Wereldgericht onderwijs - een visie voor vandaag
Machiel Karels
Directeur Wij-leren.nl | onderwijsadviseur bij Wij-leren.nl
Geraadpleegd op 12-12-2024,
van https://wij-leren.nl/wereldgericht-onderwijs-gert-biesta.php
Wereldgericht Onderwijs van Gert Biesta biedt een vernieuwende kijk op de essentie van onderwijs. Het boek benadrukt dat onderwijs meer is dan kennisoverdracht; het gaat om het ontwikkelen van autonomie, verantwoordelijkheid en verbinding met de wereld. Biesta roept leraren op om leerlingen niet alleen voor te bereiden op de maatschappij, maar hen ook te ondersteunen in hun persoonlijke groei en zelfontdekking.
Een inspirerend boek voor iedereen die onderwijs wil zien als een proces van betekenisvolle ontmoeting en 'in de wereld komen'. Dit is een uitgebreide samenvatting met onderaan een recensie.
Hoofdstuk 1: Wat zullen we met de kinderen doen?
In hoofdstuk 1 van Wereldgericht Onderwijs gaat Gert Biesta in op de fundamentele vraag: “Wat hebben we te doen met de kinderen?” Hij stelt dat onderwijs veel meer moet zijn dan een gestroomlijnde leermachine die zich uitsluitend richt op voorspelbare, meetbare resultaten. Biesta verzet zich tegen wat hij de “taal van het leren” noemt, waarin onderwijs wordt gereduceerd tot processen van kennisoverdracht en vaardigheidstraining, zonder ruimte voor de vraag naar de diepere betekenis van onderwijs en opvoeding.
Vrijheid in verbondenheid
Biesta benadrukt de subjectiviteit van de leerling. Kinderen zijn niet enkel objecten die in een systeem van onderwijs moeten passen; zij zijn ook subjecten met een eigen verantwoordelijkheid en vrijheid. Deze vrijheid ziet hij echter niet als grenzeloos; het is een vrijheid die functioneert binnen de grenzen van onze democratische en ecologische realiteit. Voor Biesta moet onderwijs gericht zijn op de wereld, in de zin dat het zich richt op hoe wij ons als mensen verhouden tot de wereld en ons bestaan daarin. Het doel van onderwijs is daarom om kinderen te helpen hun “subjectheid” te realiseren – hun vermogen om zelfstandig te handelen en te oordelen, en daarmee verantwoordelijkheid te nemen in de samenleving.
De ethiek van onderwijs: omgaan met macht en autoriteit
Een cruciaal onderdeel van Biesta’s visie is de ethische kant van onderwijs. Onderwijzen en opvoeden betekenen onvermijdelijk dat we ingrijpen in het leven van kinderen. Hij stelt dat dit ingrijpen aanvankelijk vanuit een machtspositie gebeurt, maar dat het de taak van de opvoeder is om die macht om te zetten in relationele autoriteit. Dit houdt in dat kinderen geleidelijk leren zelf te bepalen welke waarden en waarheden gezag over hen hebben. Dit is geen garantie; het blijft een onzeker proces waarin de leraar zichzelf kwetsbaar opstelt, in de hoop dat dit het juiste effect zal hebben op de leerling.
De verantwoordelijkheid voor het kwaad
Biesta raakt aan een belangrijk thema in de moderne pedagogiek: de verantwoordelijkheid voor het kwaad. Geïnspireerd door de ideeën van Theodor Adorno na de Tweede Wereldoorlog, stelt hij dat opvoeding kinderen moet leren omgaan met de mogelijkheid van het kwaad. Hiermee bedoelt hij dat het onderwijs kinderen moet voorbereiden om vanuit vrijheid en verantwoordelijkheid te handelen, waarbij ze zich bewust zijn van de interne en externe invloeden op hun keuzes en gedragingen. Dit betekent dat leerlingen niet enkel leren om zich naar bestaande normen te voegen, maar ook om kritisch te kunnen reflecteren op deze normen en waar nodig verzet te bieden.
Onderwijs hier en nu
Aan het einde van het eerste hoofdstuk benadrukt Biesta dat onderwijs altijd in het hier en nu plaatsvindt. Hij wijst erop dat onderwijs niet uitsluitend gericht moet zijn op een hypothetische toekomst en op aanpassing aan toekomstige maatschappelijke en technologische veranderingen. In plaats daarvan moeten opvoeders zich bewust zijn van het onmiddellijke effect dat ze hebben op het leven van kinderen en jongeren. Biesta roept leraren op om elke ontmoeting met een leerling serieus te nemen en in het moment te handelen vanuit een intentie om het goede te doen. Dit vraagt een voortdurende reflectie en verantwoordelijkheid van de opvoeder, die het onderwijs als een ‘prachtig waagstuk’ beschouwt.
In hoofdstuk 1 legt Biesta de basis voor een onderwijsvisie die de focus verlegt van louter leren en presteren naar een pedagogiek die de existentiële groei van de leerling centraal stelt. Het gaat hem niet om perfectie of controle, maar om het bieden van ruimte waarin leerlingen zichzelf kunnen ontdekken en hun weg in de wereld kunnen vinden.
Onderwijs moet ons altijd opnieuw de vraag stellen: waartoe onderwijzen wij, en wat willen we dat de leerling leert in relatie tot de wereld?
Hoofdstuk 2 - Wat voor samenleving heeft de school nodig?
In hoofdstuk 2 van Wereldgericht Onderwijs van Gert Biesta verkent de auteur de vraag welke rol de school moet spelen in relatie tot de maatschappij. Biesta stelt kritische vragen bij de hedendaagse focus op onderwijskwaliteit, die in zijn ogen vaak te veel gericht is op efficiëntie en effectiviteit zonder oog voor de diepere betekenis en doelen van onderwijs. Hij benadrukt dat proceswaarden zoals meetbaarheid en standaardisatie slechts oppervlakkige vormen van kwaliteit zijn. Wat volgens Biesta écht zou moeten tellen, is de vraag waartoe wij onderwijzen en wat we in de samenleving willen bereiken met ons onderwijs.
Onderwijs en de maatschappij
Biesta bespreekt de maatschappelijke druk die de school ervaart om bij te dragen aan een competitieve en prestatiegerichte samenleving. Hij bekritiseert deze benadering omdat deze vaak leidt tot een eenzijdige nadruk op kwalificatie: het ontwikkelen van competenties die later in de arbeidsmarkt benut kunnen worden. Biesta wijst erop dat deze focus kan resulteren in een ongezonde prestatiedruk en kan leiden tot vervreemding van de leerling. Volgens Biesta zouden scholen weerstand moeten bieden aan deze prestatiedrang, zodat ze meer ruimte kunnen creëren voor de eigenheid en subjectiviteit van de leerling.
Drie domeinen van onderwijs
Biesta introduceert drie doeldomeinen van onderwijs: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie. Kwalificatie richt zich op het aanleren van kennis en vaardigheden, socialisatie op de integratie in culturele en sociale normen, en subjectificatie op de ontwikkeling van de leerling als autonoom individu. Biesta legt uit dat hoewel kwalificatie en socialisatie vaak centraal staan in het onderwijs, subjectificatie even cruciaal is. Subjectificatie biedt leerlingen de mogelijkheid om hun eigen positie in de wereld te ontdekken, hun autonomie te ontwikkelen en kritische keuzes te maken. Het helpt hen niet alleen te participeren in de maatschappij, maar ook om deze waar nodig te bevragen en zelfs te veranderen.
Het belang van ontmoetingen
Biesta benadrukt dat onderwijs ruimte moet bieden voor ontmoetingen die niet alleen gericht zijn op prestaties, maar ook op betekenisvolle interacties tussen leerlingen met diverse achtergronden. Door deze ontmoetingen kunnen leerlingen ervaringen opdoen die niet uitsluitend gericht zijn op leeropbrengsten, maar die bijdragen aan een bredere culturele en sociale oriëntatie. Biesta waarschuwt dat de school geen marktgerichte instelling zou moeten zijn die zich richt op economische waarden. In plaats daarvan zou het onderwijs een rol moeten spelen in het bevorderen van een humane samenleving waarin de waarde van deze ontmoetingen centraal staat.
De dubbele geschiedenis van de school
In dit hoofdstuk bespreekt Biesta ook de historische ontwikkeling van de school als instituut. Hij wijst op de ‘dubbele geschiedenis’ van de moderne school, die enerzijds altijd een plek van kennisoverdracht is geweest, maar anderzijds een sociale ruimte die mensen voorbereidt op hun rol in de samenleving. Hij benadrukt dat de school in essentie een plek zou moeten zijn die zich onderscheidt van andere sociale instellingen juist doordat het een relatief vrije ruimte biedt voor ontwikkeling. De school is een plek waar jongeren, los van de directe druk van de maatschappij, zich kunnen verhouden tot zichzelf, de wereld en anderen. Dit betekent dat scholen niet uitsluitend gericht moeten zijn op het reproduceren van bestaande sociale structuren, maar ook ruimte moeten bieden voor persoonlijke groei en reflectie.
In dit hoofdstuk daagt Biesta zijn lezers uit om onderwijs opnieuw te zien als een ruimte voor subjectieve en maatschappelijke ontwikkeling, waarin leerlingen niet alleen kennis en vaardigheden opdoen, maar ook hun eigen plaats in de wereld verkennen. Daarmee biedt Biesta een dieper perspectief op de functie van onderwijs en daagt hij uit tot een herwaardering van onderwijskwaliteit, die zich niet enkel laat meten in cijfers en meetbare uitkomsten, maar in het vermogen van de school om betekenisvolle subjectieve en sociale ervaringen te faciliteren.
De ware kwaliteit van onderwijs ligt niet in meetbare resultaten, maar in de ruimte om de leerling te laten ontdekken wie hij wil zijn in de wereld.
Hoofdstuk 3 – De Parks-Eichmann-paradox en de twee paradigma's van het onderwijs
In hoofdstuk 3 van Wereldgericht Onderwijs behandelt Gert Biesta de centrale rol van vrijheid en autoriteit in de relatie tussen leraar en leerling. Biesta beschrijft hoe onderwijs niet alleen kennisoverdracht inhoudt, maar ook een complex proces is waarin leerlingen worden begeleid naar zelfstandigheid en morele verantwoordelijkheid. Hij stelt dat dit proces vraagt om een zorgvuldige balans tussen vrijheid en autoriteit: de leraar moet de leerling de ruimte geven om eigen keuzes te maken, maar tegelijkertijd ook een moreel en pedagogisch kompas bieden.
Vrijheid als voorwaarde voor subjectificatie
Biesta legt uit dat subjectificatie – het proces waarin de leerling zich ontwikkelt tot een zelfstandig en kritisch individu – alleen kan plaatsvinden wanneer de leerling een zekere mate van vrijheid ervaart. Vrijheid wordt hier niet opgevat als onbegrensde autonomie, maar als de ruimte voor leerlingen om hun eigen vragen en ontdekkingen te volgen. Onderwijs moet volgens Biesta daarom niet te veel gericht zijn op het behalen van strikt meetbare resultaten. In plaats daarvan zou het onderwijs juist ruimte moeten bieden voor persoonlijke ontwikkeling en de unieke manier waarop elke leerling de wereld ervaart.
De rol van autoriteit in onderwijs
Tegelijkertijd is volgens Biesta autoriteit essentieel in het onderwijs. Hij maakt een belangrijk onderscheid tussen autoriteit en macht: waar macht vaak dwingend en beperkend is, is autoriteit relationeel en gebaseerd op wederzijds respect. De leraar moet autoriteit inzetten om richting en structuur te bieden zonder de leerling te domineren. Biesta benadrukt dat een leraar autoriteit niet kan opleggen, maar dat deze moet worden verdiend door een authentieke relatie met de leerling op te bouwen. Dit vraagt van de leraar een open houding en het vermogen om te luisteren naar de leerling, zodat autoriteit ontstaat als een gedeelde, wederzijdse erkenning.
Ontmoeting als pedagogisch principe
In dit hoofdstuk bespreekt Biesta ook het belang van ontmoeting als een pedagogisch principe. Hij ziet onderwijs als een voortdurende dialoog tussen leraar en leerling, waarin beide partijen van elkaar leren en elkaar erkennen in hun eigenheid. Deze ontmoetingen bieden de leerling niet alleen kennis, maar ook ervaringen die bijdragen aan hun persoonlijke groei en wereldbeeld. Biesta stelt dat het de taak van de leraar is om situaties te creëren waarin deze ontmoetingen kunnen plaatsvinden. Door middel van deze ontmoetingen krijgt de leerling de kans om zichzelf te ontdekken in relatie tot anderen en de wereld.
Onderwijs als waagstuk
Biesta beschouwt het onderwijzen van vrijheid en verantwoordelijkheid als een "waagstuk." Dit houdt in dat er in onderwijs altijd een risico is dat leerlingen hun eigen, soms onverwachte, keuzes maken. Biesta pleit ervoor dat leraren dit risico omarmen in plaats van te proberen alles te beheersen. Hij benadrukt dat het creëren van een ruimte voor vrijheid in het onderwijs onvoorspelbare en soms uitdagende resultaten kan opleveren, maar dat dit juist essentieel is voor een oprechte vorming van de leerling als subject. Voor Biesta is onderwijs dan ook geen gesloten proces, maar een avontuur waarin zowel de leerling als de leraar betrokken zijn en waar uitkomsten niet volledig te controleren zijn.
Conclusie: vrijheid en verantwoordelijkheid
In de afsluiting van hoofdstuk 3 herhaalt Biesta dat onderwijs ruimte moet bieden voor vrijheid, maar dat deze vrijheid gepaard gaat met verantwoordelijkheid. Hij ziet onderwijs als een proces waarin de leraar niet alleen kennis en vaardigheden aanbiedt, maar ook fungeert als gids die leerlingen helpt om hun eigen verantwoordelijkheid in de wereld op te nemen. Het evenwicht tussen vrijheid en autoriteit is cruciaal: onderwijs moet de leerling uitnodigen om als vrij subject te handelen, maar ook verantwoordelijkheid te dragen voor de keuzes die daarbij komen kijken.
Onderwijs is een ontmoeting tussen vrijheid en autoriteit, waarin we leerlingen ondersteunen om als vrije, verantwoordelijke individuen te handelen.
Hoofdstuk 4 - Subjectificatie nader beschouwd
In hoofdstuk 4 van Wereldgericht Onderwijs onderzoekt Gert Biesta het concept van subjectificatie, oftewel de vorming van de leerling als autonoom individu. Biesta ziet subjectificatie als een cruciaal doel van onderwijs, naast kwalificatie en socialisatie. Terwijl kwalificatie draait om het verwerven van kennis en vaardigheden en socialisatie om het leren van normen en waarden, gaat subjectificatie over het ontwikkelen van een persoonlijke, onafhankelijke positie in de wereld. Onderwijs moet volgens Biesta ruimte bieden voor deze vorming door leerlingen te ondersteunen in hun eigen “ik” en eigen oordelen.
De betekenis van subjectificatie
Subjectificatie gaat volgens Biesta niet over het vormen van een vaste identiteit, maar over het stimuleren van leerlingen om als vrije, zelfstandige subjecten in de wereld te staan. Dit betekent dat leerlingen leren handelen vanuit hun eigen perspectief en waarden, zonder zich uitsluitend te laten leiden door externe verwachtingen of sociale normen. Onderwijs speelt hierin een belangrijke rol doordat het momenten creëert waarin leerlingen hun eigen keuzes en hun eigen verantwoordelijkheid kunnen ervaren. Biesta noemt dit het oproepen van een verlangen bij leerlingen om als zelfstandig subject te bestaan.
Het ‘oproepen’ van vrijheid
Biesta benoemt de paradoxale rol van onderwijs in het “oproepen” van vrijheid. Hij verwijst hierbij naar de filosofie van Kant, die stelt dat vrijheid niet direct kan worden onderwezen, maar wel door situaties kan worden opgeroepen. Dit vraagt van leraren dat zij leerlingen ondersteunen in hun eigen proces van autonomie, zonder hun vrijheid volledig te sturen. Leraren moeten daarbij accepteren dat subjectificatie geen vast einddoel heeft en dat leerlingen dit proces op hun eigen manier en in hun eigen tempo doorlopen. In deze zin blijft onderwijs altijd een risico: er zijn geen garanties dat leerlingen de aangeboden vrijheid omarmen of benutten zoals de leraar dat zou hopen.
Onderwijs als onderbreking
In zijn visie op subjectificatie introduceert Biesta het idee dat onderwijs een “onderbreking” moet zijn van het alledaagse. Hij ziet onderwijs als een mogelijkheid om leerlingen bloot te stellen aan situaties die hen uitdagen om hun vaste patronen en overtuigingen te herzien. Dit concept van onderbreking betekent dat onderwijs niet alleen gericht moet zijn op het reproduceren van kennis, maar ook op het verstoren van vanzelfsprekendheden. Door zulke onderbrekingen leren leerlingen omgaan met onzekerheid en worden ze aangespoord om een eigen positie in te nemen ten opzichte van de wereld.
Vrijheid en verantwoordelijkheid
Biesta benadrukt ook de onlosmakelijke verbinding tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. Hij stelt dat onderwijs niet alleen moet bijdragen aan de vrijheid van leerlingen, maar hen ook moet voorbereiden op de verantwoordelijkheid die bij vrijheid komt kijken. Hierbij haalt Biesta de filosofie van Levinas aan, die stelt dat echte subjectiviteit altijd een morele dimensie bevat. Voor Biesta betekent dit dat subjectificatie geen louter persoonlijke vrijheid betreft, maar een vrijheid die gebonden is aan de verantwoordelijkheid voor anderen en voor de wereld.
Conclusie: de leraar als gids
In de afsluiting van het hoofdstuk roept Biesta leraren op om leerlingen niet enkel kennis en vaardigheden bij te brengen, maar hen ook te begeleiden bij hun persoonlijke ontwikkeling als subject. Dit vraagt van de leraar om een subtiele balans te vinden tussen sturen en loslaten, waarbij de leerling ruimte krijgt om zijn eigen weg te vinden. Het onderwijzen van subjectificatie vereist daarom dat leraren hun leerlingen ondersteunen in het ontdekken van hun eigen vrijheid en verantwoordelijkheid, zonder hun keuzes volledig voor te schrijven.
Subjectificatie in onderwijs betekent leerlingen uitnodigen om zichzelf te ontdekken en verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen keuzes.
Hoofdstuk 5 - Ver-leren, gegevenheid en de gaven van het lesgeven
In hoofdstuk 5 van Wereldgericht Onderwijs richt Gert Biesta zich op het idee van onderwijs als een interactie met wat ons wordt "gegeven". Hij pleit voor een onderwijsbenadering die verder kijkt dan enkel het streven naar controleerbare en meetbare leerresultaten. Biesta stelt dat onderwijs juist zou moeten uitnodigen tot een open houding ten opzichte van de wereld, waarin leerlingen leren om te reageren op wat hen wordt aangereikt zonder het direct te willen beheersen of controleren.
De ‘geschenken’ van onderwijs
Biesta introduceert het concept van drie “geschenken” van onderwijs die de leerling helpen in zijn of haar ontwikkeling als subject: ontmoeting met de wereld, waarheidsontwikkeling en zelfontdekking. Elk van deze geschenken draagt bij aan een rijkere onderwijservaring die niet alleen kennisoverdracht omvat, maar ook de ontwikkeling van een persoonlijke relatie met de wereld.
Ontmoeting met de wereld
Het eerste geschenk dat onderwijs volgens Biesta biedt, is de mogelijkheid voor leerlingen om de wereld op een diepgaande manier te ontmoeten. Hierbij is het van belang dat leerlingen zich realiseren dat de wereld een eigen realiteit en waarde heeft, los van hun wensen of ambities. In onderwijs dat gericht is op ontmoeting, leren leerlingen de “anderheid” van de wereld erkennen en waarderen. Dit betekent dat ze inzien dat de wereld niet slechts een middel is om eigen doelen te bereiken, maar een eigen betekenis heeft die waardevol is om te verkennen en te respecteren.
Waarheidsontwikkeling
Het tweede geschenk is waarheidsontwikkeling. Hierin benadrukt Biesta dat het onderwijs niet alleen gaat om het overdragen van kennis, maar ook om het creëren van situaties waarin leerlingen zelf betekenis kunnen geven aan deze kennis. Waarheid wordt niet alleen gezien als een verzameling feiten, maar als iets dat ervaren en beleefd moet worden. Dit proces stelt leerlingen in staat om niet alleen de wereld te begrijpen, maar ook hun eigen rol en perspectief daarin te ontwikkelen. Waarheidsontwikkeling gaat volgens Biesta om het aangaan van een betekenisvolle relatie met kennis die verder gaat dan puur cognitief begrip.
Zelfontdekking en vrijheid
Het derde geschenk is de mogelijkheid tot zelfontdekking. Biesta beschrijft dit als een moment waarop leerlingen hun eigen vrijheid en verantwoordelijkheid kunnen ervaren. Dit besef van vrijheid is essentieel voor subjectificatie, het proces waarbij de leerling zichzelf leert kennen als een autonoom individu met eigen overtuigingen en waarden. Door de ruimte die onderwijs biedt om keuzes te maken en fouten te durven maken, ontdekken leerlingen hun eigen stem en hun vermogen om als subject in de wereld te staan. Zelfontdekking is daarmee een ervaring van autonomie die leerlingen voorbereidt op een betekenisvolle deelname aan de samenleving.
Afsluiting: onderwijs als open proces
Biesta sluit het hoofdstuk af met de visie dat onderwijs zich niet moet beperken tot het realiseren van vastomlijnde leerdoelen. In plaats daarvan zou het een open proces moeten zijn dat leerlingen uitnodigt om hun eigen relatie tot de wereld te ontwikkelen. Hij pleit voor een onderwijs dat ruimte biedt voor ervaringen van vrijheid, verantwoordelijkheid en ontmoeting, waarin niet alles direct gemeten of gecontroleerd kan worden. Zo biedt onderwijs de mogelijkheid tot een meer menselijke, betrokken manier van leren en leven.
Onderwijs biedt geschenken die niet te controleren zijn – ontmoetingen met de wereld, het ontdekken van waarheid, en het vinden van het zelf.
Hoofdstuk 6 - Het belang van de vorm: over de wijze van het onderwijzen
In hoofdstuk 6 van Wereldgericht Onderwijs bespreekt Gert Biesta de kernactiviteit van onderwijs, namelijk het ‘wijzen’ op de wereld. Dit proces van wijzen vat Biesta op als een pedagogisch gebaar waarin de leraar niet alleen kennis of feiten overdraagt, maar de leerling wijst op aspecten van de wereld die de moeite waard zijn om te onderzoeken, te begrijpen of zelfs te bevragen. Hij baseert zich hierbij op het werk van Klaus Prange, die het wijzen beschouwt als een fundamentele handeling in de pedagogiek, een middel om de aandacht van de leerling te verplaatsen naar iets betekenisvols.
De kunst van het wijzen
Biesta vergelijkt het wijzen in het onderwijs met Plato’s opvatting dat kennis niet zomaar in een ‘blinde ziel’ kan worden geplaatst, maar dat het onderwijs moet functioneren als een begeleiding die het oog in de juiste richting laat kijken. De kunst van het onderwijzen is volgens Biesta het veranderen van de blik van de leerling, zodat deze nieuwe aspecten van de wereld kan ontdekken die aanvankelijk buiten zijn of haar bewustzijn lagen. Dit betekent dat de leraar niet alleen informatie biedt, maar de leerling uitnodigt om het nieuwe actief te verkennen.
De lagen van pedagogisch wijzen
In het wijzen liggen meerdere lagen besloten: het wat, waartoe en wat ermee te doen. Ten eerste is er de vraag waarop de leraar de leerling wijst. Dit is niet willekeurig, maar zorgvuldig gekozen om de leerling in aanraking te brengen met waardevolle aspecten van de wereld. Vervolgens is er het waartoe: de onderliggende reden waarom dit aspect belangrijk is en wat het potentieel kan betekenen voor de leerling. Tot slot is er de vraag wat de leerling ermee kan doen; Biesta benadrukt hierbij dat onderwijs niet per se leidt tot direct meetbare leeruitkomsten, maar juist openstaat voor verschillende interpretaties en ervaringen van de leerling.
Openheid en vrijheid in onderwijs
Een belangrijk kenmerk van het wijzen is dat het een open en niet-dwingende handeling is. Het wijst niet de richting waarin de leerling zich moet ontwikkelen, maar biedt een opening naar de wereld. Dit wijzende gebaar biedt de leerling de vrijheid om zijn of haar eigen perspectief te vormen en de wereld op een unieke manier te interpreteren. Biesta ziet deze vrijheid als essentieel voor het proces van subjectificatie, waarin de leerling als zelfstandig subject en met een eigen blik op de wereld leert functioneren.
De ontmoeting met het onbekende
Tot slot stelt Biesta dat onderwijs niet louter bestaat uit eenzijdige kennisoverdracht, maar vooral uit de ontmoeting met het onbekende. Door de leerling te wijzen op onbekende of onverwachte aspecten van de wereld, biedt onderwijs de mogelijkheid tot groei en reflectie, waarbij de leerling zichzelf en de eigen plek in de wereld opnieuw kan definiëren. Het wijzende gebaar van de leraar creëert ruimte voor betekenisvolle ervaringen die verder gaan dan pure kennis en vaardigheden.
Hoofdstuk 6 benadrukt daarmee de waarde van een open en relationele onderwijsvorm, waarin de leraar niet enkel een autoriteit is die kennis oplegt, maar een gids die de leerling ondersteunt in het aangaan van eigen, betekenisvolle relaties met de wereld.
Wijzen op de wereld is de kern van onderwijs; het gaat erom de leerling uit te nodigen om te zien, te vragen, en zich te verbinden met wat betekenisvol is.
Hoofdstuk 7 - Wereldgericht onderwijs
In hoofdstuk 7 van Wereldgericht Onderwijs brengt Gert Biesta zijn visie op onderwijs naar een nieuw niveau door dieper in te gaan op de relatie tussen leerling, curriculum en de wereld. Hij argumenteert dat wereldgericht onderwijs niet gevangen kan worden in een simpele keuze tussen leerlinggericht of leerstofgericht onderwijs. Biesta benadrukt dat de kern van onderwijs ligt in het existentiële karakter ervan: het gaat om vragen over het bestaan in, en in relatie tot, de wereld.
De rol van existentiële vragen
Biesta stelt dat de school een unieke plek moet zijn waar leerlingen existentiële vragen kunnen verkennen en zichzelf leren positioneren in de fysieke en sociale wereld. Hierbij legt hij uit dat subjectificatie – het proces waarbij de leerling zichzelf ontdekt als vrij, verantwoordelijk individu – samenvalt met het richten van de leerling op iets in de wereld. Door leerlingen te laten reflecteren op hun positie in de wereld, helpt onderwijs hen een “ik” te ontwikkelen dat in contact staat met de realiteit en dat openstaat voor de grenzen en mogelijkheden die de wereld biedt.
Leren en het ‘gegevene’
Een belangrijk concept in dit hoofdstuk is de tweedeling tussen de beweging naar de wereld toe en het ontvangen van de wereld. Leren en begrijpen worden gezien als actieve processen waarbij de leerling zich naar de wereld uitstrekt. Tegelijkertijd ziet Biesta onderwijs als iets waarbij de leerling ook moet worden “onderwezen” door de wereld – dat wil zeggen, open moet staan voor wat de wereld hen geeft, buiten hun eigen intenties en ambities om. Dit ‘ontvangen van de wereld’ draagt bij aan de subjectificatie van de leerling doordat het hen confronteert met een werkelijkheid die onafhankelijk is van hun wensen.
Grenzen aan betekenisgeving
Biesta verzet zich tegen het idee dat alles in de wereld door mensen betekenis gegeven kan worden. Hij citeert filosoof Wolff-Michael Roth om uit te leggen dat de wereld zelf een “realiteit” heeft die ons grenzen oplegt. Dit idee stelt ons in staat de wereld te erkennen in zijn eigen recht en stelt dat niet alles begrepen of geconstrueerd kan worden door de mens. Deze “integriteit van de wereld” is essentieel in wereldgericht onderwijs, omdat het leerlingen leert dat niet alles in de wereld onder hun controle staat en dat er zaken zijn die hen simpelweg worden gegeven.
Passiviteit en kwetsbaarheid
Biesta bespreekt het idee dat passiviteit en kwetsbaarheid noodzakelijk zijn voor het leren, omdat de wereld ons alleen kan “onderwijzen” wanneer we bereid zijn geraakt te worden door wat buiten ons ligt. Hij sluit het hoofdstuk af met de oproep om onderwijs te zien als een ruimte waar leerlingen niet alleen kennis kunnen construeren, maar ook geraakt kunnen worden door wat hen wordt aangeboden. Dit vraagt van leerlingen een ontvankelijke houding die Biesta “passability” noemt: het vermogen om geraakt te worden zonder directe controle of constructie.
Hoofdstuk 7 concludeert dat wereldgericht onderwijs een diepere verbinding met de werkelijkheid vereist. Het vraagt dat leerlingen niet alleen kennis verwerven, maar ook leren omgaan met een wereld die hen uitdaagt en grenzen stelt.
Onderwijs is niet alleen het construeren van kennis, maar ook het leren ons te laten raken door de wereld zoals die is, met al haar grenzen en eigenheid.
Recensie
Wereldgericht Onderwijs van Gert Biesta biedt een diepzinnige en kritische kijk op de rol van onderwijs in onze samenleving, waarbij hij de vraag stelt waar het onderwijs écht voor dient. Het boek leest als een oproep tot een fundamentele herbezinning op wat we als leraren doen en waarom. Vanuit mijn eigen ervaring in het onderwijs en de voortdurende zoektocht naar manieren om onderwijs betekenisvol te maken, resoneert Biesta’s boodschap sterk.
Wat ik bijzonder waardeer, is Biesta’s evenwichtige balans tussen de inmiddels bekende drieslag kwalificatie, socialisatie en subjectificatie. Zijn nadruk op subjectificatie – het ondersteunen van leerlingen in hun ontwikkeling als autonoom individu – spreekt me aan omdat het aansluit bij mijn ervaring dat leerlingen pas echt betrokken raken als ze iets van zichzelf kunnen inbrengen. Biesta stelt dat onderwijs niet alleen een kwestie van kennisoverdracht is, maar een manier om leerlingen hun eigen plek in de wereld te laten ontdekken. Dit is een opvatting die ik vaak tegenkom binnen ontwikkelingsgericht onderwijs, waarbij leerlingen niet alleen leren om te functioneren binnen een systeem, maar ook uitgedaagd worden om zichzelf te ontwikkelen en verantwoordelijkheid te nemen.
Biesta’s pleidooi voor “ontmoeting” als kern van onderwijs vind ik bovendien verfrissend. Hij stelt dat leraren niet alleen kennis doorgeven, maar dat zij een ruimte creëren waarin leerlingen geconfronteerd worden met de anderheid van de wereld. Dit idee sluit nauw aan bij mijn praktijkervaringen in het speciaal onderwijs, waar het begeleiden van leerlingen vraagt om een subtiel evenwicht tussen vrijheid en structuur. Biesta ziet deze ontmoetingen als een kans voor leerlingen om niet alleen kennis, maar ook empathie en zelfkennis op te bouwen.
Een ander sterk punt van het boek is Biesta’s kritische houding ten opzichte van de “afrekencultuur” en het leren gericht op meetbare resultaten. Vanuit mijn praktijk zie ik hoe snel scholen kunnen verzanden in een focus op toetsen en cijfers. Biesta daagt ons uit om voorbij deze oppervlakkige doelen te kijken en ons af te vragen wat het onderwijs eigenlijk voor de leerling betekent en hoe we hen helpen zich tot de wereld te verhouden.
Toch vraagt Biesta’s filosofische benadering om enige verdieping en geduld van de lezer. Zijn theorieën zijn niet altijd even concreet, wat het lastig kan maken om ze direct te vertalen naar de klaspraktijk. Maar juist hierin ligt ook de kracht van zijn werk: het biedt geen kant-en-klare oplossingen, maar stimuleert leraren om na te denken en kritisch te reflecteren op hun eigen onderwijspraktijk.
Al met al is Wereldgericht Onderwijs een inspirerend boek dat onderwijsprofessionals uitdaagt om opnieuw te kijken naar de essentie van hun vak. Het boek herinnert ons eraan dat onderwijs geen eindproduct is, maar een open, kwetsbare en betekenisvolle dialoog met de wereld.
Bestellen
Het boek Wereldgericht onderwijs is te bestellen via: