact
‘We kunnen een onderscheid maken tussen de echte natuurlijke ervaringskansen, zoals beweging en het vrij spelen, en de eerder schoolse vaardigheden, de typische kleuter activiteiten zoals rijmen en puzzelen. Samen vormen ze een gunstige omgeving voor kleuters en leerlingen.’
De eerste bouwsteen, het belang van zintuiglijke ervaringen, wordt behandeld. Het gaat om sensorische of zintuigintegratie, dat alle zintuigen als één vloeiend systeem samenwerken. Om te voorkomen dat kinderen na een weekend, vakantie of in een volgend schooljaar inzichten missen, wordt aanbevolen dat losstaande kenniselementen of vaardigheden worden verwerkt door deze te verruimen en integreren met andere kennisgebieden. Met name concrete ervaringen, doorleefd met de zintuigen ondersteunen dit.
De gekende vijf zintuigen brengen de informatie van buiten ons lichaam naar de hersenen. Maar het zijn de bewegingszintuigen die de verwerking van de informatie coderen: evenwicht en proprioceptie. Eigenlijk hebben we zeven zintuigen en zijn de bewegingszintuigen de basis waarop de andere goed kunnen functioneren.
‘Indien we de kinderen, vanaf de geboorte maar ook tijdens de schoolperiode, weer tot meer bewegen zouden krijgen dan gaan ze de leerstof beter kunnen waarnemen, verwerken en integreren. Dit zou tot betere leerprestaties en minder leer- en gedragsproblemen leiden.’
De zeven zintuigen worden maximaal geprikkeld in de natuur. De eerste tips voor leraren gaan dan ook over activiteiten in de natuur. Daarnaast zijn er tips voor rijke zintuiglijke ervaringen op de speelplaats en voor binnen.
Dan komen we aan bij de tweede bouwsteen, beweging. Vanaf de vijfde week tijdens de zwangerschap tot ongeveer een jaar na de geboorte wisselen 15 reflexen zich af. Deze ontwikkeling gebeurt chronologisch en een volgende reflex biedt zich aan Als de vorige op zijn hoogtepunt is. De volgende reflex remt de vorige af zodat die onder controle gebracht kan worden. Wanneer dit niet gebeurt heeft het specifieke gevolgen voor het functioneren van het kind later. Alleen als baby's voldoende natuurlijke bewegingsvrijheid krijgen zullen die baby reflexen vlot onder controle komen en zal die opeenvolging gunstig verlopen. Wanneer we vanaf 2,5 jaar In de kleuterschool of de kinderopvang veel beweging aanbieden kunnen we via de plasticiteit van het brein nog mogelijk ongeremde reflexen controleren waardoor de negatieve gevolgen voor het leren verholpen kunnen worden. En de tips voor de leerkrachten wordt het arsenaal van bewegingskansen besproken die hiervoor van belang zijn.
Jonge kinderen hebben minstens 3 uur per dag aan basismotoriek nodig. Denk hierbij aan: evenwicht, proprioceptie, symmetrisch en gekruist bewegen, lichaams-, ruimte-, tijdsbewustzijn, coördinatie, fijne en grove motoriek en de oog handcoördinatie.
Evenwicht wordt in verband gebracht met het concentratievermogen en het belang van eerst symmetrisch en dan gekruist bewegen wordt uitgelegd. Het te vroeg aanbrengen van het leesproces kan richtingsproblemen veroorzaken en is een voedingsbodem om leesproblemen te scheppen. Ook bij het schrijven, rekenen en kloklezen speelt het lateralisatieproces een grote rol. Goed kunnen leren lezen, rekenen, kloklezen en schrijven is dus heel afhankelijk van de mogelijkheid van het kind om de middellijn te overkruisen, een neuromotorische vaardigheid.
We helpen kinderen om tot lateralisatie te komen door hen tijd te geven, veel te laten bewegen en hen bewust te maken van hun lichaam, de ruimte en de tijd. Ritmische oefeningen zijn zeer geschikt voor het tijdsbewustzijn.
Het helpt ook om te weten dat bewegen ook een positief effect heeft op het welbevinden van de kinderen en de ontwikkeling van de executieve functies.
Zoals al eerder werd genoemd, lees je bij de tips voor de kleuterleid(st)er oefeningen voor alle deelgebieden van bewegen. Daarnaast zijn er ook speciale tips voor het vak bewegingsopvoeding.
Dit brengt ons bij de derde bouwsteen, vrij spelen. Dit is een sterke stimulator van cognitieve aspecten en sociale vaardigheden, het regulieren van emoties en impulsen en het vergroten van de zelfstandigheid. Het is fundamenteel om een omgeving te scheppen waarin het kind spelenderwijs kan exploreren. Wanneer de natuurlijke drang die het jonge kind aanvoelt om vrij te spelen te snel afbouwen of overnemen, dan worden we genoodzaakt om het kind extern te motiveren.
‘Het volledige pallet van voordelen die het vrij spelen biedt, vinden we terug in de stimulatie van alle breingebieden. Want zowel de hersenverbindingen van en tussen de zintuiglijke, motorische, emotionele en cognitieve gebieden als het gebied verantwoordelijk voor de executieve functies worden gestimuleerd (Hannaford, 2005).’
Verschillende spelvormen worden besproken waarbij het risicospel opvalt, omdat kinderen hier door beweging uitgedaagd worden om hun eigen grenzen op te zoeken en te verleggen.
Thuis is het spelbeeld over het algemeen veranderd de afgelopen jaren. De beeldschermen en georganiseerde activiteiten, zoals sport en muziekles, de vrije tijd van jonge kinderen steeds meer in beslag en bieden minder kansen om vrij te spelen. Ook op school gaat er steeds meer tijd naar instructies. Instructies die voor een groot deel hun rendement missen omdat ze niet passen binnen de breingevoelige fase van de meeste kleuters. Er lijkt sprake van een cognitieve druk van de onderwijsregering op de kleuterklassen.
Uit recent uitgebreid onderzoek uit Tennesse (Durkin et al.,2022) blijken de nadelen van een academische benadering van 4- en 5- jarigen tegenover spelbenadering.
- Minimale cognitieve verbetering in groep 3;
- In groep 5 is dit voordeel verloren;
- Vanaf groep 6 gaat het niet alleen op academisch vlak minder goed, maar ook op het vlak van gedrag, socialisatie en emotionaliteit;
- De voordelen van de controlegroep (spelbenadering) zijn in groep 8 veel groter als in groep 5, testen op de cognitieve vaardigheden zijn veel beter van deze kinderen, kinderen van de testgroep (academische benadering) hebben 74% meer kans om een leerstoornis te ontwikkelen en 48% meer kans om gedragsproblemen te vertonen.
Hoewel we in Vlaanderen en Nederland nog niet die extreme cognitieve vaardigheidstraining van 5,5 uur per dag toepassen zoals in Amerika, kunnen we de toename van de cognitieve vaardigheidstraining die we de laatste decennia hebben opgevoerd niet ontkennen.
Er worden twee redenen genoemd Waarom we het vertrouwen verloren hebben in het eigen ontwikkelingsvermogen van jonge kinderen. Ergens zijn we beginnen te geloven dat instructies van volwassenen een krachtiger middel zijn dan het natuurlijke spel dat vanuit het kind zelf komt. Ook hebben we in onze haastige prestatiegerichte wereld het geduld verloren om het ontwikkelingstempo van het jonge kind te willen volgen.
En kleuter leert grotendeels accidenteel, eerder toevallig dus. Een omgeving scheppen waarin de kleuter veel mogelijkheden heeft om zelf iets op te pikken, is dus verstandiger dan de kleuter naar een lange instructie te laten luisteren.
Vele experts geven de volgende aspecten aan ten gevolge van te weinig vrij spelen:
- problemen met emotieregulatie
- toename in angst
- minder motivatie voor schoolwerk
- afname van cognitieve vaardigheden
- minder kansen tot leren uit exploratie
- afname van de fysieke en mentale gezondheid
- toename van de psychische problemen en stoornissen
- teveel aandacht vragen van volwassenen
- te weinig zelfredzaamheid
- minder inlevingsvermogen
- afname van creatief en probleemoplossend denken
- afname van sociale vaardigheden bij het samen spelen en werken
- minder kansen tot het kunnen loslaten van spanningen en negatieve stress
- minder aanpassingsvermogen
- minder welbevinden
Er worden twee pagina 's gewijd aan het beschrijven van een preventieve aanpak voor het pestgedrag. En het onderwerp eindigt weer met vier pagina’s vol zeer praktische voor de leerkracht in de groep en buiten en de leerkracht bewegingsonderwijs in de gymzaal en buiten!
