Wij voeden op tot niets - The end of education
Machiel Karels
Directeur Wij-leren.nl | onderwijsadviseur bij Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 12-12-2024,
van https://wij-leren.nl/wij-voeden-op-tot-niets.php
Samenvatting van 'Wij voeden op tot niets' - Neil Postman
"Wij voeden op tot niets" van Neil Postman is een rijke bron over de waarde en doelen van het onderwijs. Postman reflecteert hierin kritisch op de rol van scholen in de samenleving, en bespreekt hoe een gebrek aan duidelijke doelen voor onderwijs kan leiden tot een gemis aan zingeving bij leerlingen en docenten. Dit artikel is een uitgebreide samenvatting van het boek met onderaan een recensie.
Hoofdstuk 1: De noodzaak van goden
In het eerste hoofdstuk van Wij voeden op tot niets stelt Neil Postman dat scholen een dubbele uitdaging hebben: een technische en een metafysische. Het technische aspect draait om de methoden en middelen om jongeren te onderwijzen, terwijl het metafysische aspect gaat over de fundamentele vraag naar de zin en doelen van onderwijs. Postman benadrukt dat dit laatste vaak wordt verwaarloosd, waardoor scholen hun richting en betekenis verliezen.
Postman gebruikt het begrip "goden" metaforisch om de overtuigingen, idealen en narratieven aan te duiden die een cultuur structuur en betekenis geven. Voor onderwijs zijn deze "goden" cruciaal, omdat ze niet alleen de methoden maar vooral de doelen sturen. Hij wijst erop dat moderne scholen vaak worden beheerst door technisch-wetenschappelijke benaderingen, waarbij nadruk ligt op meetbare resultaten en efficiëntie, maar dat deze benaderingen leeg zijn zonder een onderliggende filosofie die zin verleent.
Volgens Postman hebben veel traditionele "goden" gefaald, zoals het geloof in eindeloze economische groei of nationalisme als hoogste doel. Toch blijft hij optimistisch dat nieuwe en zinvollere narratieven ontwikkeld kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn waarden zoals duurzaamheid, diversiteit en de zoektocht naar waarheid.
Het hoofdstuk roept scholen en samenlevingen op om hun "goden" zorgvuldig te kiezen, omdat zij bepalen wat jongeren leren en waarom. Zonder gedeelde overtuigingen dreigt onderwijs irrelevant te worden, een gevaar dat Postman als urgent beschouwt. Zijn boodschap is duidelijk: onderwijs moet meer zijn dan het overdragen van kennis; het moet jongeren inspireren tot het vinden van zin in hun leven.
Onderwijs zonder vormingsdoelen is als een kompas zonder noorden: zinloos en verdwaald.
Hoofdstuk 2: Enkele goden die falen
In hoofdstuk 2 van Wij voeden op tot niets onderzoekt Neil Postman enkele culturele narratieven (of "goden") die volgens hem hebben gefaald als fundament voor zinvol onderwijs. Hij betoogt dat deze narratieven ooit betekenis en richting boden, maar nu ontoereikend of schadelijk zijn geworden.
Postman begint met het ideaal van consumentisme, waarbij succes wordt gemeten aan materiële welvaart. Hoewel dit narratief de economie heeft aangedreven, heeft het volgens hem geleid tot oppervlakkigheid en een gevoel van leegte bij jongeren. Scholen die dit ideaal impliciet ondersteunen, reduceren onderwijs tot een middel om persoonlijke rijkdom te vergaren in plaats van karakter of maatschappelijke verantwoordelijkheid te ontwikkelen.
Het tweede falende narratief dat hij bespreekt, is technologische vooruitgang. Hoewel technologie veel voordelen heeft gebracht, stelt Postman dat de verheerlijking ervan in het onderwijs een gevaar vormt. Technologie wordt vaak gepresenteerd als een doel op zich, zonder kritische reflectie op de vraag of het altijd ten dienste staat van menselijk welzijn.
Postman bespreekt ook nationalisme als een narratief dat zijn doel voorbijschiet. Terwijl een mate van patriottisme gezond kan zijn, waarschuwt hij dat blinde loyaliteit of superioriteitsgevoelens destructief kunnen werken en jongeren verhinderen om kritisch en mondiaal te denken.
De kern van het hoofdstuk is dat scholen kritisch moeten nadenken over de impliciete "goden" die ze hun leerlingen voorhouden. Onderwijs moet jongeren helpen reflecteren op welke waarden echt zinvol zijn, in plaats van hen te indoctrineren met falende narratieven. Alleen zo kan onderwijs bijdragen aan persoonlijke en maatschappelijke groei.
Wanneer consumptie en technologie de nieuwe goden worden, verliest onderwijs zijn ziel.
Hoofdstuk 3: Enkele nieuwe goden die falen
In hoofdstuk 3 van Wij voeden op tot niets onderzoekt Neil Postman moderne narratieven (of "goden") die proberen traditionele waarden te vervangen, maar volgens hem tekortschieten als fundamenten voor zinvol onderwijs. Hoewel deze narratieven vaak worden gepresenteerd als progressief, faalt hun oppervlakkigheid of eenzijdigheid om diepgaande inspiratie of richting te bieden.
Een van deze nieuwe "goden" is technocratie, de overtuiging dat wetenschap en technologie alle maatschappelijke problemen kunnen oplossen. Postman waarschuwt dat dit narratief een illusie van neutraliteit creëert en morele en sociale verantwoordelijkheid negeert. Door technologie te verheffen tot het hoogste goed, verliezen scholen het vermogen om kritisch te reflecteren op wat echt waardevol is.
Postman bekritiseert ook het ideaal van individualisme, dat steeds meer de kern van moderne samenlevingen vormt. Hoewel persoonlijke vrijheid belangrijk is, stelt hij dat dit narratief vaak wordt verabsoluteerd, wat leidt tot egoïsme en een gebrek aan gemeenschapsgevoel. In het onderwijs kan dit ervoor zorgen dat jongeren hun persoonlijke belangen boven collectieve waarden stellen.
Daarnaast analyseert hij de focus op multiculturalisme. Hoewel het belangrijk is om diversiteit te vieren, waarschuwt Postman voor de valkuil van een fragmentarische aanpak die geen gedeeld fundament biedt. Hij pleit voor een benadering die verschillen erkent, maar ook zoekt naar universele waarden die ons verbinden.
De rode draad in dit hoofdstuk is dat onderwijs niet slechts de spiegel van de samenleving moet zijn. Het moet jongeren helpen om deze "nieuwe goden" kritisch te evalueren en waarden te ontwikkelen die bijdragen aan een zinvolle, evenwichtige wereld.
Niet elke moderne visie leidt naar vooruitgang; kritisch denken blijft de sleutel.
Hoofdstuk 4: Goden die van dienst kunnen zijn
In hoofdstuk 4 van Wij voeden op tot niets presenteert Neil Postman mogelijke narratieven ("goden") die volgens hem wel geschikt zijn om onderwijs richting en zin te geven. Hij pleit voor narratieven die de nadruk leggen op gedeelde waarden en de menselijke verantwoordelijkheid, en die leerlingen inspireren om kritisch, ethisch en maatschappelijk betrokken te handelen.
Een van de narratieven die Postman aanreikt, is Spaceship Earth. Dit narratief benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het welzijn van de planeet, vergelijkbaar met hoe bemanningsleden samenwerken om een ruimteschip operationeel te houden. Door dit narratief te omarmen, kunnen scholen leerlingen leren over duurzaamheid, samenwerking en de consequenties van menselijk handelen op de aarde.
Een ander narratief is The Fallen Angel, dat niet de perfectie van de mens benadrukt, maar juist de menselijke feilbaarheid. Dit perspectief moedigt leerlingen aan om kritisch te denken en fouten te erkennen als leermomenten. Het versterkt ook het belang van bescheidenheid en voortdurende reflectie.
Postman bespreekt daarnaast The American Experiment, dat de idealen van democratie en vrijheid benadrukt, maar tegelijkertijd oproept tot kritische analyse van hoe deze idealen worden nageleefd. Dit narratief kan leerlingen inspireren tot actieve participatie in een democratische samenleving.
Ten slotte noemt hij The Law of Diversity, dat de kracht van verschillen viert en de noodzaak onderstreept om vanuit diverse perspectieven samen te werken. Postman stelt dat onderwijs gebaseerd op deze narratieven jongeren niet alleen voorbereidt op het leven, maar ook inspireert tot een zinvolle bijdrage aan de wereld.
Inspirerende narratieven zoals duurzaamheid en diversiteit kunnen onderwijs transformeren.
Hoofdstuk 5: Het ruimteschip aarde
In hoofdstuk 5 van Wij voeden op tot niets introduceert Neil Postman "Het ruimteschip aarde" als een krachtig narratief voor onderwijs. Dit beeld, ontleend aan de ecologische metafoor van de aarde als een ruimteschip, benadrukt de onderlinge afhankelijkheid van alle mensen en de eindigheid van natuurlijke hulpbronnen. Het narratief roept op tot een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid voor het voortbestaan van onze planeet.
Postman stelt dat "Het ruimteschip aarde" scholen kan helpen om duurzaamheid en milieubewustzijn centraal te stellen in het curriculum. Dit narratief leert leerlingen dat menselijke acties directe gevolgen hebben voor het ecosysteem en dat samenwerking essentieel is voor het oplossen van wereldwijde problemen zoals klimaatverandering en uitputting van hulpbronnen.
Hij benadrukt dat onderwijs via dit narratief niet alleen wetenschappelijke kennis moet overbrengen, maar ook ethische en morele reflectie moet bevorderen. Jongeren moeten leren nadenken over de lange-termijnimpact van hun keuzes en de waarde van solidariteit en samenwerking. Het gaat er niet alleen om kennis over de aarde te delen, maar ook om leerlingen te inspireren verantwoordelijkheid te nemen voor de toekomst.
Volgens Postman biedt "Het ruimteschip aarde" een holistische kijk op onderwijs die zowel de wetenschap als de menselijkheid omvat. Dit narratief stimuleert een dieper bewustzijn van onze rol in de wereld en de noodzaak om actief bij te dragen aan het welzijn van de planeet en toekomstige generaties. Het is een oproep om onderwijs in dienst te stellen van een groter gemeenschappelijk doel.
We zijn allemaal bemanningsleden op Ruimteschip Aarde: samenwerken is de enige optie.
Hoofdstuk 6: De gevallen engel
In hoofdstuk 6 van Wij voeden op tot niets introduceert Neil Postman "De gevallen engel" als een narratief dat draait om de menselijke feilbaarheid en het belang van kritisch denken. Het idee is dat de mens, net als de gevallen engel, imperfect is en dat deze feilbaarheid een bron van leer- en groeimogelijkheden kan zijn. Dit narratief moedigt bescheidenheid, zelfreflectie en een open houding tegenover fouten aan.
Postman stelt dat het onderwijs vaak onrealistische verwachtingen schept door perfectie en foutloosheid na te streven. Hij pleit daarentegen voor een benadering die fouten niet als mislukking ziet, maar als essentiële stappen in het leerproces. Door leerlingen te leren kritisch te kijken naar hun eigen handelen en dat van anderen, ontwikkelen ze een beter begrip van complexe vraagstukken en leren ze verantwoordelijkheid nemen.
Het narratief van de gevallen engel legt ook de nadruk op de beperkingen van menselijke kennis en wetenschap. Postman waarschuwt voor het gevaar van absolute waarheden en benadrukt het belang van voortdurende verkenning en twijfel. In een tijdperk van snelle technologische vooruitgang en sociale veranderingen is dit kritisch bewustzijn volgens hem essentieel.
"De gevallen engel" biedt scholen een kader om leerlingen te helpen een realistisch beeld van zichzelf en de wereld te ontwikkelen. Het is een oproep om onderwijs niet alleen te richten op vaardigheden en kennis, maar ook op het cultiveren van een nederige, maar vastberaden houding om de wereld beter te begrijpen en te verbeteren.
Fouten zijn geen eindpunt, maar springplanken naar groei en wijsheid.
Hoofdstuk 7: Het Amerikaanse experiment
In hoofdstuk 7 van Wij voeden op tot niets beschrijft Neil Postman "Het Amerikaanse experiment" als een krachtig narratief dat scholen kunnen gebruiken om leerlingen te inspireren tot maatschappelijke betrokkenheid en democratisch burgerschap. Dit narratief benadrukt de idealen van vrijheid, gelijkheid en zelfbestuur die ten grondslag liggen aan de Amerikaanse democratie, maar moedigt ook een kritische reflectie aan op hoe deze idealen worden nagestreefd.
Postman stelt dat onderwijs jongeren niet alleen moet informeren over de geschiedenis en waarden van democratie, maar hen ook moet voorbereiden om actief deel te nemen aan het proces. Hij waarschuwt echter voor blind patriottisme en pleit voor een evenwichtige benadering: trots op democratische prestaties, gecombineerd met een bereidheid om tekortkomingen te erkennen en aan te pakken.
Het narratief van "Het Amerikaanse experiment" benadrukt dat democratie geen statisch gegeven is, maar een voortdurend proces van proberen, leren en verbeteren. Dit sluit aan bij Postmans bredere visie dat onderwijs niet alleen draait om kennisoverdracht, maar ook om het ontwikkelen van vaardigheden zoals kritisch denken, samenwerking en morele verantwoordelijkheid.
Daarnaast moedigt dit narratief scholen aan om de diversiteit van ervaringen en perspectieven in de samenleving te erkennen en te waarderen. Het leert leerlingen dat inclusiviteit en dialoog essentieel zijn voor het succes van een democratische samenleving.
"Het Amerikaanse experiment" biedt volgens Postman een inspirerende basis voor onderwijs, omdat het leerlingen uitnodigt om de toekomst actief mede vorm te geven, gebaseerd op gedeelde waarden en kritisch engagement.
Democratie is geen bestemming, maar een voortdurende reis van leren en verbeteren.
Hoofdstuk 8: De wet van verscheidenheid
In hoofdstuk 8 van Wij voeden op tot niets benadrukt Neil Postman "De wet van verscheidenheid" als een essentieel narratief voor onderwijs. Dit narratief viert de rijkdom die voortkomt uit culturele, sociale en individuele verschillen en onderstreept dat diversiteit een bron van creativiteit, innovatie en vooruitgang is. Postman betoogt dat onderwijs moet bijdragen aan het begrip en de acceptatie van diversiteit, niet alleen als een feit van het leven, maar als een fundamentele waarde.
Postman wijst erop dat het negeren of minimaliseren van verschillen vaak leidt tot conflict en sociale ongelijkheid. In plaats daarvan zouden scholen moeten functioneren als microkosmossen van een diverse samenleving, waar leerlingen leren hoe ze met uiteenlopende perspectieven kunnen omgaan en hoe ze de waarde van die perspectieven kunnen erkennen. Dit bevordert empathie, kritisch denken en samenwerking.
Een kernpunt van het narratief is dat diversiteit niet alleen een sociaal of ethisch principe is, maar ook een praktische noodzaak. In een geglobaliseerde wereld, waar culturen en economieën steeds meer verweven zijn, is het vermogen om te navigeren in diverse omgevingen cruciaal. Postman pleit ervoor dat scholen leerlingen toerusten met de vaardigheden en attitudes die nodig zijn om succesvol te opereren in een diverse samenleving.
"De wet van verscheidenheid" biedt volgens Postman een krachtig tegenwicht aan narratieven die uniformiteit en conformiteit promoten. Het leert jongeren dat verschil niet alleen iets is om te tolereren, maar iets om te omarmen en te waarderen, waardoor zowel individuen als samenlevingen floreren.
In diversiteit ligt de kracht om te leren, te innoveren en samen te bloeien.
Hoofdstuk 9: De woordwevers / de wereldmakers
In het afsluitende hoofdstuk van Wij voeden op tot niets richt Neil Postman zich op taal als de kern van wat ons mens maakt en de sleutel tot de vorming van onze wereld. Onder het narratief "De woordwevers / de wereldmakers" legt hij uit hoe taal niet alleen een middel tot communicatie is, maar ook een krachtig instrument waarmee we onze realiteit construeren, begrijpen en transformeren.
Postman stelt dat onderwijs een cruciale rol speelt in het ontwikkelen van taalvaardigheden bij jongeren, omdat taal ons vermogen om te denken, dromen en creëren bepaalt. Hij benadrukt dat scholen leerlingen niet alleen moeten leren hoe taal technisch werkt, maar vooral hoe ze taal kunnen gebruiken om ideeën te formuleren, relaties te bouwen en bij te dragen aan een zinvolle wereld.
Taal is volgens Postman ook onlosmakelijk verbonden met ethiek en verantwoordelijkheid. Door taal creëren we narratieven die gedrag en keuzes sturen. Het is daarom essentieel dat onderwijs leerlingen leert kritisch te reflecteren op de taal die ze gebruiken en de verhalen die ze creëren of consumeren. Dit voorkomt dat ze slachtoffer worden van manipulatie en stelt hen in staat actief bij te dragen aan een rechtvaardige samenleving.
"De woordwevers / de wereldmakers" onderstreept dat taal niet alleen onze wereld beschrijft, maar deze ook vormgeeft. Onderwijs dat dit narratief omarmt, helpt jongeren niet alleen hun eigen stem te vinden, maar ook de macht van taal te benutten om een betere toekomst te bouwen.
Met taal creëren we niet alleen verhalen, maar ook de wereld waarin we leven.
Recensie van 'Wij voeden op tot niets'
In deze recensie breng ik 'Wij voeden op tot niets' van Niels Postman in verband met 'Wereldgericht onderwijs' van Gert Biesta.
Neil Postmans Wij voeden op tot niets is een diepgaand en provocerend werk dat elke onderwijsprofessional aanzet tot reflectie op de fundamentele doelen van onderwijs. Postmans kritische analyse biedt een waardevolle aanvulling op het denken over de pedagogische en existentiële dimensies van onderwijs, zoals ook Gert Biesta die schetst in Wereldgericht onderwijs. Beide auteurs zetten aan tot een herijking van het "waarom" achter onderwijs en roepen op tot het overstijgen van technische en instrumentele benaderingen.
Postmans pleidooi voor betekenisvolle "goden" of narratieven die onderwijs richting geven, sluit naadloos aan bij Biesta's concept van onderwijs als vormend waagstuk. Waar Postman stelt dat onderwijs zonder transcendente doelen leeg en technisch wordt, waarschuwt Biesta voor de reductie van onderwijs tot een productiemiddel dat voorspelbare leeropbrengsten nastreeft. Beiden benadrukken de noodzaak van een pedagogische dimensie: leerlingen leren omgaan met de onzekerheid van het leven en een positie innemen in de wereld. Postman biedt met narratieven zoals "Ruimteschip aarde" en "De gevallen engel" een praktisch kader om deze vorming te faciliteren, terwijl Biesta ons aanspoort om ruimte te laten voor het onvoorspelbare en unieke in elke ontmoeting tussen leraar en leerling.
Wat Postman bijzonder maakt, is zijn kritische blik op technologie en consumentisme als misleidende drijfveren in onderwijs. Dit resoneert met mijn ervaring in onderwijsvernieuwing, waarin ik vaak zie dat innovatie te veel gedreven wordt door technologische of organisatorische middelen in plaats van een helder pedagogisch kompas. Tegelijkertijd mist Postman soms de diepgaande filosofische reflecties die Biesta biedt, bijvoorbeeld over het begrip subject-wording—de leerling die zichzelf wordt in relatie tot de ander en de wereld.
De kracht van Postman ligt in zijn scherpe taal en toegankelijke metaforen, zoals "De woordwevers / de wereldmakers", waarin hij taal als kerninstrument van menselijke creativiteit positioneert. Als onderwijskundige herken ik hierin de oproep om leerlingen niet alleen te leren communiceren, maar ook kritisch te reflecteren op de verhalen die zij creëren en doorgeven. Dit sluit aan bij Biesta’s oproep om leerlingen niet slechts culturele kennis over te dragen, maar hen ook te begeleiden in het vormgeven van een authentieke relatie tot de wereld.
Kortom, Wij voeden op tot niets is een inspirerend boek dat een urgente boodschap brengt: onderwijs moet leerlingen voorbereiden op het leven, niet slechts op een carrière. Voor iedereen die betrokken is bij onderwijsvernieuwing, biedt het een waardevolle combinatie van kritiek, inspiratie en concrete handvatten. In combinatie met Biesta’s diepere filosofische inzichten vormt het een krachtige bron voor een toekomstgericht en betekenisvol onderwijs.
Neutraal onderwijs is een illusie - Luc Stevens
Bestellen
Het boek Wij voeden op tot niets is te bestellen via: