Werkwoordspelling: maak je leerlingen niet gek!
Tijl Rood
Directeur bij Basisschool de Verwondering
Geraadpleegd op 16-11-2025,
van https://wij-leren.nl/werkwoordspelling-maak-je-leerlingen-niet-gek.php
Laatst bewerkt op 27 oktober 2025

Inleiding: een onverwacht succes
Jurre en Pepijn uit groep 4 leerden in negen weken foutloos werkwoorden spellen; zonder instructie, door elke werkdag een oefening te maken van hooguit een kwartier. Vergelijk dat eens met de twee schooljaren die veel leraren uittrekken om kinderen in groep 7 en 8, in sommige gevallen tevergeefs, werkwoorden te leren spellen. Waarna de leraar Nederlands in de onderbouw van harte wordt uitgenodigd om het nogmaals te proberen. Dat kan beter.
Het boek waar dit artikel over gaat, is te bestellen via Bol.com: Werkwoorden spellen in 9 weken.
Waarom werkwoordspelling onnodig complex lijkt
Werkwoordspelling is ingewikkeld, maar bij lange na niet zo ingewikkeld als veel spellingmethoden het maken. Door het overbodig complex te maken, moeten leraren in de bovenbouw van de basisschool en de onderbouw van het VO flink aan de bak. 'Hoe zat het ook weer met het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord?'
Homofonie en de rol van grammatica
Dat de didactiek het onnodig ingewikkeld maakt, is wel begrijpelijk. 'Verbrede' en 'verbreedde' zijn beide correct gespeld. 'Verandert' en 'veranderd' ook. Om deze homofonie het hoofd te bieden, moet de speller een karrenvracht aan grammaticale kennis hebben; Robert Chamalaun en Mirjam Ernestus bevelen aan om daar al in groep 4 mee te beginnen. Het werkgeheugen kan het anders niet aan op het moment dat er werkwoorden vervoegd gaan worden, ergens in groep 6 of 7.
Is die aanname terecht?
Maar is de aanname wel correct? Feitelijk is 'verbrede' helemaal niet moeilijk te spellen, niet moeilijker dan 'brede'. Bij 'verbreedde' moet de speller een regel toepassen, maar om dat goed te doen hoeft hij of zij alleen maar te weten dat net hier een persoonsvorm betreft en dat deze persoonsvorm in de verleden tijd staat; dat het hier bovendien om een enkelvoud gaat.
Niet 'werkwoorden', maar 'persoonsvormen'
De gebruikelijke aanpak mist dus het punt dat het niet om de spelling van werkwoorden gaat, maar om de spelling van persoonsvormen. Alle andere werkwoorden worden goed gespeld als de gewone spellingsregels worden toegepast. De d of t bij een voltooid deelwoord is niet wezenlijk anders dan de d of t aan het eind van zelfstandig of bijvoeglijk naamwoorden. Langer maken, presto.
Het gaat niet om de spelling van werkwoorden, maar om de spelling van persoonsvormen.
Persoonsvormen vervoegen via een algoritme
Kan de leerling onderscheid maken tussen persoonsvormen en andere werkwoorden, dan kan het echte werk beginnen. Eerst moet de leerling weten dat je persoonsvormen vervoegt volgens een algoritme; op verschillende 'plekken' in het algoritme voer je een vaste stap uit. Veel didactiek gaat aan deze stap voorbij. Kinderen hebben al veel spelling aangeleerd gekregen die van een vaste regel uitgaan, of van een indeling in categorieën. Spelling baseren op het doorlopen van een algoritme is dus een nieuwe manier. Persoonsvormen spellen gaat mis als je de aanpak volgt die bij andere woorden werkt, namelijk op basis van geautomatiseerde woordbeelden. Het is wel beleefd om voor je dingen gaat aanleren, de lerende mee te nemen in wat hem of haar te wachten staat.
Flowchart of posities?
Het algoritme kun je op twee manieren representeren. Vaak wordt gekozen voor een flowchart vorm. Kinderen lopen een weinig overzichtelijk pad af, waarbij ook allerlei irrelevante afslagen worden meegenomen. Daarvan in je hoofd een werkbare representatie maken is onbegonnen werk. Kansrijker is het om de speller zich twee vragen te laten stellen: (1) waar ben ik en (2) welke regel pas ik daar toe. De posities als antwoord op de vraag 'waar ben ik' zijn:
- tegenwoordige tijd enkelvoud, ik / jij?;
- tegenwoordige tijd enkelvoud hij / zij / het / jij!;
- tegenwoordige tijd meervoud;
- verleden tijd enkelvoud bij d-woorden;
- verleden tijd enkelvoud bij t-woorden;
- verleden tijd meervoud bij d-woorden;
- verleden tijd meervoud bij t woorden.
Dit zijn dus zeven posities.
(Het vraagteken achter jij staat voor zinnen waar het onderwerp na de persoonsvorm komt, het uitroepteken voor zinnen waar het er gewoon voor komt.)
Beperk tot regelmatig vervoegde persoonsvormen
Het loont om het algoritme tot de kern te vereenvoudigen: het gaat alleen om regelmatig vervoegde persoonsvormen, alle andere werkwoordsvormen spellen we volgens de 'gewone' spellingsregels. Zo overbelasten we het werkgeheugen niet. Bekend fenomeen is namelijk dat leerlingen gaan hypercorrigeren: ze schrijven bijvoorbeeld hij werdt. Terwijl het woord 'werd' de gewone spellingsregels volgt, het is immers niet een regelmatig vervoegde persoonsvorm. Of ze schrijven het voltooid deelwoord 'beantwoord' met een t erachter, terwijl voltooid deelwoorden geen persoonsvorm is en de regel 'plint, mand, ik hoor een t, ik maak het woord langer' hier van toepassing is.
Onbedoelde fouten door didactiek
Kortom, door de onnodig ingewikkelde didactiek nodigen we leerlingen uit om spelfouten te maken die ze voordien niet maakten.
Integraal en kort aanleren
Je kunt je ook afvragen waarom het nodig is om het algoritme verspreid over twee schooljaren (soms nog langer!) aan te bieden. Veel logischer is het om algoritme in korte tijd integraal aan te leren. Langdurig oefenen in de tegenwoordige tijd, en pas daarna de verleden tijd aanbieden is verre van ideaal. Bij spellen in de echte praktijk komen persoonsvormen in tegenwoordige tijd en verleden tijd immers door elkaar voor. Door de spreiding in de tijd is de denkstap uit de tegenwoordige tijd alweer vervaagd tegen de tijd dat leerlingen met de verleden tijd gaan oefenen.
Correct spellen van persoonsvormen gaat met één algoritme, dat als één geheel en dus in korte tijd moet worden aangeleerd.
Breder didactisch patroon
(Deze denkfout komt ook in andere didactieken veel voor. Sterker nog, het lijkt de basis onder vrijwel alle methoden in Nederland. In Montessorischolen oefenen derdegroepers met getallen als 667.423. Maar bij alle papieren methoden gaan we heel voorzichtig tot 100 aan het einde van groep 4. Dit heeft meestal meer nadelen dan voordelen, je bent later namelijk problemen aan het oplossen die je eerst zelf hebt gecreëerd.)
Uitsmeren versus intensief aanleren
Het is dus waarschijnlijk een reflex van uitgevers die ten grondslag ligt aan het lang uitsmeren in plaats van intensief en integraal aanleren van operaties die als ingewikkeld worden gezien. Bij werkwoordspelling is dat contraproductief. Correct spellen van persoonsvormen gaat met één algoritme, dat als één geheel en dus in korte tijd moet worden aangeleerd.
Stapsgewijs oefenen en spaced repetition
Idealiter gaat dat met stapsgewijze inoefening; de denkstappen worden per week geoefend en niet eerst allemaal tegelijk aangeboden. Als de denkstap routine is, kan de volgende worden toegevoegd. Daarbij is 'spaced repetition' wenselijk: liever vaak kort, dan in één keer langdurig achtereen oefenen.
Voorwaarden voor succes
In korte tijd is niet hetzelfde als: in één keer. Het is van belang dat leerlingen pas door mogen met de volgende denkstap, als de vorige er goed in zitten. Het algoritme is als gezegd één geheel. Een voorwaarde om het goed toe te kunnen passen, is bijvoorbeeld dat spellers de persoonsvorm(en) in een zin kunnen herkennen. Kunnen ze dat niet, dan heeft het geen zin om door te gaan met vervolgstappen. Het algoritme heeft immers alleen betrekking op regelmatig vervoegde persoonsvormen.
Eerst 'droog' oefenen, dan toepassen
Het is verstandig om het algoritme aan te leren, voor we met werkwoorden gaan oefenen. Vrijwel alle didactische aanpakken gaan meteen met echte werkwoorden aan de gang. Slimmer is het om de vijf denkstappen die leiden tot zeven mogelijke vervoegingen (land, landt, landen, landde, landden, sprintte, sprintten) eerst 'droog' aan te leren voor ze in praktijk gebracht worden.
Feedback werkt pas na memorisatie
Waarom? Omdat dan woordbeelden niet in de weg kunnen zitten. Feitelijk berust de didactiek nu op leerlingen uitnodigen om fouten te maken, en die van feedback te voorzien. Spellers die het algoritme niet gememoriseerd hebben, kunnen weinig met die feedback. Nu is 'landden' weer met twee d's, net nog met één? Hoezo? Verleden tijd? Ja, en?
Beperk de grammaticale basis
Ten slotte is het niet nodig en zelfs niet verstandig om een heel brede grammaticale basis aan te bieden. Om werkwoorden goed te spellen is slechts een beperkt begrippenkader nodig: het verschil kennen tussen enkelvoud en meervoud, de tegenwoordige en verleden tijd kunnen onderscheiden, en de persoonsvorm kunnen aanwijzen is voldoende. Wat de vttt is, is voor werkwoordspelling helemaal niet relevant.
In het Levende Talen Tijdschrift 2023-3 rapporteren Robert Chamalaun en Mirjam Ernestus dat het helpt als spellers weten wat een voltooid deelwoord is en wat de tegenwoordige tijd enkelvoud; daar schuilt door homofonie namelijk een grote kans op fouten (veranderd - verandert). Hoewel keurig empirisch aangetoond, betekent dat niet dat het kunnen herkennen van een voltooid deelwoord überhaupt nodig is. De simpele vraag of een werkwoord een persoonsvorm is of niet, volstaat. 'Veranderd' is nooit een persoonsvorm, daarom volstaat het toepassen van de gewone spellingsregel 'langer maken'. De grammaticale basis zo eenvoudig mogelijk houden is nodig om het werkgeheugen minimaal te belasten.
Hoe verhoudt dit zich tot Chamalaun & Ernestus?
Is het onderzoek van Chamalaun en Ernestus dan onzin? Nee, het is logisch dat kinderen die de grammaticale basis beheersen beter homofonie-problemen aankunnen dan kinderen die die basis niet hebben. Maar is het algoritme in zijn kern aangeleerd, dan vervalt de noodzaak voor de grammaticale basis. De vraag is dus, waarom zou je moeilijk doen als het ook makkelijk kan.
Wat het oplevert in de praktijk
Pas je deze didactische principes toe, dan is het mogelijk om vierdegroepers in negen weken correct werkwoorden te leren spellen, zonder instructie of zelfs maar feedback van een leraar. Nog maar even benadrukken: geen les, negen weken, vierdegroepers. Jurre en Pepijn maakten elke schooldag een oefening van maximaal een kwartiertje, en maakten ter afsluiting een dictee vol 'instinkers' nagenoeg foutloos. Ligt zo'n basis er eenmaal, dan is feedback op gemaakte fouten in opdrachten stellend schrijven of een verhalenschrift voldoende om voor retentie te zorgen.
Achtergrond bij het werkboek
Jurre en Pepijn werkten een werkboek door dat ik uit frustratie schreef. Frustratie over de talloze wekelijkse lessen die maar niet tot resultaat leidden in groep 7 en 8. Ik stak mijn licht op bij Kennisrotonde en uitgeverijen en zette mijn frustratie om in een werkend alternatief.
Conclusie
Mijn pleidooi is eenvoudig: werkwoordspelling, maak het jezelf niet te moeilijk en maak de leerlingen niet gek.
Maak het jezelf niet te moeilijk en maak de leerlingen niet gek.
Publicatie-informatie
Het boek is te bestellen via Bol.com: Werkwoorden Spellen - Zelf leren in negen weken.
Bronnen
- Chamalaun, R. & Bosman, A. (2020). Waarom je beter in groep 4 kunt starten met werkwoordspelling. Tijdschrift Taal, 11(17)
- Robert Chamalaun & Mirjam Ernestus, De rol van grammatica bij werkwoordspelling. In: Levende Talen Tijdschrift Jaargang 24, nummer 3, 2023.