Als vierde bouwsteen wordt het belang van ‘echt’ sociaal contact besproken. Door het veelvuldig sociaal contact van het kind is het in staat om te leren via imitatie of nabootsing, een taal te verwerven, andere sociale vaardigheden te leren en hoogstwaarschijnlijk empathie te voelen. Spiegelneuronen spelen hierbij een grote rol en hebben belang bij veel sociale ervaringskansen. Bepaald babymeubilair en allerlei schermen zijn al op jonge leeftijd een belemmering voor sociale interactie. Wederom eindigt dit onderdeel met handige tips voor de leraar.
In dit hoofdstuk wordt ook nog het belang van de natuur uitgelicht. De eerste drie bouwstenen, zintuiglijke ervaringen, beweging en vrij spelen kunnen in de natuur verder ontwikkelen. Daarbij heeft de natuur ook een positieve invloed op het gemoed. De natuur en veel bewegen hebben een heilzame werking, verminderen stress en krikken het vermogen tot leren op. Je krijgt ook weer tips om de natuur dichterbij kinderen te brengen.
Het valt op dat juist de executieve functies (EF) van belang zijn in groep 3, denk hierbij aan impulscontrole, werkgeheugen, flexibiliteit, emotieregulatie, plannen en organiseren, volgehouden aandacht en taakinitiatie. EF ontwikkelen zich juist goed tijdens vrij spelen, beweging en exploratie. Ook voor het stimuleren van de ontwikkeling van EF zijn weer vele tips voor de leraar en ook specifiek voor het bewegingsonderwijs aan het einde van dit hoofdstuk.
Hoofdstuk 3 Voorbereidend leren door de typische kleuteractiviteiten
Met typische kleuteractiviteiten, de laatste bouwsteen, bedoelt men: rijmen, zingen, voorlezen, bouwen, puzzelen, exploreren en fijne motoriek zoals het knippen, plakken en kleuren. Deze stimuleren de motorische, taal- en rekenontwikkeling. Met het invoeren van de basisschool zijn cognitieve elementen juist naar voren geschoven, terwijl steeds meer kinderen juist trager ontwikkelen. Er is in dit boek ook erkenning voor de uitzonderingen, kinderen die wel vroeg toe zijn aan het schoolse leren. Alleen de aandacht wordt juist gevestigd op de andere beweging die hierboven beschreven is.
De kindgerichte benadering heeft de voorkeur boven de leerkrachtgerichte aanpak, omdat deze meer ruimte geeft aan vrij spelen, bewegen, exploreren en andere typische kleuteractiviteiten. Het initiatief bij de kinderen laten is hierbij van groot belang!
De tips aan het einde van dit hoofdstuk zijn erg handig om nog eens langs de eigen praktijk te leggen en hiermee te reflecteren op wat je wil behouden en anders aan wil pakken.
Hoofdstuk 4 De synthese bij het werken aan de schoolrijpheid
Het ontwikkelen van zelfstandigheid en de executieve functies zijn heel belangrijk. Om hier preventief aan te werken, stelt men het volgende voor. Het jonge kind opvolgen in zijn neurologische en psychologische ontwikkeling. Hiervoor moet de natuurlijke omgeving van het kind in de kleuterperiode hersteld worden door veel beweging, zintuiglijke ervaring, vrij spelen en sociaal contact. Een kindgerichte benadering past beter om kleuters voor te bereiden op leren lezen, rekenen en schrijven.
Deel 2 Omgaan met leer- en gedragsproblemen
Ontwikkelend leren pleit voor het preventief voorkomen van leer- en gedragsproblemen, maar omdat de realiteit anders is bespreekt het boek ook de extra leerling ondersteuning die mogelijk is op scholen. Naast psychologen en pedagogen zou er ook meer expertise ingezet mogen worden voor neuromotorische problematiek, denk dan bijvoorbeeld aan psychomotorische kinesitherapeuten.
Hoofdstuk 1 De juiste strategie kiezen
De aanmoediging is om alvorens we pure cognitieve zorg geven er in de basis al samen met de interne begeleider zorgen voor extra ontwikkelingsstimulatie. Dit kan in de vorm van de volgende stappen:
1. herstellen van de natuurlijke omgeving en geven van extra tijd
2. de ontwikkeling volgen
3. samen werken met de ouders
4. remedieer verder het leerprobleem
5. verlaag de prestatiedruk
Er worden bij punt 3 ook tips voor ouders thuis gegeven die zeer bruikbaar zijn.
Hoofdstuk 2 De dunne lijn tussen een probleem en een stoornis
Er wordt in dit hoofdstuk niet gesteld dat stoornissen niet bestaan. Wel wordt aangegeven dat het denken vanuit een stoornis in de plaats komt van het richten op de fundamentele oorzaak van het probleem. De stoornis beschrijft wel het probleem, maar verklaart de symptomen niet. In het concept van ontwikkelend leren is het de bedoeling om als leerkracht zoveel mogelijk symptomen die verbonden zijn aan alle stoornissen preventief te voorkomen door een goede en uitgebalanceerde ontwikkelingsstimulatie.
Hoofdstuk 3 Een gedragsprobleem doorzien
Kinderen laten gedrag zien wat bij een overlevingsmodus van vechten, vluchten of verstarren past. Dit wordt getriggerd door stress of een onveilig gevoel. Mogelijke oorzaken worden genoemd voor thuis en op school.
Babyreflexen kunnen terugkeren. Door oefeningen kan het lichaam en brein terug in veiligheidmodus gebracht worden.
Soms spiegelen kinderen niet alleen het gedrag, maar ook de emoties van hun ouders. In deel 6 meer hierover.
Als angst om te falen langere tijd aanwezig is, zien we dat sommige kinderen gaan onderpresteren of aangeleerde hulpeloosheid laten zien, andere kinderen vertonen juist weer perfectionistisch gedrag.
Deel 3 Welke kinderen zijn klaar om te leren
Het ontwikkelingsniveau van het kind kan ons richtlijnen geven om voor een kleutergerichte ofwel een leerlinggerichte benadering te kiezen. Om hier een goed beeld van te krijgen, kiest men voor drie vormen van indicaties die hierna behandeld worden.
Hoofdstuk 1 Schoolrijpheidindicaties
Bij de algemene observatie wordt door de leraar bij het kind gekeken naar:
a) het denkproces
b) de waarneming
c) de concentratie
d) de lateralisatiefase
e) de fijne motoriek
f) de executieve of uitvoerende functies
Bij de motorische indicaties neemt de leraar bewegingsonderwijs tests af uit het boek Eerst bewegen dan leren van Goddard (2013) die geschikt zijn voor kinderen van vier tot zeven jaar. Evenwicht, gekruist bewegen, overkruisen van de middellijn en de fijne motoriek spelen hierbij een belangrijke rol.
De IB-er zou proeven van Ewalt Vervaet kunnen doen voor de psychologische indicaties. Hierbij is het van belang dat een kind omkeerbare relaties kan maken, het kan in beide richtingen denken.
Hoofdstuk 2 Kinderen hebben eigen leervoorkeuren
In onze schoolsystemen starten we het leren vaak vanuit instructies op basis van horen en zien. Dit terwijl uit onderzoek en de praktijk is gebleken dat sommige kinderen het liefst leren aan de hand van uitvoeren, bewegen, voelen en zelfs zingen van de taak of de leerstof. Aanbieden van zoveel mogelijk benaderingen biedt de meeste garantie dat de leerstof beklijft bij zoveel mogelijk leerlingen.
‘Kinderen die in ons onderwijssysteem uitblinken in het leren volgens de auditieve en visuele wijze worden intelligent genoemd. Zij tonen vaak een talige en logisch-wiskundige intelligentie (Peerlings, 2008).’
We zouden ons dus niet mogen afvragen ‘hoe intelligent een leerling is?’ maar wel ‘hoe is de leerling intelligent?’ Er is belang bij een harmonieuze ontwikkeling van het brein. Stress heeft vaak een belemmerende werking op de informatieverwerking. Dit is in beeld gebracht door Hannaford in 32 mogelijkheden in voorkeursprofielen. Uitgebreid onderzoek van haar wijst uit dat 80% van de vlotte leerders meestal de linker hersenhelft als dominantie heeft. En 70% van de kinderen uit het bijzonder onderwijs heeft meestal een rechterhelftdominantie en is visueel geblokkeerd.
Deel 4 De kracht van een schoolteam
Schoolteams en hun leerkrachten hebben veel baat aan een sterke en wetenschappelijk gefundeerde profilering of uitstraling naar de ouders toe.
Over één schooljaar gezien kunnen we onmogelijk de klaswerking zo gaan differentiëren dat we kunnen voldoen aan alle ontwikkelingssnelheden en -niveaus van kinderen. De noodzaak voor een gezamenlijke en andere benadering dringt zich meer en meer op. Elke leerkracht heeft dan een ruggensteun van de school om de ontwikkelingsproblemen van zijn of haar kleuters en leerlingen op een gezamenlijke wijze en over een langere periode aan te pakken.
Bij een geleidelijk transformatie naar ontwikkelend leren worden de volgende aanpassingen beschreven bij peuters en kleuters:
· bewust kiezen voor heel veel natuurlijke ontwikkelkansen
· bewust kiezen voor typische kleuteractiviteiten
· bewust kiezen voor het respect tonen aan de ontwikkelingssnelheid van elke kleuter
· bewust niet meer kiezen om ‘echte’ cognitieve vaardigheden aan te leren
Voor de cruciale overgang van kleuter naar schoolkind worden de volgende mogelijke organisatievormen beschreven:
· het ‘doorkleuteren’
· een vorm van een speelleerklas in groep 3
Deel 5 Extra valkuilen voor een optimale ontwikkeling
- Moderne babyartikelen bieden vaak te weinig bewegingsvrijheid.
- Daarnaast heeft steeds meer speelgoed geen creatieve waarde meer, de fantasie en verbeeldingskracht wordt te weinig geprikkeld en gestimuleerd.
- De invloed van beeldschermen is nog volop in onderzoek, maar inmiddels is al duidelijk dat kinderen veel sociale interactie, beweging, vrij spel, zintuigelijke ervaringen en buiten zijn mislopen.
- Schoolrapporten met een puntensysteem dragen bij aan prestatiedruk en stress.
- Te veel suiker in de voeding is een mogelijke factor van leerproblemen door stress en verzwakking.
- Slaapproblemen beïnvloeden schoolprestaties.
- Familiale trauma’s verdringen het leren en maken plaats voor overleven.
- De gebrekkige aandacht van ons huidige onderwijssysteem voor ontwikkelend leren.
Deel 6 Het contact met de ouders
Ouders zijn meer bezorgd door de prestatiegerichte kenniseconomie. Ook is er groeiende zorg over voldoende sociale ervaringen die dan gecompenseerd wordt door allerlei verplichte activiteiten. Hierdoor is er juist een groeiend gebrek aan de natuurlijke ervaringskansen die breeduit besproken zijn in dit boek. Als dan kinderen ook nog het gedrag van de ouders spiegelen, de zorg en stress internaliseren heeft dit een negatieve invloed op hun ontwikkeling.
Preventief informeren van ouders is van wezenlijk belang zodat ook zij begrijpen wat jonge kinderen daadwerkelijk nodig hebben om tot verdere ontwikkeling te komen. Wanneer er sprake is van leer- en gedragsproblemen is het van belang de cognitieve zorg van de school met eerst herhaling en verdere inoefening in te slaan. Bespreek dit ook met de ouders. Als er zichtbaar sprake is van stress verken dan met de ouders wat het kind stress kan geven en probeer dit op te lossen. Het aanbieden van een andere leervoorkeur kan ook helpend zijn. Wanneer na drie maanden geen verbetering zichtbaar is, ga dan zoeken naar onderliggende oorzaken, gebruik hiervoor de eerder voorgestelde aanpak uit hoofdstuk 1 van deel 3. Mocht een kind nog niet schoolrijp zijn dan is doorkleuteren en/of extra ontwikkelingsstimulatie aan te raden bij de ouders. Blijkt na 6 maanden nog geen verbetering dan kunnen ouders gewezen worden op deskundige hulp van psychomotorische therapeuten e.d.
In dialoog gaan met de ouders van het kind met leer- en gedragsproblemen en samen zoeken naar de oorzaken van de problemen vormt de basis om het kind gerichter te kunnen helpen.
Deel 7 Werken aan ontwikkelend leren
Het boek eindigt met 10 stappen voor schoolteams om te bouwen aan ontwikkelend leren.
1. bekijk jonge kinderen anders
2. gebruik de schoolrijpheidsindicaties
3. kies voor de extra ontwikkelingsstimulatie
4. geef zelfinitiatie meer kansen
5. haal de druk weg om te presteren
6. informeer ouders over de nieuwe schoolvisie
7. neem structurele beslissingen
8. ga op zoek naar leervoorkeuren
9. geef kansen aan alle talenten
10. houd alle kinderen fit
Recensie
Ik denk dat vele leraren het beschreven toenemen van de leer- en gedragsproblemen zullen herkennen en zich regelmatig ook machteloos zullen voelen om kinderen tegemoet te kunnen komen met een passende aanpak. Dit boek geeft handvatten om de ontwikkeling van jonge kinderen te begrijpen en vooral ook belemmeringen te herkennen die hier invloed op kunnen hebben. Een en ander wordt geduid vanuit de praktijk en onderzoek, de uitgebreide bronnenlijst achter in het boek getuigt hiervan.
Wie mij een beetje volgt, weet dat ik graag het belang van spel benadruk voor een brede ontwikkeling. Dit boek laat ook zien dat er negatieve consequenties kunnen zijn van gebrek aan spel op gedrag en leren.
Naast het belang van spel, valt ook het belang van bewegen op en de andere drie bouwstenen voor de ontwikkeling van het jonge kind. Het gaat dan om sociaal contact, zintuiglijke ervaringen en typische kleuteractiviteiten.
Wanneer je in je eigen praktijk deze bouwstenen wil versterken zijn de beschreven tips voor de leraar heel handig. Ook in het bijzonder de tips voor de leerkracht bewegingsopvoeding zijn mooi om mee te nemen in de lessen bewegingsonderwijs.
De aandacht voor een schoolbrede visie van het team en de dialoog met ouders kunnen een bijdrage leveren aan een duurzame aanpak. De aandacht voor het samenwerken met IB-ers en andere specialisten getuigt van gedegen zorg om het kind te zien en te helpen.
Een kleine kritische noot van mijn zijde is dat niet alle scholen en praktijken volledig de basis van de vijf bouwstenen missen. Bij het lezen van het boek kan het lijken alsof er alleen kritiek is op de huidige schoolaanpak terwijl de praktijk vaak ergens in het midden uitkomt. Toch is er hier en daar wel nuance wanneer beschreven wordt dat sommige kinderen wel profiteren van een cognitieve benadering. Daarnaast denk ik dat een korte activerende instructie heel passend is voor jonge kinderen, met name kinderen die thuis weinig prikkels krijgen. Om diezelfde reden zou ik minder werken vanuit rijke thema’s niet geheel afraden, juist omdat de kinderen thuis niet zoveel meer exploreren en zo een zeer kleine wereld tot zich nemen. Een midden tussen inbreng van de kinderen waar de leraar zorgvuldig bij aansluit en dan weer de beweging terug naar de kinderen enzovoort, lijkt mij meer passend, zolang er maar veel aandacht is voor spel en bewegen.
Guy Stevens geeft dit boek zelf uit en je kan het enkel bestellen via zijn e-mailadres: guystevens4356@gmail.com . Het boek kost € 22,50 en de verzendkosten zijn hier niet inbegrepen. www.ontwikkelend-leren.be
Eens in de zoveel tijd is er een boek waar ik echt weer van leer en wat mijn zicht verbreed. Daar hoort dit boek bij. Met name de aandacht voor bewegen, en dan niet bewegend leren, maar de motorische ontwikkeling, is echt interessant. En wanneer je er mee aan de slag wil, kan je zorgvuldig aan de slag met de tips en het stappenplan die beschreven staan in de verschillende hoofdstukken.
Bestellen
Het boek Help! Te veel kinderen vallen uit op school. is te bestellen via: