Een separatie-angststoornis, ook wel scheidingsangst genoemd, is een psychische aandoening waarbij een kind extreme angst ervaart bij (tijdelijke) scheiding van een ouder of verzorger. Hoewel een zekere mate van scheidingsangst normaal is bij jonge kinderen, wordt het een stoornis wanneer de angst buitensporig en aanhoudend is en het dagelijks functioneren belemmert.
Kinderen met een separatie-angststoornis maken zich overmatig zorgen over wat er met hen of hun ouders kan gebeuren als ze gescheiden worden. Ze kunnen bang zijn dat een ouder iets overkomt, bijvoorbeeld een ongeluk, of dat ze elkaar nooit meer terugzien. Dit leidt vaak tot vermijdingsgedrag, zoals niet naar school willen, niet willen logeren of continu in de nabijheid van ouders willen blijven.
De symptomen kunnen zowel emotioneel als fysiek zijn. Kinderen kunnen huilbuien krijgen, driftig reageren of lichamelijke klachten ervaren zoals buikpijn, misselijkheid of hoofdpijn, vooral op momenten van scheiding, zoals bij het wegbrengen naar school. Ook moeite met alleen slapen komt vaak voor.
Behandeling richt zich op het geleidelijk wennen aan scheiding, bijvoorbeeld door middel van exposuretherapie, waarbij het kind stapsgewijs leert om zonder angst korte periodes zonder de ouder door te brengen. Cognitieve gedragstherapie (CGT) kan helpen om irrationele angsten te herkennen en te doorbreken. Ouders en leerkrachten spelen een belangrijke rol in het bieden van steun en voorspelbaarheid, zonder de angst onbedoeld te versterken door overmatige geruststelling of vermijding.
Laatst geactualiseerd op 31 januari 2025